Met een Europees Parlementslid praten over de gemeenteraadsverkiezingen, is dat niet raar? Wat ons betreft niet. Zo’n 70% van het beleid dat in de Europese Unie wordt gemaakt sijpelt namelijk door naar het niveau van gemeenten. Met de Nederlandse gemeenteraadsverkiezingen in aantocht vonden we het hoog tijd om aandacht te besteden aan dit onderwerp. Hoe loopt de weg van Brussel naar de gemeenten en andersom? Europees Parlementslid van de VVD Caroline Nagtegaal is actief in haar thuisstad Rotterdam én in de Europese arena. Met haar verkennen we dit onderwerp.
LINK
Witwassen wordt beschouwd als een ernstige bedreiging voor de Europese Unie. Sinds juni 2017 dient het anti-witwasbeleid van de lidstaten te zijn gebaseerd op de uitgangspunten en eisen van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Deze richtlijn beoogt een aantal knelpunten en tekortkomingen van de eerdere Europese regelgeving op te lossen. De misschien wel meest relevante verandering van de nieuwe richtlijn is de verplichte hantering van de risicogerichte benadering van het witwassen op drie niveaus: door de lidstaten, door de verschillende toezichthouders en door de individuele instellingen. De achterliggende gedachte daarvan is dat overheden en instellingen hun beleid en inzet van middelen kunnen aanpassen aan het risicoprofiel, de feitelijke witwasdreiging, per sector, product of klantgroep. In beginsel kan een dergelijke aanpak leiden tot meer resultaat en lagere kosten. In dit artikel wordt ingegaan op de belangrijkste praktische aspecten van de risicogerichte aanpak en de mogelijke impact op zowel de doeltreffendheid, als de doelmatigheid van de Nederlandse witwasbestrijding. De kernvraag die aan de orde komt, is in hoeverre de vierde richtlijn, en de gewijzigde Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), daadwerkelijk risicogericht anti-witwasbeleid faciliteert. Hoewel de inkt van de nieuwe richtlijn nauwelijks is opgedroogd, wordt er door wetgevende Europese gremia druk gesproken over substantiële aanpassingen van de Vierde Richtlijn. Omdat de definitieve tekst van deze Vijfde Richtlijn nog niet bekend is, wordt in dit artikel niet verder ingegaan op de mogelijke aanpassingen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/pietersteenwijk/
In het meerlagige bestuur van de Europese Unie (EU) hebben gemeenten veel te maken met fondsen, wetgeving, beleidskaders en netwerken. Hetzelfde geldt voor provincies; een bestuursniveau hoger. Wat is de verhouding tussen EU, provincies en gemeenten en hoe zijn deze met elkaar verbonden? En specifiek: Hoe ondersteunen de twaalf provincies de gemeenten in hun regio als het gaat om hun verhouding tot de Europese Unie (EU)? Dit is de centrale vraag van het onderzoek dat in dit rapport wordt gepresenteerd. Dit onderzoek vond plaats in het kader van een verkenning door het lectoraat European Impact van De Haagse Hogeschool in samenwerking met Platform31, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Kenniscentrum Europa Decentraal (KED), over de manier waarop de Nederlandse medeoverheden kunnen worden geëquipeerd met de kennis en kunde om effectief Europese kansen te verzilveren. Het doel is om de Nederlandse gemeenten, provincies en waterschappen van praktische handvatten te voorzien. De bevindingen van dit rapport zijn gebaseerd op interviews met EU-contactpersonen in alle twaalf Nederlandse provincies, aangevuld met deskresearch. Daarbij is gebruik gemaakt van EU-gerelateerde informatie die door elke provincie op haar website is gepubliceerd. Verschillende gesprekspartners toonden interesse in de resultaten van dit onderzoek. Zo verklaarde een geïnterviewde EU-coördinator: "We willen graag de resultaten van dit onderzoek delen, niet alleen omdat het ons een spiegel voorhoudt en inzicht geeft in onze eigen praktijken, maar ook om te ontdekken wat anderen doen en van elkaar te leren." We komen aan deze wens graag tegemoet met dit beknopte verslag. Na deze inleiding geeft dit rapport een beknopt overzicht van de institutionele verhoudingen tussen provincies en gemeentes en vormen van ondersteuning om onze onderzoeksvragen toe te lichten (Hoofdstuk 2). Op basis van de methodologie voor deze verkenning (Hoofdstuk 3) presenteren we een overzicht van relevante bevindingen per provincie (Hoofdstuk 4). De kern van het rapport voor de praktijk zijn de analyse, gebaseerd op de onderlinge vergelijking van provinciale praktijk, en onze hoofdconclusies (Hoofdstuk 5).
Inleiding en praktijkvraag De groeiende wereldbevolking gecombineerd met de klimaatverandering zorgt voor een de noodzaak tot een duurzame voedselvoorziening (KIA missie Landbouw, voedsel & water). Een significante reductie van gewasbestrijdingsmiddelen is daarbinnen een belangrijke doelstelling. Robotica maakt als technologie motor van de precisielandbouw plant specifieke precisie-bestrijding mogelijk. Het projectconsortium onderzoekt een semiautonoom samenwerkend grond-luchtrobot platform voor de precisielandbouw. Projectdoelstelling De doelstelling van het project AGRobot Platform is dan ook: “Onderzoek de mogelijkheden van een semi-autonoom samenwerkend grond-lucht robotplatform voor de precisielandbouw”. De hoofddoelstelling wordt binnen dit project beantwoordt door de deliverables uit de volgende subdoelstellingen: 1. Case studie onderzoek naar de mogelijke voordelen van het grond-luchtrobotplatform 2. Onderzoek naar de benodigde technologieën voor een grond-luchtrobotplatform 3. Ontwikkelen van een eerste (mogelijk case-specifieke) demonstrator 4. Ontwikkelen van (nieuwe) samenwerkingsvormen. Vraagsturing & Netwerkvorming Riwo Engineering is een industriële automatiseeerder die met zijn grondrobots en control-besturingssytemen actief is in de veeteelt. DRONEXpert gebruikt hyperspectrale camera’s onder drones voor het bemeten van gewassen. Saxion mechatronica onderzoekt met de onderzoekslijn unmanned robotic systems hoe de nieuwste robotica technologieën systemen mogelijk maakt voor ongestructureerde omgevingen. De partners bezitten gezamenlijk een enorm netwerk (TValley, Space53, euRobotics) en klanten om via de case studies de kansen te achterhalen en te realiseren. Innovatie Nergens ter wereld is een samenwerkend grond-luchtrobot platform actief in de precisielandbouw. Voor OostNederland, met naast veel robotica kennis ook veel Agro-kennis, zal het project letterlijk de KIEM zijn voor nieuwe projecten waaruit de valorisatie kansen richting heel Europa gaan. Activiteitenplan & Projectorganisatie Het project wordt geleid door de lector Dr. Ir. D.A.Bekke en uitgevoerd door Abeje Mersha en Mark Reiling samen met het deelnemend MKB. Het project bestaat uit 4 werkpakketten die achtereenvolgens antwoordt geven op de gestelde subdoelstellingen. Aan elk werkpakket zijn deliverables gekoppeld.
Met huidige opleidings- en trainingsprogramma’s kan niet worden voldaan aan de groeiende vraag naar vakbekwame medewerkers op gebied van kunstmatige intelligentie (AI). Europa heeft daarom een innovatieve Europese AI-strategie nodig, die de bijscholing van werkenden kan versnellen om aan deze steeds toenemende vraag te voldoen. Doel Het project ondersteunt het Europese Pact for Skills door een strategie op het gebied van AI skills te ontwikkelen. Deze strategie moet leiden tot impact op het terugdringen van tekorten, hiaten en mismatches in skills op de arbeidsmarkt, en zorgen voor passende kwaliteit en niveaus van skills. Resultaten Verwachte resultaten en impactHet project omvat: de oprichting van een lange termijn partnerschap voor een innovatieve Europese alliantie voor AI; het ontwerpen en uitrollen van een innovatieve en duurzame strategie voor AI-skills op korte en lange termijn; het ontwikkelen, testen en uitrollen van opleidingscurricula in acht proeflocaties (5 universiteiten/hogescholen en 3 mbo-aanbieders); de aanpassing van programma's en kwalificaties aan de nieuwste marktbehoeften. het koppelen van micro-credentials aan het opleidingsaanbod Voordelen op lange termijnDe AI-skills strategie en de opleidingscurricula zullen, nadat ze zijn ontworpen en grondig getest in de praktijk, beschikbaar worden gesteld om te worden aangepast en opgeschaald in heel Europa. Op deze manier kan worden voldaan aan de huidige en toekomstige skills-behoeften van de AI-sector en kan de groei van AI-talent in Europa worden gestimuleerd. Looptijd 01 juni 2022 - 30 juni 2026 Aanpak Het project wordt als volgt uitgevoerd in negen werkpakketten: 1 – Projectbeheer en coördinatie 2 – Behoeftenanalyse 3 – Strategie voor AI-skills 4 - Ontwikkeling van een innovatief leerplan en trainingsprogramma 5 - Ontwikkeling van een certificeringssysteem 6 – Pilots in verschillende EU-landen 7 – Verspreiding en communicatie 8 – Duurzaamheid op lange termijn 9 – Kwaliteitsborging Inhoudelijk start het project met de behoeftenanalyse, waarin de skills mismatch op Europees niveau wordt geanalyseerd door o.a. de behoefte aan skills op basis van vacatures en beschikbaar relevant AI opleidingsaanbod te onderzoeken. Meer over ARISA Het vierjarige onderzoeksproject ARISA wordt gefinancierd door de Europese Unie via een Erasmus+ programma. Meer informatie vind je op de ARISA website, de ARISA Twitter en de ARISA LinkedIn. Lees ook dit artikel (ENG) over de start van ARISA.
AanleidingCoatings zoals verven worden toegepast voor de bescherming van materialen tegen schade, corrosie, slijtage en weersinvloeden. De Europese Unie transitieambitie (van een lineaire naar een circulaire economie) vraagt ook om verdere verduurzaming en vergroening van de coatingsector. Meer dan 75% van de totale CO2-emissie van de verfsector is gerelateerd aan het gebruik van huidig gebruikte fossiele grondstoffen. Deze grondstoffen zijn verantwoordelijk voor de negatieve milieu-impact (LCA en CF-analyses) en gebrek aan circulariteit. Ook geldt dat verfgrondstoffen een bron van persistente microplastics zijn, waarvan de nadelige gevolgen steeds meer duidelijk worden. Binnen de verfsector valt daarom een significante milieuwinst te behalen door de vervanging van de huidige fossiele grondstoffen door toekomstbestendige varianten. De gewenste transitie wordt momenteel beperkt door het gelimiteerde aanbod van duurzame, hernieuwbare en milieu ontlastende grondstoffen.Doel van het projectDit MOOI-consortium heeft tot doel om versnelling te brengen in het beschikbaar maken van biodegradeerbare, biobased en circulaire verfcoatings opdat de CO2-uitstoot en de milieubelasting gereduceerd wordt met 25% respectievelijk 75% t.o.v. huidige acrylaat gedragen verfsystemen. Het punt op de horizon van dit consortium is: verven die volledig biodegradeerbaar zijn, en waarbij het aandeel microplastics met 100% is gereduceerd en 50% van de grondstoffen wordt geproduceerd uit circulaire of biogene bronnen. Dit ambitieniveau strekt veel verder dan lopend onderzoek binnen de verfindustrie dat zich vooral richt op de ontwikkeling van biobased coatings, maar niet noodzakelijk leidt tot een positieve invloed op de milieu-impact en de microplastic problematiek.Dit consortium wil de komende vier jaren gebruiken om kennis en inzichten te ontwikkelen waarmee op kg schaal twee verschillende biodegradeerbare coatings beschikbaar worden gemaakt als Basis Wit (BW) en Basis Transparant (BTr) variant (proof-of-concept schaal). Het publiek-private consortium achter dit project dekt de hele waarde- en kennisketen; van plantaardige reststomen, via de fermentatieve productie van vetzuren, polyhydroxyalkanoaten (PHA’s) en pigmenten/kleuren, groene additieven en binders, tot het maken van high-end verven op basis daarvan.ResultaatDe projectresultaten bestaan uit duurzame grondstoffen (kg schaal) die samen één geheel vormen in “groene” verfcoatings. De technische en economische opschaalbaarheid van de projectresultaten worden tevens onderbouwd.