In many cities, pilot projects are set up to test or develop new technologies that improve sustainability, urban quality of life or urban services (often labelled as “smart city” projects). Typically, these projects are supported by the municipality, funded by subsidies, and run in partnerships. Many projects however die after the pilot stage, and never scale up. Policymakers on all levels consider this as a challenge and search for solutions. In this paper, we analyse the process of upscaling, focusing on smart city projects in which several partners –with different missions, agenda’s and incentives- join up. First, we review the extant literature on upscaling from development studies, business studies, and the transition management literature. Based on insights from these literatures, we identify three types of upscaling: roll-out, expansion and replication, each with their own dynamics, context sensitivity and scaling barriers. We illustrate the typology with recent smart city projects in Amsterdam. Based on desk research and in-depth interviews with a number of project stakeholders and partners of the Amsterdam Smart City platform, we analyse three projects in depth, in order to illustrate the challenges of different upscaling types. i) Energy Atlas, an EU-funded open data project in which the grid company, utilities and local government set up a detailed online platform showing real-time energy use on the level of the building block; ii) Climate Street, a project that intended to make an entire urban high street sustainable, involving a large number of stakeholders, and iii) Ikringloop, an application that helps to recycle or to re-use waste. Each of the projects faced great complexities in the upscaling process, albeit to a varying degree. The paper ends with conclusions and recommendations on pilot projects and partnership governance, and adds new reflections to the debates on upscaling.
Conclusie : Vertaald naar het nu kan gesteld worden dat het Europese erfgoed in het spirituele en culturele “Europese DNA” zit en dus niet aan actualiteit heeft ingeboet. Zo zijn de Griekse en Romeinse traditie en de Joods‐Christelijke wortels voor altijd terug te vinden in de oorsprong en ontwikkeling van ons onderwijs‐, rechts‐ en zorgsysteem. Schuman zag dit als de raison d’être28 van de Europese eenwording. Effectieve solidariteit tussen burgers en staten, een solidariteit geuit in concrete realiteiten was het motto van de eenwording en zou dit vanwege het blijvende karanter van het erfgoed ook nu nog zijn. Het actualiseren van het effectieve solidariteitsprincipe volgens Schuman zou niet ophouden bij Europa, maar zich uitstrekken tot buiten de Europese grenzen, omdat de menselijke waardigheid, kernbegrip van het spirituele erfgoed, aan het hele project ten grondslag ligt. Dit betekent het meewerken aan de opbouw van staten ook buiten Europa die het nodig hebben en in de mate dat ze het nodig hebben overeenkomstig het subsidiariteits‐ en solidariteitsprincipe om een menswaardig bestaan mogelijk te maken en te bestendigen, onrecht en armoede, de oorzaken van geweld, uit de wereld te helpen. Het zal in meer of mindere mate het openbreken van bestaande economische, politieke en culturele structuren met zich meebrengen, zoals de Schuman Verklaring dat indertijd heeft gedaan voor het Europese continent. Iets soortgelijks lijkt in zijn visie nu op wereldschaal nodig te zijn. De EU zou bij het volgen van Schumans denktrant, zich langzaam maar zeker open moeten stellen en in moeten zetten voor een steeds rechtvaardiger structuur van de boven‐continentale oftewel supra‐continentale, internationale orde die steeds meer vrede en veiligheid zal waarborgen, om niet te vervallen in een EU egocentrisme dat op den duur zowel de EU als de landen en continenten buiten Europa niet langer verdragen. In die zin zijn de huidige crises alarmsignalen die aangeven dat er een fundamentele paradigmashift gemaakt moet worden waarin de mens als persoon weer centraal komt te staan en solidariteit vandaaruit doordringt in economische, politieke en sociale structuren. Het globaliseren van de “sacraliteit van de menselijke waardigheid”. Tegelijkertijd blijft de rol van de mens, gemeente, regio en staat van essentieel belang, evenals die van het continent, zoals ook blijkt uit de volgende afsluitende citaten van Schuman: “Volgens onze opvatting is het Europese beleid totaal niet in strijd met het vaderlandslievend ideaal dat we allen delen [...] de natie vervult een belangrijke rol voor zijn eigen burgers , maar heeft ook, en in even grote mate, een rol tegenover de andere landen. Het kan zich daarom niet in de eerste van deze twee rollen terugtrekken. [...]
De EU verbiedt vanaf 2035 de verkoop van personenauto’s en bestelbusjes met een ouderwetse verbrandingsmotor. Deze maatregel is onderdeel van de ‘Fit-for-55’-afspraken waarmee de CO2-uitstoot met 55% naar beneden moet gaan, zo legt VVD-Europarlementariër Jan Huitema uit aan Brusselse Nieuwe. Over ruim tien jaar mogen nieuwe auto’s niets meer uitstoten en dat betekent ook het einde van hybride exemplaren. Die veroorzaken immers nog steeds uitstoot.
MULTIFILE
Massafabricage in de (MKB) maakindustrie is aan het veranderen in flexibele fabricage en assemblage van kleine series, klantspecifieke onderdelen en eindproducten. Hiervoor zijn nieuwe systemen voor het MKB nodig, waarin robots en mensen samen kunnen werken en die zich snel kunnen aanpassen aan nieuwe productieomstandigheden met lage opstartkosten. De ambitie van het project ?(G)een Moer Aan!? is om het herconfigureren van een robotsysteem voor een nieuwe taak in een productieomgeving net zo eenvoudig en snel te maken als het gebruik van een smartphone. Zo?n benadering biedt kansen om de skills van de operator te benutten. De operator kent immers zijn processen en de robot wordt zijn hulpje. Op vraag van betrokken mkb partners is de focus gelegd op een repeterende productiehandeling die in veel sectoren voorkomt en die relatief veel arbeidstijd kost: het indraaien van moeren en bouten in een object. De centrale onderzoeksvraag van het project luidt: Hoe kan een operator een robot eenvoudig, snel en veilig inleren om assemblage handelingen te verrichten voor het snel en robuust verbinden van bouten, moeren en ringen met objecten? Resultaat van dit praktijkgerichte onderzoeksproject is een algemeen bruikbare en gevalideerde ontwerpmethodiek voor de opzet van een gebruiksvriendelijke user interface van een boutmontagerobot op de werkvloer. Door slim gebruik van geïntegreerde inzet van CAD productinformatie, vision technologie en compliant (meegaand) gripping en placing wordt de robot zo veel als mogelijk vooraf automatisch geconfigureerd. Het projectconsortium dat het onderzoek gaat uitvoeren bestaat uit: " 13 bedrijven (12 mkb) actief als toeleverancier, system integrator of gebruiker op het terrein van industriële robotica (Yaskawa, ABB, Smart Robotics, Hupico, Festo, CSi, Demcon, Heemskerk Innovate, WWA, Van Schijndel Metaal, Van Beek, Tegema en Zest Innovate); " Hogescholen Fontys (penvoerder), Avans, Utrecht en NHL; " Kennisinstellingen TNO en DIFFER; " Coöperaties Brainport Industries, FEDA en Koninklijke Metaalunie; " De gemeente Eindhoven is betrokken als partner in de klankbordgroep. De gemeente ondersteunt het belang van dit project voor behoud en verbetering van arbeidsplaatsen in de maakindustrie. Er zullen circa 20 (docent)onderzoekers van de hogescholen en ongeveer 80 studenten betrokken worden bij dit project, die in de vorm van stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct afkomstig uit de beroepspraktijk. Naast genoemde meerwaarde voor het bedrijfsleven beoogt het project een verdere verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders.
3D betonprinten is een techniek met een grote potentie voor de bouwsector . Het in 2018 geëindigde RAAK-mkb KONKREET project, heeft voor lectoraat Industrial Design en de betrokken partners veel inzichten op gebied van 3D betonprinten opgeleverd. (van Beuren & Vrooijink, 2018) Één van deze inzichten is dat door het laagsgewijs opbouwen van het object bij 3D betonprinten het wapenen nog als uitdaging kan worden gezien. Immers als de wapening er al is wanneer de printkop er langs komt zit deze de printkop in de weg, en wanneer deze later aangebracht moet worden kan het beton al zijn uitgehard. Dit ‘wapeningsprobleem’ zorgt ervoor dat wapening uit het printvlak in-situ niet te realiseren is. Binnen het KONKREET project is hiervoor als oplossing een concept met technisch textiel bedacht om te wapenen. Hierbij kan het vormbare textiel tijdens het printproces tegen het oppervlak worden aangedrukt. De partners van dit project, Ter Steege advies & innovatie en Vertico XL printing, willen bewijzen dat door het concept verder uit te werken een belangrijke drempel van het 3D betonprinten kan worden weggenomen. Het doel is om een methode te ontwikkelen om in-situ wapening in de vorm van technisch textiel te realiseren bij 3D geprint beton. Dit vraagt om een creatieve oplossing. Om dit te doen zijn er 6 projectstappen: 1. Belastingseis vaststellen 2. Geschikt textiel selecteren 3. Methode ontwikkelen voor het aanbrengen van textiel 4. Onderzoek naar binding textiel aan het beton 5. Onderzoek naar de mechanische eigenschappen van het nieuwe materiaal 6. Disseminatie van de opgedane kennis. Belangrijk is om hierbij te benoemen dat het om een verkennend onderzoek gaat waarbij onderzocht wordt of het een kansrijke wapeningsmethode kan zijn.
Aeres University of Applied Sciences has placed internationalisation as a key driver in its overall strategy. By prioritising the internationalisation of education and educational consultancy the university has created solid opportunities for students, lecturers, and partners at regional, national, and international levels. Currently, more strategic development on internationalisation in applied research at Aeres is needed. There is an opportunity to utilise highly proficient researchers, state-of-the-art facilities, and an impressive national research portfolio, and for this, there is a need to develop international research agenda, a key priority for AeresResearch4EU. To address this need, Aeres University of Applied Sciences aims to strengthen its internationalisation efforts with its research activities, opening the door to many opportunities, and most importantly, creating an international research agenda spanning the university's three locations. The main objectives of AeresResearch4EU are to analyse the existing research strategy and professorships and develop them towards a global research agenda for the European Union. By focusing on international research projects, Aeres can further enhance its reputation as a leading institution for applied research in agriculture, food, environment, and green technologies. AeresResearch4EU aims to create new partnerships and collaborations with researchers and institutions across Europe, allowing Aeres to contribute to developing innovative and sustainable solutions to global challenges. With its strong commitment to internationalisation and its focus on applied research, Aeres University of Applied Sciences is poised to become an essential player in the European research landscape.