Publicatie van Kennisnet over leermateriaal dat een leraar voor zichzelf moet kunnen maken. Deze module kan door lerarenopleidingen gebruikt worden bij de implementatie van de Kennisbasis ICT. Interessant zijn de beschrijvingen van praktijkvoorbeelden uit po, vo en mbo en de matrix waarin diverse niveaus van digitale leermiddelen worden onderscheiden (bijlage 3). Leraren en educatieve auteurs die hun achterstand op dit terrein willen inhalen kunnen de module gebruiken voor zelfstudie.
DOCUMENT
We maken op grote schaal steeds meer gebruik van digitale middelen en mogelijkheden in het onderwijs; de leeromgeving is digitaal, we toetsen digitaal, we communiceren digitaal en we ontwikkelen steeds meer digitale lesmaterialen. Kortom: onderwijs digitaliseert. Met de toename van digitale lesmaterialen, is er een groeiende beweging om deze materialen voor iedereen toegankelijk te maken; dus niet alleen voor de eigen studenten of binnen de eigen instelling. Deze vrije toegang tot kennisproducten c.q. leermaterialen is versterkt door de Open Access beweging. De Open Access beweging stimuleer het vrij aanbieden van publicaties voor onderzoek en tevens het vrij aanbieden van o.a. leermaterialen voor het onderwijs. De Open Access beweging is al enkele decennia oud. We zien echter dat de “open-gedachte” nog geen gemeengoed is. Dit geldt zeker voor het onderwijs waarbij het gaat om het delen en hergebruiken van open leermaterialen. Open Leermaterialen, of Open Educational Resources (OER), zijn onderwijs-, leer- en onderzoeksmaterialen die digitaal of analoog vrij beschikbaar en herbruikbaar zijn voor iedereen. Om te weten of het materiaal vrij beschikbaar en herbruikbaar is, staat er een open licentie op. Deze licentie geeft aan hoe iemand de leermaterialen mag (her)gebruiken, wijzigen en (opnieuw) delen. Aan welke type (open) leermaterialen kun je denken? Dat zijn materialen zoals: tekst, beeld, audio, games, simulaties, presentaties, 3Dmodellen, websites, data, e.a..
DOCUMENT
June 2015 the Dutch Ministry of Education, Culture and Science formulated an ambitious program for open and online education in the Netherlands in its Strategic Agenda “HO2025, de waarde(n) van weten” (“Higher Education 2025, the value(s) of knowledge”). According to Minister Mrs. Jet Bussemaker: “I aim to ensure that all Dutch higher education institutions have made their teaching materials available in open format by 2025 (Open Access to Higher Education), propelling the Netherlands to a leading global position.”(…) “As apart of this process, we must also ensure that the various Dutch higher education institutions recognise each other’s MOOCs and Open Educational Resources” (Ministry of Education, Culture and Science, 2015, p. 30) To realize these ambitions, a taskforce within the Ministry investigated which measurements where needed for this. This resulted in a program “Open and connected higher education – Exchange of digital learning materials”. One of the elements was to start with two so-called “moonshot projects” in cross-institutional open sharing of learning materials. These projects should on the one hand serve as good practice for Dutch Higher Education and on the other hand provide more detailed insight into what is needed for the Ministry to take the next step in implementation of their ambitions. The two projects are on developing resources on mathematics, done by the 4 Universities of Technology, and on developing resources for the Bachelor Nursing program, done by 5 Universities of Applied Sciences. In this presentation we will provide more insights into the background and approach of these projects and compare them with similar approaches for supporting national policies elsewhere.
LINK
Door het project Impuls Open Leermateriaal (IOL) kunnen de programmeerlessen van de lessenserie Apparaten Programmeren verder worden doorontwikkeld en getest in de basisschoolpraktijk. De eerste versie van de programmeerlessen zijn ontwikkeld in het kader van het promotieonderzoek van Gerard Dummer. Nu werken we samen met leerkrachten van Stichting Talent Primair om in de midden- en bovenbouw een doorgaande lijn te ontwikkelen waarin programmeren en techniek met elkaar samenkomen.