Dementievriendelijkheid, wat verstaan we daaronder? Een mooi woord voor de inclusie van mensen met dementie en mantelzorgers in de maatschappij. Op dit moment zijn er in Nederland al 280.000 mensen die leven met dementie. In 2040 is dit aantal naar verwachting verdubbeld naar meer dan een half miljoen. Grote kans dat we er allemaal in meer of mindere mate in onze eigen omgeving mee te maken krijgen. Tijdens het werk, in de familie- of vriendenkring, maar ook in de eigen buurt of de eigen straat.
DOCUMENT
Ook schijnbaar volledig geïndividualiseerde mensen gaan hechte en heftige verbintenissen aan, zoals familie-, vriendschap- of liefdesrelaties. Het is daarom belangrijk om, naast 'voice' en 'exit', ook rekening te houden met diepe gevoelens van loyaliteit
DOCUMENT
Keeping it Local is een onderzoeksproject van het Fashion Research & Technology Lectoraat aan de Hogeschool van Amsterdam. In dit ‘levend laboratorium’ wordt onderzoek gedaan naar co-creatie, lokale productie in een stedelijke omgeving en duurzaam consumentengedrag. Wij produceren 3D-gebreide truien, geïnspireerd op de traditionele visserstruien. Net zoals hun traditionele voorgangers, vertellen deze truien het verhaal van lokale gemeenschappen: de enige Amsterdamse commerciële Noordzeevisser Hendrik Kramer en bemanning, studenten Cultureel Erfgoed van de Reinwardt Academie, studenten HBO-ICT van de Hogeschool van Amsterdam en modestudenten van het AMFI.Met een mix van traditionele en computergegenereerde patronen vertellen de truien over het leven in Amsterdam en de toekomst van de visserij, de mode-industrie, ICT en cultureel erfgoed anno 2023. Ze zijn ontworpen voor en in samenwerking met de bovengenoemde gemeenschappen.Gevestigd op de Amstel Campus van de Hogeschool van Amsterdam, omvat onze productieketen ontwerp, productie en verkoop. We volgen onze consumenten om te weten te komen hoe ze hun trui 'behandelen' na het verkooppunt. Want leidt zo’n door en voor jou gemaakte trui tot een hechtere emotionele band met jouw trui en vervolgens tot duurzamer kledinggedrag?Door gebruik te maken van een geavanceerde 3D-breitechniek is het mogelijk om lokaal en op bestelling te produceren. Dit voorkomt overproductie en mogelijke verspilling door onverkochte truien. Daarom hangen er alleen pasmodellen in de winkel: consumenten kunnen binnenlopen om de truien van dichtbij te zien, te voelen, te passen en te bestellen. Vervolgens wordt de trui speciaal voor de drager gebreid.Onze productieketen wordt niet alleen volledig gerund door het project, maar is ook 'ultra lokaal'. De afstand tussen het punt van ontwerp, het 3D-Knitlab waar de truien worden geproduceerd en de University Store waar ze worden verkocht is slechts 300 meter. Dit geeft ons de kans om te experimenteren in een levensechte omgeving en 'op de knoppen te drukken' in elke fase van de keten om te zien waar en hoe we dit project duurzamer kunnen maken.
DOCUMENT
18 geïnterviewde professionals schetsten hun eigen beeld van de versterkingsoperatie en de impact op bewoners en gemeenschappen. Het huidige rapport geeft een totaalbeeld van al deze bijdragen, gebaseerd op overeenkomsten en verschillen die we signaleerden in de visies van professionals. Dit totaalbeeld laat een haperend systeem zien waarbinnen men met veel inzet probeert de versterkingsoperatie zo goed mogelijk uit te voeren. Met bewoners die volledig afhankelijk zijn van het systeem, die hun vertrouwen veelal kwijt en ook murw en moe zijn. In het rapport passeren veel knelpunten de revue, maar een rode lijn zijn de telkens veranderende beleidskaders, de spelregels die maar blijven wijzigen. Professionals geven onder andere aan moeite te hebben om deze regels nog aan bewoners uit te leggen: ze scheppen namelijk ongelijkheid en vergroten de kans op conflict en ze maken het moeilijk om een vertrouwensband met bewoners op te bouwen. In november 2020, na de afronding van ons onderzoek, is een nieuw bestuursakkoord verschenen. Bestuurders zijn optimistisch dat de nieuwe kaders veel problemen gaan oplossen. Uit ons rapport kan juist geconcludeerd worden dat de veranderende kaders het grootste probleem zijn. We hopen dat de huidige wijzigingen voor professionals en bewoners desondanks een verbetering vormen.
DOCUMENT
In het Nationaal Park Drentsche Aa startte in 2021 het driejarige programma Energietransitie & Participatie, uitgevoerd door de Natuur- en Milieufederatie Drenthe (NMFD) en BOKD (vereniging dorpsbelangen en -huizen in Drenthe). Hierin staat de regie van bewoners bij de energietransitie centraal: Wat vinden inwoners kwaliteiten voor natuur, cultuurhistorie en landschap op dorps- en gebiedsniveau? Hoe wil men hier in het kader van de energietransitie mee omgaan? Welke concrete projecten kunnen zij hieruit ontplooien?Als praktische methode bij de uitvoering van dit programma werd ingezet op het gebruik van een integrale modulaire aanpak van het werkboek Wij doen Het!1 Samen energie steken in onze waardevolle gebouwen, dorpen en landschappen. Met dit werkboek kunnen lokale gemeenschappen in eigen regie (vanuit de kracht van hun dorp) aan de slag met lokale opgaven (breder dan energie) en de waardering voor de gebouwde en landschappelijke omgeving. Vervolgens beslissen zij op welke manier zij navolging geven aan energie-activiteiten, van communicatie tot het realiseren van energiemaatregelen.Het programma van de NMFD en BOKD voorzag niet in specifieke ondersteuning van de lokale gemeenschappen of monitoring van de bijbehorende de resultaten. Dit onderzoeksrapport beschrijft hoe het KIEM-project daar invulling aangaf:- Er is een training ontwikkeld en verzorgd aan lokale gemeenschappen en aan hun procesbegeleiders van de NMFD en BOKD.- Er is een dorpsmonitor ontwikkeld en uitgevoerd om de voortgang en lessen van lokale gemeenschapen te identificeren evenals verbeterpunten van het werkboek.- Er is ondersteuning geboden aan lokale gemeenschappen bij het ontwikkelen van hun energieplannen (die aansluiten bij lokale opgaven en de kwaliteiten van de omgeving).- Er hebben dorpsspecifieke en dorpsoverstijgende studentonderzoeken plaatsgevonden, bijvoorbeeld over de verduurzaming van historische gebouwen in Drenthe en over de energietransitie in specifieke dorpen in het nationaal park.- Er is op diverse manieren kennis over het project gedeeld: via onderwijs, bijeenkomsten van lokaal tot internationaal niveau en op andere manieren. Kennisdeling via studentonderzoek, bijeenkomsten en publicaties heeft geleid tot doorwerking: vervolgstappen van lokale gemeenschappen en zelfs de oprichting van een nieuwe lokale gemeenschap. Ook hebben lokale gemeenschappen en organisaties buiten het nationaal park informatie opgevraagd en hebben ze willen meedenken aan vervolgprojecten.De toepassing van het werkboek is gebaseerd op het theoretisch perspectief ‘erfgoed als ruimtelijke vector-benadering’. Daarmee ontstaat inzicht op welke manier dagelijks gebruikers erfgoed waarderen en inzetten bij ruimtelijke veranderingen. Zo bleek dat erfgoed vaak wel als expliciet thema werd benoemd, maar niet expliciet werd verwerkt in energie-activiteiten. Daarnaast werd cultuurhistorie als ruimtelijke kwaliteit veelal tegelijk genoemd met de thema’s landschap en natuur.Een van de lessen is dat lokale gemeenschappen zeer verschillen zijn, net als de dorpen waarin energie-initiatieven plaatsvonden (alhoewel in hetzelfde nationaal park gelegen). Lessen van lokale gemeenschappen waren daarom soms zeer divers. Een generieke les, richting de professionals is dat een lokale gemeenschap een heel andere dynamiek en taalgebruik kent dat dat van de professional. Een professional heeft een project met een doel dat binnen de afbakening (budget, tijd en team) moet worden gerealiseerd. Een lokale gemeenschap bestaat uit vrijwilligers, die individueel intrinsiek gemotiveerd zijn. Op basis van hun keuzes en beschikbaarheid ontstaat een tempo waarin activiteiten ontplooid worden. Dit maakt lokale initiatieven dynamisch. Een professionele organisatie die wil inzetten op participatie of draagvlak moet zich realiseren dat zij hier dienstbaar aan zijn en hun ondersteuning niet opdringen op basis van hun eigen belang (doelen en afbakening). Dan is immers geen sprake maar van faciliteren maar forceren.Tot slot heeft dit project wat confronterende maar zeer waardevolle inzichten opgeleverd over de relevantie en vorm van het werkboek. Tijdens de monitor en ondersteunende activiteiten ontstond het beeld dat lokale gemeenschappen helaas niet actief met het werkboek werkten, maar wel met de thematiek van het werkboek bezig waren; de toepassing van het werkboek leek dus wel impliciet plaats te vinden. Uit een korte vragenlijst aan het eind bleek dit niet het geval te zijn. Eén van de lokale gemeenschappen had het werkboek wel expliciet op tafel gehad. De anderen hadden allen wel met de thematiek gewerkt. Tijdens evaluatiesessies met de procesbegeleiders van de NMFD en BOKD, en later met de ontwikkelaars van het werkboek, werd geconcludeerd dat het werkboek een goed naslagwerk is, maar dat een meer toegankelijke versie vermoedelijk leidt tot betere praktische toepassing.
DOCUMENT
Onderzoekers Huub Purmer en Maisha van Pinxteren hebben een model ontwikkeld om de zorgzaamheid van buurten en gemeenschappen te analyseren en te bevorderen. De behoefte van mensen blijkt cruciaal.
LINK
Mensen voelen zich verbonden met hun omgeving. Vanuit dat perspectief handelen en reageren zij op wat er gebeurt in de omgeving. Dit praktisch werkboek is ontwikkeld voor lokale gemeenschappen, zij kunnen vanuit hun belangen en opgaven, met anderen, met praktische handvatten en voorbeelden aan de slag om lokaal gedragen erfgoed-sensitieve energieplannen te ontwikkelen.Het werkboek is onder embargo, het wordt gepubliceerd nadat de praktijkwaarde via pilotstudies is aangetoond. Beoogde start pilotstudies: najaar 2021.
DOCUMENT
Het lectoraat richt zich op participatie en stedelijke ontwikkeling. De uitdagingen en problemen die spelen in stedelijke omgevingen gaan vaak over ‘delen’ en ‘verdelen’, en over de voortdurende spanningsverhouding tussen de verscheidenheid én verbondenheid die daarbij hoort. De stad zijn wij. Voor die sociale stedelijke ontwikkeling zet het lectoraat zich in door onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de kracht van relaties en netwerken in de stad te versterken. Dat doen we vanuit onderzoek en onderwijs samen met de praktijk en het beleid. We werken ingebed, als embedded practice-based researchers. We willen relaties en netwerken niet alleen beter proberen te begrijpen, zoals de voortdurende en intrigerende spanningsverhouding tussen eenheid en verscheidenheid van mensen die daar deel van uitmaken. Ook willen we ze een positieve impuls geven, de kracht ervan benutten. Dat doen we mede door ook zelf met betrokkenen samen te werken, door samen te ‘zwermen’ tijdens het onderzoek, met als doel maatschappelijke participatie en stedelijke ontwikkeling te bevorderen. Want, zo zien wij het: voor de 21ste eeuw is er geen andere optie dan te delen. Na het inleidende eerste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 uiteen gezet wat de kernbijdrage van het lectoraat is. Waar richt het lectoraat zich precies op als het gaat om participatie en stedelijke ontwikkeling? En waarom? In Hoofdstuk 3 werken we die bijdrage verder uit, door in te gaan op de doorontwikkeling van het lectoraat en het onderzoeksprogramma met drie onderzoekslijnen. Onze belangrijkste drijfveer is het realiseren van maatschappelijke impact. We besluiten de tekst in hoofdstuk 4 met een aantal slotbeschouwingen.
DOCUMENT
Deze studie richt zich op het ontwikkelen van een woonconcept voor jongeren in Groningen die te maken hebben met thuisloosheid. Het initiatief 'Jimmy’s', in samenwerking met het lectoraat Vastgoed van het Kenniscentrum Noorderruimte van de Hanzehogeschool, is het project 'Jimmy’s geeft Thuis' gestart met het doel om te verkennen hoe een passend woonconcept gerealiseerd kan worden voor jongeren in een kwetsbare (huisvesting)situatie. De aanpak van dak- en thuisloosheid in Nederland ondergaat momenteel een paradigmashift, waarbij de focus verschuift van opvang naar directe huisvesting, zoals benadrukt in het Nationaal Actieplan Dakloosheid ‘Eerst een Thuis’. Een regulier woonaanbod sluit echter vaak niet aan bij de behoeften van de verschillende doelgroepen die kampen met dak- of thuisloosheid. Om een passende woonvorm voor de doelgroep jongeren te identificeren, zijn de volgende stappen ondernomen: inventarisatie van bestaande woonconcepten; ontwikkeling van een methodologie voor het ontwerpen van een passend woonconcept; en een participatief proces met betrokken stakeholders, waaronder de gemeente Groningen, WerkPro, PPS Construct, woningcorporaties, welzijnsorganisaties en het Jongerenpanel de Derde Kamer van Jimmy’s. Uit het ontwikkelproces bleek dat het gebrek aan een 'sense of belonging' de belangrijkste woonbehoefte is onder deze doelgroep. Daarom is een innovatief woonconcept ontwikkeld in de vorm van een netwerk van peer-support communities, verspreid in de stad Groningen, en gebaseerd op verschillende gedeelde interesses en competenties, en in verbinding met de omringende omgeving. Dit concept combineert wonen met een talentenbroedplaats, wat bijdraagt aan bestaanszekerheid, sociale cohesie en persoonlijke ontplooiing van de jongeren.
MULTIFILE