Kun je zeggen dat studenten “recht hebben” op geschiedenis? Ik vind van wel. De geschiedenis van hun toekomstige beroep hoort thuis in het curriculum van MWD, SPH, CMV, SJD, CT, HRM en Pedagogiek. Zeven colleges is echt het minimum. Dat heb je nodig om het ontstaan, de ontwikkeling en de veranderingen in het sociale beroepenveld in de historische, maatschappelijke en veranderende context uit te leggen. In vogelvlucht en daarbij kun je lijnen trekken naar de actualiteit. Met deze colleges, met studieopdrachten, onder andere met behulp van de Canon Sociaal Werk, en het bestuderen van een handboek, verwerven studenten een kennisbasis en een referentiekader (www.canonsociaalwerk.eu1; Bijlsma & Janssen, 2010; Van der Linde, 2010). Een voorwaarde hiervoor is wel dat het onderdeel wordt afgesloten met een kennistoets. Kennis die niet getoetst wordt, hoeft niet geleerd te worden. Dat weet elke student. Op deze kennisbasis kan in andere lessen worden voortgebouwd. Werkterreinen als jeugdzorg, gehandicaptenzorg, huiselijk geweld, maatschappelijke opvang, ouderenwerk, schuldhulpverlening, jongerenwerk, opbouwwerk hebben elk een fascinerende en leerzame geschiedenis. Binnen de hbo opleidingen staat de geschiedenis van de eigen beroepen en werkterreinen niet vanzelfsprekend in het curriculum. Enkele opleidingen hebben het vak in ere gehouden. De meeste hebben de geschiedenis geschrapt: “verleden tijd”. Of het is ooit geïntegreerd in een methodiek-onderdeel en daar geleidelijk verdwenen
Technologie heeft veel te bieden voor mensen met een ernstige meervoudige beperking (EMB). Vanuit die overtuiging is de methodiek Helpende Hand met bijbehorend werkboek ontwikkeld door onderzoekers van het Lectoraat Technologie voor Gezondheid van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) sàmen met begeleiders en verwanten, om hen te ondersteunen technologie op een betekenisvolle manier te gebruiken.
MULTIFILE
In deze SPRONG-groep staan jongeren en (jong) volwassenen die op langdurige zorg zijn aangewezen centraal. Samen willen we participatiemogelijkheden bevorderen, zodat jongeren en (jong) volwassenen in kwetsbare situaties en posities in hun eigen leefomgeving kunnen floreren. Om dat te kunnen realiseren is het nodig dat er geredeneerd wordt vanuit de gehele levensloop van zorgvragers. Jeugdzorg, Gehandicaptenzorg en GGZ gaan hierin samen optrekken. Ons doel is dat zorg- en welzijnsprofessionals met jongeren en (jong) volwassenen en hun netwerk en met elkaar vanuit de onderliggende waarden sociaal, inclusief en relationeel BETEKENISVOL SAMENWERKEN. Met ons kennisnetwerk verdiepen en onderbouwen we deze visie verder en maken we ons hard voor het includeren van de stem en positie van jongeren en (jong) volwassenen en hun gezinnen zelf, zodat innovatie van binnenuit gebeurt. Hiertoe vormen we een krachtige SPRONG -groep die bestaat uit: 12 Lectoraten van vier verschillende Hogescholen 12 Ervaringsdeskundigen 11 Werkveldpartners vanuit Jeugdzorg, GGZ en Gehandicaptenzorg 3 Universiteiten 3 belangenverenigingen 2 Kenniscentra 2 Gemeenten 1 Beroepsvereniging De SPRONG-groep BETEKENISVOL SAMENWERKEN zal zich de komende jaren richten op: het agenderen van de sociale aspecten van innovatie die nodig zijn om voldoende participatiemogelijkheden te scheppen, het ontwikkelen van onderwijs voor meer dan 3000 studenten in het sociale domein, het verbeteren van de eigen onderzoeksorganisatie om onderzoek met mensen in kwetsbare situaties en posities recht te kunnen doen en het implementeren van nieuwe inzichten uit de bij de SPRONG-groep betrokken zorginnovaties in het werkveld en in het onderwijs. In de tweede periode van de SPRONG-groep willen we graag uitbreiden met (internationale) partners vanuit zorgtechnologie en kunst. Hierdoor kunnen we winnen aan zeggingskracht en impact waarbij ook technologische inzichten kunnen worden benut en kan geleerd worden om anders te kijken en te confronteren en te bevragen wat vanzelfsprekend lijkt.
De vraag naar de stand van zaken rond signalering en diagnostiek van seksueel misbruik bij mensen met een LVB en de wijze waarop psychomotorisch therapeuten hieraan een bijdrage (kunnen) leveren, is een centrale vraag in ons RAAK-PRO onderzoek “Seksueel trauma bij mensen met een licht verstandelijke beperking: de inzet van psychomotorische therapie”. Nu een grootschalig onderzoek direct bij cliënten niet mogelijk is, willen we de kwaliteit van het onderzoeksproject waarborgen door de noodzakelijke informatie langs andere weg te verzamelen. In de voorgestelde RAAK Impuls wordt door middel van online onderzoek een inventarisatie gemaakt van (het beleid ten aanzien van) preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik in de verstandelijk gehandicaptenzorg. Deze studie kent twee onderdelen: beleidsonderzoek en hulpverlenersonderzoek. Voor elk onderdeel wordt een aparte online enquête gemaakt. 1) In het beleidsonderzoek vullen managers/leidinggevenden op directieniveau van organisaties in de verstandelijk gehandicaptenzorg een online enquête in over het beleid ten aanzien van preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik. 2) In het hulpverlenersonderzoek vullen gedragsdeskundigen, psychomotorisch therapeuten en (persoonlijk) begeleiders een online enquête in over preventie, signalering en behandeling van slachtoffers van seksueel misbruik. Met behulp van deze enquête wordt een inventarisatie gemaakt van preventieve maatregelen, diagnostische instrumenten en behandelmethoden en behandelprotocollen die gebruikt worden in de behandeling van cliënten met seksueel misbruik ervaringen. Op basis van de resultaten wordt voor het werkveld een rapport geschreven met daarin de huidige stand van zaken ten aanzien van preventie, signalering en behandeling van seksueel misbruik bij mensen met een verstandelijk beperking. In het rapport zullen ook handvatten en mogelijke verbeterpunten worden geformuleerd.. Daarnaast zal het rapport inzicht geven in de wijze waarop seksueel misbruik zich manifesteert bij mensen met een LVB. Deze informatie is van groot belang in het kader van het hoofddoel van het overkoepelende onderzoeksproject.
Op een waardige manier deelnemen aan en deel zijn van het maatschappelijk leven is niet altijd even makkelijk als je een beperking hebt. Het onderzoek van Jeroen Knevel is erop gericht bij te dragen aan de levenskwaliteit van mensen die belemmeringen ervaren. Zijn onderzoek doet hij samen met de praktijk en laat hij in allerlei creatieve en speelse vormen terugkomen in het onderwijs. Doel Het onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan kennis over theorie en praktijk van sociale inclusie bij mensen met een verstandelijke beperking. We willen we de kennis vergroten die sociaal werkers in de VG-sector nodig hebben om de inclusie van personen met een verstandelijke beperking te bevorderen. Resultaten Proefschrift op basis van artikelen. Verder artikelen, hoofdstukken, lezingen, workshops en cursussen. Bijvoorbeeld: Knevel, J. & Wilken J.P. (2019). Sociale inclusie. In J.P. Wilken & D. den Hollander (Eds.), Handboek Steunend Relationeel Handelen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Knevel, J. (2019). Inclusiegericht sociaal werk. Workshop op Landelijk congres Zoek ‘t uit! Praktijk en wetenschap dichter bij elkaar. Utrecht. 31 januari 2019. Knevel, J. (2019). Over inclusie. Presentatie Amersfoort’ bij Samenwerkend Netwerk (Indebuurt033). 4 april 2019. Knevel, J. (2019). Over inclusie. Lezing MEE Rotterdam, 27 juni 2019. Knevel, J. (2018). Module 2: Inclusief project. Minor Gehandicaptenzorg: inclusiegericht samenwerken met jeugd en volwassenen met een verstandelijke beperking. Utrecht: 3 september 2018 - 31 januari 2019. Inclusiegericht werken en inclusief samenwerken staat centraal in deze module. Knevel, J. (sinds 2017). Sociaal werk en mensenrechten. College 2e jaars opleiding Sociaal Werk, wekplaats Sociale Rechtvaardigheid. Utrecht. Knevel, J. (sinds 2017). (On)rechtvaardigheid en (on)gelijkwaardigheid. Colleges 2e jaars voltijd- en deeltijdopleiding Sociaal Werk, wekplaats Sociale Rechtvaardigheid. Utrecht. Podcast Lessen uit #HUonderzoek Looptijd 01 maart 2018 - 01 maart 2022 Aanpak Enkele vragen die centraal staan in dit onderzoek: Hoe kan sociaal werk in de verstandelijk gehandicaptenzorg begrepen worden vanuit het perspectief van inclusie en mensenrechten? En enkele kleinere vragen zoals: Inclusiegericht werken: hoe doe je dat in de praktijk? Wat doe je dan? Wat doe je dan niet? En waarom dan wel of niet? Wat voor effect(en) heeft inclusiegericht werken voor: Mensen met een verstandelijke beperking? Professionals die werken vanuit de VGZ (begeleiders, coaches, participatiecoaches) En waaraan merk je dat er effect is? Verschillende vormen van dataverzameling worden ingezet. Literatuurstudie; Vier ontwikkelwerkplaatsen in Amsterdam Noord, Amersfoort Vathorst, Wageningen en Utrecht; Interviews; Inclusief karakter; Afstudeerkring. Dit houdt in: Er wordt samen gewerkt aan een sociaal vraagstuk. In dit geval ‘inclusie’ in relatie tot mensen met een verstandelijke beperking. Er is sprake van een netwerkstructuur van praktijkorganisaties, lectoraten, docent-onderzoekers die zich verbinden aan het vraagstuk. Er is sprake van een langlopende kennisagenda. Er is sprake van jaarlijkse opdrachten voor studenten die daar op kunnen ‘solliciteren’. Studenten kunnen mailen met jeroen.knevel@hu.nl. Er kan sprake zijn van taakgroepen van studenten die opdrachten uitwerken; elke student voert een deelaspect van de opdracht (individuele toetsing) uit. De ontwikkelwerkplaats is een plek waar data worden verzameld en waar nieuwe werkwijzen worden ontwikkeld. Allerlei activiteiten ondersteunen dat proces. Er worden gesprekken gevoerd. En discussies. Bijvoorbeeld over de persoonlijke betekenis van inclusie. Er worden ervaringen gedeeld en verzameld, en uiteindelijk geclusterd. Er worden pitches gegeven. Er worden doelen geformuleerd door deelnemers van de ontwikkelwerkplaats. Er worden factoren benoemd die werken en die niet werken in het inclusiegericht werken. Er wordt een analyse gemaakt van alle verzamelde ervaringen.