Verslag van een empirisch onderzoek naar opvattingen van leerlingen in Europa omtrent de doelen en inhouden van religieuze educatie
DOCUMENT
Portfoliomanagement staat volop in de belangstelling in Nederland. Zowel in de theorie, waar het vaak als onderdeel van het bredere en meer "moderne" IT Governance wordt gezien, als in de praktijk. Dit artikel gaat niet alleen in op het begrip portfoliomanagement, maar is vooral ook een weergave van de resultaten van empirisch onderzoek en een algemene conclusie kan eensluidend alvast getrokken worden: bij portfoliomanagement staat vaak inventariseren van de status van projecten centraal.
DOCUMENT
Vanuit identiteitstheorieën richt dit onderzoek zich op de identiteitsontwikkeling van jongeren en het maken van keuzes, in het bijzonder de studiekeuze.
MULTIFILE
Een empirisch onderzoek bij twintig organisaties.
DOCUMENT
De Politieacademie heeft binnen het politiebestel de taak om wetenschappelijk onderzoek te verrichten en uit te besteden ten behoeve van de politie. Met ingang van 2015 is de strategische onderzoeksagenda voor de politie leidend voor dit onderzoek (Janssen & Venderbosch, 2014). De Politieacademie formuleert deze agenda met input van de Nationale Politie en wetenschappers en de minister van V&J stelt hem vast. De Politieacademie krijgt daarmee de verantwoordelijkheid voor de programmering van het onderzoek ten behoeve van de politie. Een belangrijk aspect van de zorg voor kwaliteit van het onderzoek is de doorwerking van politiekundige kennis in het politieonderwijs en de politiepraktijk. Om deze taak goed op zich te kunnen nemen wil de directeur Kennis & Onderzoek van de Politieacademie inzicht krijgen in de verschillende vormen van politiegerelateerd onderzoek in Nederland
DOCUMENT
Deze vier artikelen uit verschillende hoeken van de HU illustreren uiteenlopende ervaringen met de koppeling tussen onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk. Uit hun verhalen blijkt dat deze verbindingen steeds meer vorm krijgen en dat de ervaringen met de HU als kennisinstelling vooral positief zin. Uitgegeven op het HU onderwijscongres 2008 als Passie & Precisie deel 02.
DOCUMENT
Accessible legal assistance is crucial to ensuring access to justice for all and essential for the rule of law and a functioning democracy. Many people in the Netherlands, especially vulnerable and disadvantaged groups, rely on frontline legal services at a local level for access to justice. Frontline legal assistance provides information and advice, while secondary legal assistance offers procedural assistance. When people face barriers, for example due to limited language proficiency or limited digital skills, in seeking assistance from frontline professionals, they may not be referred to a lawyer or a court, and thus be limited in their access to justice. Based on recent (empirical) research on the accessibility of (frontline) legal assistance, the authors reflect on the question how research can contribute to access to justice and the rule of law in the Netherlands.
DOCUMENT
Het onderzoek in dit proefschrift richt zich op de introductie van onderzoek in het curriculum van een pabo. Het doel was om een aantal theoretisch en empirisch onderbouwde design-principes te genereren die ten grondslag zouden moeten liggen aan een introductiecursus 'onderzoek' gericht op de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en en een positieve houding ten aanzien van onderzoek bij tweedejaars pabostudenten. Bij de opzet van het onderzoek is een ontwerpgerichte aanpak gebruikt. Er heeft een literatuurstudie plaatsgevonden met als doel design-principes te formuleren die in theorie een positieve invloed hebben op het leren van studenten over onderzoek. Deze principes zijn als uitgangspunt genomen om de introductiecursus te ontwikkelen. Deze cursus is twee keer uitgevoerd en onderzocht: in een pilotstudie en een tweede studie één (studie)jaar later. De centrale onderzoeksvraag van dit promotieonderzoek luidde als volgt: Welke design-principes van een introductiecursus in onderzoek in een pabocurriculum dragen bij aan de ontwikkeling van onderzoekskennis en -vaardigheden, positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek, en op welke manier dragen zij daaraan bij? Studentvragenlijsten, concept maps en groepsinterviews zijn gebruikt om de bijdrage van de introductiecursus aan de doelen (ontwikkeling van positieve opvattingen/houding, kennis en vaardigheden m.b.t. onderzoek) vast te kunnnen stellen. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat het mogelijk is om in een pabo een introductiecursus 'onderzoek' te ontwikkelen waarin pabostudenten onderzoekskennis en -vaardigheden ontwikkelen, tezamen met positieve opvattingen en een positieve houding ten aanzien van onderzoek. De bevindingen van de studies in dit proefschrift geven aan dat het belangrijk is om onderzoek in het begin van de opleiding te introduceren. Er lijken twee 'karakteristieken' voor het slagen van een dergelijke cursus essentieel te zijn. Ten eerste is het van belang om zoveel mogelijk voorbeelden van onderzoek uit de onderwijspraktijk te gebruiken. Niet alleen voorbeelden van onderzoek door leraren, maar ook voorbeelden van hoe onderzoek en onderzoeksvaardigheden een plek hebben in de dagelijkse praktijk van de leraar (zoals bij het analyseren van leerlinggegevens of het construeren van een goede toets). Ten tweede noemden de studenten de 'onderzoeksmatige' opzet van de bijeenkomsten in de cursus als waardevol. Het stimuleren van het delen van voorkennis en concepties, daarover discussiëren en het 'moeten' onderbouwen van meningen en opvattingen droegen niet alleen bij aan de kennisontwikkeling, maar ook aan de ontwikkeling van een kritische houding en inzichten in de waarde en toepassingsmogelijkheden van onderzoek in de onderwijspraktijk. Docenten in lerarenopleidingen die zich bezighouden met onderzoeksactiviteiten zouden volgens de studenten niet alleen experts moeten zijn op het gebied van onderzoek, maar ook in staat moeten zijn om deze expertise door te vertalen naar een 'onderzoeksmatige' leeromgeving tijdens de cursusbijeenkomsten.
DOCUMENT
In dit artikel worden verschillende promotieonderzoeken besproken. O.a. ook het promotieonderzoek "Zorgperspectieven op de relatie tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners: de zorgtriade in theorie en praktijk" van Deirdre Beneken genaamd Kolmer. In dit onderzoek wordt o.a. inzicht verkregen in de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners door een empirisch-kwalitatief onderzoek waarin informatie wordt verzameld bij belanghebbenden in de zorgtriade. De resultaten van dit onderzoek zouden kunnen leiden tot een afstemming tussen beleid en praktijk voor de positie van de mantelzorger en de relaties tussen mantelzorgers, zorgvragers en professionele hulpverleners. Zo kan op grond van de voorgestelde definitie de vraag gesteld worden of mantelzorgers recht hebben op een status zoals die van arbeidskrachten aangezien ze werk verrichten dat normaliter door professionele hulpverleners gedaan zou worden. Bovendien blijkt –wanneer wordt uitgegaan van de voorgestelde definitie – de groep mantelzorgers die in aanmerking komt voor mantelzorgondersteuning, minder groot te zijn. De overheid zou als gevolg daarvan een specifieker beleid voor mantelzorg kunnen voeren. Uit politiek-filosofisch onderzoek blijkt onder andere dat zorg een primairgoed is waardoor het onrechtvaardig zou zijn om het recht op zorg te laten afhangen van marktmechanismen of van goodwill van burgers. De overheid heeft in die zin een taak.
DOCUMENT
De laatste decennia woedt de discussie over de vraag of ondernemingen zich uitsluitend op aandeelhouders moeten richten of op alle belanghebbenden, of zij vooral aan de korte of aan de lange termijn moeten denken, anders gezegd of zij het Angelsaksische of het Rijnlandse model moeten hanteren. Dit onderzoek probeert na te gaan hoe het onderscheid tussen deze beide modellen gemeten kan worden. Het lijkt erop, dat het verschil vooral voor de bühne bestaat. Dit suggereert, dat de twee modellen wel gebruik kunnen worden als motivatie, als ideaaltype, maar dat in de praktijk weinig mensen consequent het ene of het andere model aanhangen.
DOCUMENT