De gangbare, DSM-gestuurde interpretatie van depressieve stoornis doet de ervaring van mensen die aan deze stoornis lijden geen recht. Er ontbreken drie wezenlijke aspecten aan de DSM-definitie: een verstoorde wereldbetrekking, een verstoorde lijfelijkheid en een verstoorde temporaliteit. De fenomenologische uitleg van depressie die in mijn proefschrift centraal staat, laat deze psychische stoornis niet naar voren treden als extreme somberheid, maar als existentieel isolement. De ‘stemmingsstoornis’ (mood disorder) is zo beschouwd een afstemmingsstoornis: een verstoring van een proces of gebeuren van synchronisatie op een heel elementair, lijfelijk-affectief niveau. Dat het fenomeen depressie momenteel zo wijdverbreid is – de zogeheten depressie-epidemie – kan in verband worden gebracht met de wijze waarop het individu door de laatmoderne ‘neoliberale’ cultuur tot subject wordt gevormd. De hedendaagse subjectpositie is ‘isolistisch’ van aard. Dit staat op gespannen voet met de menselijke grondbehoefte aan elementaire afstemming. Anders gezegd: de laatmoderne subjectificatie van het individu is depressogeen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bert-van-den-bergh-95476526/
DOCUMENT
De psychische stoornis depressie geldt wereldwijd als centraal probleem voor de volksgezondheid. De vraag echter wat depressie precies is, kent nogal uiteenlopende antwoorden. Bovendien ligt het dominante kader waarbinnen men geacht wordt psychische stoornissen te benaderen en te behandelen vanuit verschillende zijden onder vuur. In dit artikel wordt in plaats van een biomedisch en individualiserend perspectief een cultuurfilosofisch licht op het fenomeen geworpen. Wat zegt de zogeheten depressie-epidemie over de aard van onze hedendaagse cultuur en de plaats van het individu daarbinnen? Op welke wijze wordt het individu door deze cultuur beïnvloed of gevormd? Is deze ‘vorming’ wellicht depressogeen, maakt zij ons in zekere zin ontvankelijker voor datgene wat wij ‘depressieve stoornis’ noemen? Dat laatste is inderdaad het geval, zo luidt hier de gedachte. Depressie is in de grond niet zozeer extreme somberheid of geremdheid, maar existentieel isolement. En de hyperindividualistische en ultradynamische aard van onze laatmoderne, ultraliberale cultuur werkt zulk isolement in de hand.
DOCUMENT
Voor het begeleiden van studenten met psychische beperkingen bestaat geen standaardprocedé. Iedere student is uniek en brengt zijn eigen mogelijkheden en belemmeringen met zich mee. Dit geldt zeker voor jongeren met een bipolaire stoornis. In dit artikel formuleert HBO-docent Helmut Boeijen, mede op basis van zijn eigen ervaringen met een bipolaire student, handvatten voor hun begeleiding.
DOCUMENT
Angst- en depressieve stoornissen zijn veel voorkomende aandoeningen, die goed behandeld kunnen worden, maar vaak weer terugkomen na verloop van tijd. Van de mensen die herstellen van een angst- of depressieve stoornis krijgt 57% een terugval binnen 4 jaar. Patiënten die behandeld zijn in de GGZ geven aan behoefte te hebben aan meer aandacht voor terugvalpreventie, zeker in de huisartsenpraktijk. HBO-professionals die werkzaam zijn in de GGZ, met name de praktijkondersteuner huisarts GGZ (POH-GGZ), kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. HBO-professionals geven echter aan dat het hen ontbreekt aan kennis en ondersteuning op dit gebied. Hoewel er interventies zijn die effectief kunnen worden ingezet in het kader van terugvalpreventie, is er geen omvattend terugvalpreventieprogramma beschikbaar dat voldoet aan de wensen van patiënten én dat uitgevoerd kan worden door HBO-professionals. Binnen het voorliggende project wordt voor HBO-professionals een scholings- en interventieprogramma ontwikkeld voor terugvalpreventie bij angst- en depressieve stoornissen. Dit programma sluit aan bij de competenties van de HBO-professionals en de voorkeuren van patiënten. Het programma wordt geïmplementeerd in de huisartspraktijk omdat hier bij voorkeur terugvalpreventie wordt geboden en omdat met name de POH-GGZ behoefte heeft aan deskundigheidsbevordering. Het terugvalpreventieprogramma bestaat uit monitoring en zelfmanagement met behulp van een website en een mobiele applicatie. Het project wordt geëvalueerd waarbij we onderzoeken of 1) de scholing bij de HBO-professionals leidt tot een toename in kennis en ervaren competenties; 2) welke barrières en faciliterende factoren waarneembaar zijn bij de implementatie van het programma en 3) of patiënten effectief gebruik maken van het programma bij toename van klachten. Er wordt ingezet op een brede disseminatie van de scholing en het terugvalpreventieprogramma binnen hogescholen en in de huisartspraktijk. Het voorliggende project wordt breed gedragen door het veld en er is een uitgebreid consortium samengesteld van samenwerkende partijen.