© 2025 SURF
In November 2021, the Lecturer Position at Institutes (L.INT) professorship was established by Saxion and Medical Spectrum Twente and as partners physiotherapy practice Pro-F and the Thoracic Centre Twente, with Sandra van Hogen-Koster as a professor. With this, the first Dutch professorship that focuses on the ideas of Positive Health has been launched.
MULTIFILE
Het rapport ‘Werken aan meedoen’ beschrijft een onderzoek dat in opdracht van de gemeente Leeuwarden is gedaan naar een drietal strategieën die zijn ingezet ten behoeve van (het bevorderen van) de maatschappelijke participatie van dak- en thuislozen. Getracht is een antwoord te vinden op de vraag wat deze strategieën hebben opgeleverd voor de direct betrokkenen en hun omgeving, om op basis daarvan iets te zeggen over de meerwaarde van deze strategieën. Uit de resultaten blijkt dat de strategieën in meer of mindere mate een meerwaarde hebben voor de betrokkenen zelf. Voor de omgeving is, in de onderzoeksperiode van 1,5 jaar, geen directe meerwaarde gevonden. Wellicht iets voor vervolgonderzoek
Bijdrage FACT congres 20 september 2018: Presentatie over Gebiedsgericht werken aan herstel Eerste onderzoeksuitkomsten
Achtergrond: Vanaf 2016 wordt in Utrecht in proeftuinen de GGZ zorg aan mensen met Ernstige Psychische Aandoeningen (EPA) gebiedsgericht uitgevoerd. Het is de bedoeling dat ervaringsdeskundigen, familie en naasten, specialistische GGZ hulpverleners, medewerkers begeleid en beschermd wonen, sociale wijkteams en eerstelijns zorgverleners nauwer gaan samenwerken. Inhoud presentatie: Door gebiedsgericht te werken kan zorg meer op maat en integraal worden aangeboden dichtbij de patiënt. Het doel van gebiedsgerichte GGZ is zorgen voor betere kansen op herstel en maatschappelijke participatie voor psychisch kwetsbare mensen. Daarnaast had het als doel het verbeteren van de ervaren kwaliteit van leven en het functioneren van de cliënten in de wijk. Op basis van Routine Outcome Monitoring, instellingsgegevens en interviews met alle betrokkenen zijn de eerste resultaten geëvalueerd die op dit congres gepresenteerd worden.
ACHTERGRONDMDMA (ecstasy) is een relatief veilige drug en induceert weinig afhankelijkheid, maar staat desondanks samen met andere harddrugs op lijst I van de Nederlandse Opiumwet. Bezorgdheid over de aan MDMA gerelateerde criminaliteit, het aantal gezondheidsincidenten en de mogelijk onterechte plaatsing van MDMA op lijst I hebben geleid tot een voortdurend debat over het huidige Nederlandse ecstasybeleid.DOELOntwikkeling van een rationeel MDMA-beleid waarbij men rekening houdt met alle aspecten gerelateerd aan de productie, verkoop en gebruik van MDMA.METHODEEen interdisciplinaire groep van 18 experts formuleerde een wetenschappelijk onderbouwd MDMA-beleid door de verwachte effecten van 95 beleidsopties op 25 uitkomsten te beoordelen, waaronder gezondheid, criminaliteit, rechtshandhaving en financiën. Het optimale beleidsmodel werd gevormd door een combinatie van 22 beleidsopties met de hoogste totaalscore op alle 25 uitkomsten. RESULTAAT Het optimale beleidsmodel bestond uit een vorm van gereguleerde productie en verkoop van MDMA, beter kwaliteitsbeheer van ecstasypillen en intensievere bestrijding van de MDMA-gerelateerde georganiseerde criminaliteit. Een dergelijk beleid zou leiden tot een kleine toename in de prevalentie van ecstasygebruik, maar met minder gezondheidsschade, minder MDMA-gerelateerde misdaad en minder milieuschade. Om de praktische uitvoerbaarheid en de politieke haalbaarheid te vergroten werd het optimale model enigszins aangepast.CONCLUSIEHet ontwikkelde optimale model biedt een politiek en maatschappelijk haalbare set van beleidsinstrumentopties, waarmee men plaatsing van MDMA op lijst I kan herzien, wat de schade van MDMA voor gebruikers en de samenleving kan verminderen. Voor de psychiatrie betekent het bevordering van therapeutisch onderzoek en minder hinder door nodeloze stigmatisering bij de behandeling van patiënten.--English:SUMMARYThe development of a rational national MDMA policy and itsrelevance for psychiatry.J.G.C. van Amsterdam, T. Nabben, G.-J. Peters, F. van Bakkum, J. Noijen, W. van den BrinkBackground MDMA (ecstasy) is a relatively safe drug and induces little dependence, but is nevertheless scheduled as a hard drug (Dutch Opium Act, List 1). Concerns about MDMA-related crime, health incidents and possible inappropriate listing of MDMA on List I have led to an ongoing debate about current Dutch ecstasy policy.Aim To develop a rational MDMA policy that takes into account all aspects related to production, sale and use ofMDMA.Method An interdisciplinary group of 18 experts formulates a science-based MDMA policy by assessing the expected effects of 95 policy options on 25 outcomes, including health, crime, law enforcement and finance. The optimal policy model consists of the combination of the 22 policy options with the highest total score on all 25 outcomes.Results The optimal policy model consisted of a form of regulated production and sale of MDMA, better qualitymanagement of ecstasy tablets and more intensive fight against MDMA-related organized crime. Such a policywould lead to a small increase in the prevalence of ecstasy use, but with less health damage, less MDMA-related crime, and less environmental damage. To increase practicality and political feasibility, the optimal model was slightly modified.Conclusion The developed optimal model offers a politically and socially feasible set of policy instrument options, with which the placement of MDMA on List I can be revised, thereby reducing the damage of MDMA to users and society. For psychiatry, it means promoting therapeutic research and less nuisance from unnecessary stigmatization in the treatment of patients.
MULTIFILE
This study shows how learner initiatives are taken during classroom discussions where the teacher seeks to make room for subjectification. Using Conversation Analysis, subjectification can be observed when students take the freedom to express themselves as subjects through learner initiatives. Drawing on data from classroom discussions in language and literature lessons in the mother tongue, the authors find that learner initiatives can be observed in three different ways: agreement, request for information, counter-response. A learner initiative in the form of an agreement appears to function mostly as a continuer and prompts the previous speaker to reclaim the turn, while the I-R-F structure remains visible. In contrast, making a request for information or giving a counter-response ensures mostly a breakthrough of the I-R-F-structure and leads to a dialogical participation framework in which multiple students participate. Findings illustrate that by making a request for information or giving a counter-response, students not only act as an independent individual, but also encourage his peers to do so.
In een tijd waarin kwetsbare mensen (tijdelijk) basisvaardigheden ontberen om voor zichzelf te zorgen, verward en eenzaam zijn, soms voor overlast zorgen of op straat belanden, is assertieve en outreachende zorg noodzakelijk. Een zorgzame bemoeienis. Bemoeizorg is de afgelopen decennia uitgegroeid tot een volwaardige methodiek, die in de praktijk succes heeft. Er is evidentie dat bemoeizorg werkt! In dit boek wordt bemoeizorg beschreven van A tot Z. Zowel de methodiek als de praktijkervaringen komen aan bod, voor alle beroepsgroepen die cliënten benaderen met ernstige en complexe problemen, die moeilijk bereikbaar zijn. In dit boek zetten uitvoerders en onderzoekers samen de kennis over assertieve outreachende zorg op een rij. De organisatie van de bemoeizorg komt aan de orde, met de verschillende modellen waarin bemoeizorg wordt aangeboden: toeleidingsteams, vangnet- en adviesteams, (F)ACT teams en de sociale wijkteams. Naast de Nederlandse bemoeizorg, wordt ook ingegaan op de manier waarop deze zorg in omringende landen er uit ziet. Bemoeizorg van A tot Z is geschreven voor hulpverleners, leidinggevenden in zorg en welzijn en gemeenten. De auteurs hebben veel ervaring in het werkveld van bemoeizorg. Gerard Lohuis als sociaal psychiatrisch verpleegkundige en docent, Simone van de Lindt als onderzoeker en opleider en Diana Roeg als onderzoeker op het terrein van de (O)GGz. Lia van Doorn als lector met expertise op het sociale domein.
LINK
Mensen met ernstige psychische aandoeningen hebben naast een psychiatrische stoornis gedurende langere tijd (>2 jaar) op meerdere levensgebieden beperkingen in het functioneren. In het beleidsrapport Over de brug (20..) zijn voor de komende jaren drie ambitieuze doelstellingen afgesproken: 1/3 meer psychiatrische en somatische gezondheidswinst (herstel van gezondheid), 1/3 meer participatie in werk of studie (herstel van maatschappelijke rollen), 1/3 meer verwezenlijking van individuele doelen (persoonlijk herstel). Op dit moment wordt vanuit de GGZ op verschillende manieren vanuit outreachende multidisciplinaire zorgteams hieraan gewerkt. De belangrijkste zorgvormen zijn. Gewerkt wordt vanuit teams voor: Bemoeizorg en Assertive Community Treatment (ACT), Flexibele ACT teams (F-ACT) en meer recent gebiedsgerichte GGZ zorgnetwerken. Deze teams staan voor een aantal uitdagingen: werken aan klinisch, persoonlijk en maatschappelijk herstel; professionele zorg bieden aansluitend op naar eigen kracht en zelfmanagement; naast de cliënt ook zijn/haar netwerk en omgeving betrekken; interprofessioneel samenwerken met professionals buiten de GGZ; integratie van behandeling en rehabilitatie; integratie van psychiatrische en somatische zorg.
Dit onderzoek betreft de eerste fase van de proeftuinen betreft waarbij de voortgang bij cliënten in de proeftuinen met gebiedsteams wordt vergeleken met FACT teams waarbij nog niet gebiedsgericht gewerkt werd. De eerste resultaten van de tussenevaluatie zijn binnen, namelijk dat: 1. Er bij alle cliënten (in de proeftuinen en tevens in gewone FACT teams) tussen 2015 en 2017 een afname is van beperkingen in het functioneren en van onvervulde zorgbehoeften en een toename van kwaliteit van leven. Dit verandert dus ten goede maar ongeveer evenveel in proeftuinen gebiedsgericht werken als in overige FACT teams. 2. Echter de gemiddelde duur van de opnames in gebiedsgerichte proeftuinen is wel korter en dit is een significant gunstig verschil met de andere FACT teams. 3. Meer mensen stromen bovendien uit naar de eerste lijn vanuit de proeftuinen met gebiedsgerichte FACT-teams dan uit de andere FACT teams. Stabilisering van symptomen en terugval risico lijkt daarbij verkleind. 4. Aanvullende kwalitatieve interviews met cliënten duiden tenslotte op een beter vangnet functie vanwege het gebiedsgericht werken. Cliënten zijn over de grotere nabijheid van de zorg zeer te spreken en waarderen het dat ze met verschillende vragen op één plek terecht kunnen. Er wordt volgens cliënten zelf vanwege het grotere gevoel van veiligheid minder gebruik gemaakt van het bed op recept (https://www.f-actnederland.nl/f-act-congres-2018-f-act-harvest-oogsten-uit-de-proeftuinen-van-nieuwe-pioniers/).