Een digitaal netwerk is van strategisch belang voor mens, organisatie en regio. Hoe kunnen we social media en andere vormen van digitale netwerken nu functioneel doordacht, efficiënt en effectief inzetten? Hebben we voldoende media wijsheid in pacht? Zijn we voldoende ‘digital media literate’? Aandacht voor en het ontwikkelen van digital media literacy wordt in het Horizon Report 2011 van EDUCAUSE “de belangrijkste kritieke uitdaging” voor de komende jaren genoemd. Het rapport spreekt van “een key skill voor elke discipline en professie“. Demografische ontwikkelingen als vergrijzing en ontgroening hebben gevolgen voor de arbeidsmarkt. De oplossing kan worden gezocht in employability van de beroepsbevolking: van baan- naar werkgarantie. Aangezien digital media literacy een key skill voor elke discipline en professie is en dat digitaal netwerken van strategisch belang is, is het bevorderen van digital media literacy een belangrijke randvoorwaarde voor het realiseren van employability. Deskundigheid moet door HR-diensten in kaart worden gebracht. HR-diensten kunnen met Strategisch HRM (SHRM) employability bevorderen. In het essay neem ik de lezer, met digital media literacy in zijn of haar koffertje, mee via de demografische problematiek in de regio (Limburg, Euregio) naar Zuyd (daar waar ik zelf werk).
This longitudinal, quantitative study contributes to the debate on technology-based professional development by examining the extent to which a learning (LinkedIn) intervention in a university setting affects an individual’s social media use for professional development, and the extent to which this relates to self-reported employability. In addition, we investigated how this relationship is moderated by an individual’s motivation to communicate through social media (LinkedIn). Based on social capital theory and the conservation of resources theory, we developed a set of hypotheses that were tested based on longitudinal data collected from university employees (N = 101) in middle- and high-level jobs. First, in line with our expectations, social media use for professional development was significantly higher after the learning intervention than before. Second, partially in line with our expectations, social media use for professional development was positively related with the employability dimension anticipation and optimization. Third, contrary to our expectations, motivation to communicate through social media (LinkedIn) did not have a moderating role in this relationship. We concluded that the learning intervention has the potential to foster social media use for professional development, and in turn, can contribute to individuals’ human capital in terms of their employability. Hence, the intervention that forms the core of this empirical research can be a sustainable and promising human resource management (HRM) practice that fits the human capital agenda.
This chapter aims to place the employability related outcomes of this study in the context of other current employability studies. For this purpose, seven recently published employability studies were selected from a range of contexts and with different methodological approaches. Within the literature there is a distinction made between employment skills and employability skills. The former are limited to a specific profession or discipline (sector skills) while the latter are ‘transversal’ and apply to all professions. These skills go by other names such as ‘soft’, ‘generic’ or ‘transferable’ (Jones, forthcoming). The Higher Education Funding Council for England (HEFCE) defines employability skills as follows: “The transferable core skills that represent functional and enabling knowledge, skills, and attitudes required in today’s workplace. They are necessary for career success at all levels of employment and for all levels of education”. (http://www.hefce.ac.uk/glossary/).
In 2050 wil Nederland volledig circulair zijn, gericht op het optimaal inzetten en hergebruiken van grondstoffen en energie in de verschillende schakels van de productieketen. Er zullen kansen voor circulaire bedrijfsvoering ontstaan en dat gaat niet alleen over innovatieve technologie. Meerwaarde zit ook in samenwerking van de diverse actoren binnen waardenketens in een circulaire maatschappij. Draagvlak bij bedrijven, regionale stakeholders en consumenten voor circulair denken en handelen is van cruciaal belang. Dit resulteert in een uitdaging om multidisciplinair een bijdrage te leveren aan circulaire economie. Niet alleen vanuit technische oplossingen maar ook vanuit een sociaaleconomisch perspectief. De doelstelling van het postdoc onderzoek is het opzetten van een programmalijn meervoudige waardecreatie en employability met focus op twee aspecten: inzicht in businessmodellen en human capital voor een circulaire transitie van een bedrijf. Circulaire economie biedt bedrijven nieuwe kansen maar roept ook vragen op rondom de aansluiting van bestaande businessmodellen. Circulaire economie komt alleen tot stand in een proces van transitie. Niet alleen zullen bedrijven op een andere manier moeten omgaan met materialen en producten, maar ook marktproposities, employabilitybeleid, bewustwording en samenwerkingsvormen moeten veranderen om de transitie naar een circulaire economie te laten slagen. Circulaire economie vraagt om een mindset, businessmodellen, waardeketens en circulaire competenties die de technische innovatie versterken. Om deze transitie te realiseren is een nieuw perspectief op de regionale human capital agenda noodzakelijk. Het betreft onderwijsketens (mbo, hbo en wo) in technologie, economie en business, maar ook ‘leven lang leren’ arrangementen. De programmalijn meervoudige waardecreatie en employability richt zich op de Limburgse regio, in het bijzonder op de ambities rondom de Brightlands Chemelot Campus en zal bijdragen aan een ontbrekend onderdeel in een real life lab omgeving, met het ontwikkelen en valideren van een businessmodel en human capital die nodig zijn voor de circulaire transitie van een onderneming.
Ecosystemen voor missiegedreven innovatie zijn een belangrijk middel om via cycli van onderzoek, experiment en uitrol, maatschappelijke transities te versnellen en innovaties en verdienvermogen op te schalen. Human capital en regionale inbedding zijn belangrijke aspecten van de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA) Maatschappelijk Verdienvermogen (MV). Deze SPRONG-groep richt zich op die wisselwerking. De noodzaak voor human capital innovatie is groot vanwege drie kernproblemen op de arbeidsmarkt: • Onvoldoende en ongerichte economische groei door krimp van de beroepsbevolking en onvoldoende arbeidsproductiviteitsgroei; • Verschuivende vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt als gevolg van verschillende transities; • Toenemende kloof tussen de toekomstige arbeidsvraag en de skills van de huidige beroepsbevolking. De afgelopen jaren zijn meer en minder succesvolle (regionale) experimenten/programma’s gerealiseerd voor ontwikkeling en benutting van human capital. Maar lessen worden nog onvoldoende gedeeld tussen regio’s en sectoren, werken nog onvoldoende door in het mkb, bereiken te weinig de doelgroep van praktijkopgeleide medewerkers, en hun effectiviteit wordt te weinig onderzocht. Dit SPRONG-programma adresseert die opgave door een landelijke onderzoeksgroep met vijf lectoraten en belangrijke partners uit bedrijfsleven, overheid en onderwijs te ontwikkelen: • Lectoraat Dynamische Talentinterventies Fontys (dr. Marian Thunnissen); • Lectoraat Employability Transition Saxion (dr. Stephan Corporaal); • Lectoraat Human Capital Hanzehogeschool Groningen (dr. Harm van Lieshout en dr. Arjen Edzes); • Lectoraat Leren tijdens de beroepsloopbaan HAN (dr. Jos Sanders); • Lectoraat Leven Lang Ontwikkelen Windesheim (dr. Menno Vos). Onze ambitie is om een toonaangevende onderzoeksgroep en een gewild internationaal partner te worden die dankzij een met onze consortium-partners doorontwikkelde onderzoeksinfrastructuur bijdraagt aan versterking van het maatschappelijk verdienvermogen via human capital innovatie op drie niveaus: individuen, bedrijven en netwerken/regio’s. Responsiviteit is daarbij hét sleutelwoord. We werken samen aan professionalisering en versterking van kwaliteit, volume en impact van ons onderzoek. Daarnaast versterken we de inbedding van ons onderzoek in het onderwijs.
i-DEMO aims at supporting EU tourism professionals in acquiring and developing key competences in game-based tourism in order to foster innovation and improve overall tourism organizations’ performance by: enhancing specific skills and competences in game-based tourism; designing an i-DEMO course "Game-based Tourism"; creating an i-DEMO toolkit to apply gamification to tourism; enhancing the application and replicability potential of innovative game-based solutions.Societal IssueThe tourism and hospitality industry has rapidly evolved with technological advancements, especially through ICT and the rise of the sharing economy. Digital platforms, social media, and mobile technologies have popularized gamification in tourism, creating engaging experiences and enhancing consumer loyalty. Gamification immerses tourists in simulated travel worlds, improving satisfaction, behavior, and involvement. Benefits include increased visitor engagement, loyalty, improved marketing, and support for sustainable tourism. However, despite its potential, gamification adoption remains limited in tourism. To address this, initiatives like i-DEMO aim to enhance skills and competences, improving employability in the evolving tourism market.Benefit to societyThe benefits that gamification can offer in the travel and tourism industry are: 1: More Engaged Visitors: we must not underestimate the immersion level that games can offer to travelers; 2: Increased Visitor Loyalty: when somebody is truly satisfied with their experience, they are much more likely to come back; 3: Improved Marketing for Hospitality and Tourism: tourism and hospitality have been the biggest ones impacted by all of the lockdown restrictions; consequently they are using all kinds of marketing methods to motivate people to start travelling; 4: Sustainability: gamification could help promote more environmentally, socially and culturally sustainable forms of tourism, supporting the twin green and digital transition.