In deze publicatie onderzoeken we hoe sociaal werkers zelf aankijken tegen eco-sociaal werk en de rol die zij in de klimaatcrisis en ecologische crisis zouden kunnen innemen. Zien zij het belang van in van eco-sociaal werk? Welke mogelijkheden zien zij en welke belemmeringen ervaren zij? In hoeverre zijn zij persoonlijk betrokken bij klimaatveranderingen, hoe vertalen zij deze betrokkenheid agogisch in hun werk en hoe zetten zij zich in voor het verduurzamen van hun organisatie? Welke ideeën hebben zij bij eco-sociaal werk en hoe vertalen zij dat in hun handelen? Het antwoord op deze vragen geeft weer waar sociaal werkers naartoe willen, hoever we staan en wat nodig is om een stap verder te zetten in de richting van eco-sociaal werk. Deze vragen vormen het startpunt voor dit onderzoek.
DOCUMENT
Peer-coaching omvat een helpende relatie waarin twee mensen van gelijke status actief deelnemen en daarbij leren van elkaar. Binnen het hoger onderwijs wordt peer-coaching steeds vaker toegepast, waarbij studenten hun peers kunnen helpen en ondersteunen. Begrijpelijk want peer-coaching heeft bewezen positieve effecten voor zowel de coach als coachee. Bij het Studentsucces centrum (SSC), dat sinds 2020 is opgericht om de binding en het welzijn van studenten te versterken, is het bieden van ondersteuning middels peer-coaching een kernactiviteit. Binnen elk SSC zijn een of meerdere getrainde studenten actief als studentbuddy’s. In deze studie is gekeken naar de opbrengsten van de peer-to-peer begeleiding. Daarbij viel direct op dat de coaching die de buddies op dit moment bij het SSC bieden veelal van korte duur en gericht op oppervlakkige en praktische vragen en er derhalve niet echt sprake is van een coachings-traject. Daarbij blijft het aantal coaching-aanvragen laag, terwijl er bewijs is dat studenten wel ondersteuning zouden willen en nodig hebben op studie-gerelateerd en emotioneel gebied. Wat kan er volgens de studenten gedaan worden om de peer-coaching te intensiveren? Door te ontdekken hoe de studentbuddy’s en peers de coaching en alles wat daarbij komt kijken hebben ervaren, zijn waardevolle lessen geleerd worden voor de promotie en ontwikkeling van peer-to-peer begeleiding. Daartoe is er op exploratieve wijze onderzocht wat de behoeften, ervaringen en opbrengsten zijn van zowel de studentbuddy’s als de gecoachte peers. Er is onder andere gekeken naar de bekendheid van het SSC, hoe betrokken de studenten zich voelen bij het SSC, hoe tevreden de studenten zijn met het SSC en wat de peer-coaching doet met de persoonlijke en professionele ontwikkeling en het studiesucces. In totaal zijn tien student-buddy’s en zes peers geïnterviewd. Onder de geïnterviewde buddy’s is er een grote verscheidenheid aan de hoeveelheid gecoachte peers, de duur van de coaching trajecten en de inhoud ervan. De bekendheid van het SSC en met name de peer-coaching mogelijkheden die aangeboden worden, zijn als belangrijkste verbeterpunt in het licht van het relatief lage aantal coaching aanvragen, genoemd. De buddy’s zijn zelf vaak per toeval bekend geworden met het SSC en waren vaak voor hun rol als studentbuddy er nog niet bekend mee. Wel geven de meeste studentbuddy’s aan zich zeer betrokken te voelen bij het team en de peers die ze coachen, zich persoonlijk te hebben ontwikkeld en tevreden te zijn met de werkzaamheden. De buddy’s voelen zich meer zelfverzekerd, zijn sterker geworden in hun sociale vaardigheden en voelen zich meer thuis op de hogeschool. De geïnterviewde peers ontvingen individuele coaching bij plannen, motivatie vinden, studieopdrachten en wegwijs worden op de hogeschool. Alle peers gaven aan dat de peer-coaching belangrijk is en het hen helpt. Dat studentbuddy’s meer tijd hebben, makkelijker benaderbaar zijn en informeler communiceren dan bijvoorbeeld docenten en decanen, werden als voordelen genoemd. Ook de peers gaven aan dat het SSC niet heel bekend is onder de studenten. Ze gaven aan vaak doorverwezen te zijn door een docent of studieloopbaanbegeleider, of per toeval in contact zijn gekomen met een studentbuddy. De peers voelen zich zeer betrokken bij de studentbuddy, maar niet bij het SSC en zijn meestal niet bekend met andere activiteiten die het SSC aanbiedt. Tot slot geven de peers aan dat de peer-coaching heeft geholpen bij hun studievaardigheden, stressvermindering en ook meer thuis voelen op de hogeschool. In de literatuur worden voordelen van peer-coaching op de academische prestaties, het zelfvertrouwen, de motivatie bevorderen, maar ook praktische en emotionele ondersteuning beschreven. Wie zien in deze studie bij onze SSC’s dat, hoe kleinschalig of kortdurend dan ook, de peer-to-peer aanpak inderdaad deze voordelen oplevert. Gezien de aard van sommige hulpvragen, is langdurige coaching niet altijd noodzakelijk. Tevens laat deze studie zien dat het ook voordelen voor de studentbuddy’s zelf, zoals meer betrokken worden op de hogeschool en verbeterde vaardigheden, oplevert. Ondanks de behoefte aan peer-coaching en promotieactiviteiten van het SSC, weten studenten de weg naar het SSC nog niet goed te vinden. Er lijken grote verschillen te zijn in de vorm en inhoud van de peer-coaching tussen studentbuddy’s. Een duidelijkere afbakening en routekaart van hulpbronnen binnen de hogeschool, zou het SSC meer draagvlak en bekendheid binnen de organisatie kunnen opleveren. De geïnterviewde studenten gaven daarnaast als tips om vaker langs de klassen te gaan, gadgets in te zetten, de vindbaarheid online te vergroten en in de fysieke locaties te verduidelijken bij wie de student terecht kan.
DOCUMENT
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
DOCUMENT
Er zijn uitspraken van cliënten die een bepaalde signaalwaarde hebben voor een coach en die alert maken op iets dat van belang kan zijn; die een ‘trigger’ vormen. Triggers doen een impliciet appel op een coach om iets te doen, hoe ambigu dat appel mogelijk ook is. Bijvoorbeeld als een cliënt het woord ‘moeten’ gebruikt en daarmee een norm hanteert, waarbij vaak onhelder is wat de norm is, wiens norm dat is, en waarop deze norm gebaseerd is. Of het woord ‘worden’ waarmee de cliënt demonstreert dat hij een wereld maakt waarin hem iets passief overkomt: “Ik word daar gek van!” Dit artikel is onderdeel van het Tijdschrift voor Coaching van uitgeverij Kloosterhof. Een digitaal overzicht van alle vakbladen en artikelen van Kloosterhof vind je terug op www.professioneelbegeleiden.nl
DOCUMENT
Over het Energieakkoord. In het energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken dat in 2020 14 procent van de opwek hernieuwbaar moet zijn en in 2023 16 procent. De doelstelling is een uitdagende opgave waarbij de eerste vraag is: "Hoeveel hernieuwbare energie wordt er op dit moment opgewekt in Nederland?" Deze website geeft antwoord op de vraag voor de actueel opgewekte windenergie, zonne-energie en biogas.
LINK
De huidige arbeidsmarkt vraagt om flexibele, leergierige, reflectieve en proactieve professionals die passie en ambitie hebben. Technologische ontwikkelingen zorgen er voor dat eenieder zichzelf, op een door hen gekozen moment en plaats kennis en vaardigheden eigen kan maken. Om relevant te blijven, dient het hoger onderwijs op deze ontwikkelingen in te spelen. Hierin is een belangrijke rol voor de docent weggelegd. Instructie geven lijkt ondergeschikt te worden aan het begeleiden van de student in zijn leerproces op het gebied van studievaardigheden, maar ook op persoonlijk en professioneel vlak. Coaching lijkt hiervoor een geschikte begeleidingsmethode. Maar is dat ook zo?
DOCUMENT
Verlengingsaanvraag lectoraat Nieuwe Energie in de Stad
DOCUMENT
Ons energiesysteem bevindt zich in transitie. Het fossiele energiesysteem zoalswe dat kennen, staat onder druk. De wereldwijde vraag naar energie groeitsterk en het blijkt steeds moeilijker om deze (goedkoop) in te vullen met dehuidige fossiele energievoorziening, die bovendien gepaard gaat met negatievemilieueffecten. Er is internationaal consensus dat een omslag naar een duur-zamer energievoorziening noodzakelijk is, en hierbij zijn innovaties onont-beerlijk
DOCUMENT