In deze notitie hebben we een poging gedaan om uit de verscheidenheid aan definities en betekenissen van het begrip ‘integraal werken’ die we in onderzoeken en in andere publicaties tegen komen, tot een conceptuele analyse en ordening te komen. De analytische ordening in vier vensters is bedoeld om de consequenties ervan in de praktijk voor professionals, in relatie tot hun primaire doelgroep (burgers in alle soorten en maten, de samenleving), binnen hun organisatorische kaders en in relatie tot beleid en bestuur te kunnen onderzoeken en te kunnen duiden. We sluiten deze notitie af met een samenvatting van de bovengenoemde vier vensters en een korte beschouwing.
Het lectoraat Werken in Onderwijs is in 2020 gestart tegen een achtergrond van kwantitatieve en kwalitatieve tekorten aan leraren en schoolleiders. Anno 2024 vormen deze tekorten nog altijd een veelkoppig monster. De ervaren werkdruk is hoog en leidt tot uitval, er zijn toenemende zorgen over de kwaliteit van het onderwijs zelf, het werk en ook schoolvakken zijn in voortdurende beweging. Bovendien lopen de tekorten de komende tien jaar nog verder op en zal de in- en uitstroom aan lerarenopleidingen te beperkt zijn om dit op te vangen. Het tekort aan onderwijsprofessionals kan worden gezien als een sluimerende crisis. Het is een gegeven dat onderwijsprofessionals continu met verandering te maken hebben en dat ontwikkelingen in hun werk (zoals het lerarentekort of de vraag hoe vorm te geven aan de onderwijsopdracht) zorgen voor permanente 'schuring' tussen belangen. Op basis van een analyse van onze inzichten en recente ontwikkelingen rondom het werken in onderwijs concluderen we dat het noodzakelijk blijft onderzoek te doen naar dit thema. We houden onze koers vast, maar met scherpere ambities. We formuleren onze nieuwe missie als volgt: met ons onderzoek dragen we bij aan het versterken van het beroep van onderwijsprofessionals in de volle breedte in schoolorganisaties die te kenmerken zijn als leerwerkplekken, waarbinnen wordt samengewerkt gericht op een aantrekkelijk beroep en goed onderwijs. Onze visie is dat praktijkgericht en, waar mogelijk, participatief onderzoek sámen met onderwijsprofessionals en vanuit een systemische kijk (gericht op de lagen van onderwijsprofessionals en schoolorganisatie; met oog voor het waartoe) bijdraagt aan deze missie. Voor onze tweede termijn formuleren we daarom de volgende hoofdvraag: Hoe kunnen (aanstaande) onderwijsprofessionals zich professioneel (blijven) ontwikkelen in schoolorganisaties die fungeren als leerwerkplek voor het realiseren van een aantrekkelijk beroep en kwalitatief goed onderwijs?
De transitie en transformatie in de Jeugdhulp gaat samen met de wens van gemeenten en rijksoverheid om kinderen die niet meer thuis kunnen wonen niet meer in (gesloten) residentiele voorzieningen maar zo veel mogelijk in pleeggezinnen en gezinsgerichte voorzieningen op te vangen. Als gevolg hiervan, neemt het aantal jeugdigen met complexe zorgvragen toe in gezinshuizen (in 2016 50% meer! bron: factsheet gezinshuizen). Onderzoek aan Hogeschool Leiden heeft de afgelopen jaren aangetoond dat in gezinshuizen een beter leefklimaat aanwezig is dan in residentiële voorzieningen en de gesloten jeugdhulp. Toch gaat plaatsing niet altijd goed, vaak vanwege complexe problemen van deze kinderen. Dan moeten ze weer naar een andere plek. Volgens recent onderzoek hebben kinderen in gezinshuizen gemiddeld al 3,6 plaatsingen achter de rug. Voor het kind en de hulpverlening is een overplaatsing een traumatische gebeurtenis zoals in de aangrijpende documentaire ‘Alicia’ was te zien (Zdoc november j.l.). Deze negatieve jeugdervaring komt bovenop eerdere negatieve jeugdervaringen in hun leven en heeft grote gevolgen voor hun latere ontwikkeling. Samen met een landelijk dekkend netwerk van ongeveer 400 gezinshuizen en overkoepelende (zorg)instellingen onderzoeken drie hogescholen (Leiden, Windesheim en CHE) en een universiteit (Tilburg) voor welke kinderen (achtergrond, problematiek) gezinshuizen een geschikte hulpverleningsvorm zijn en wat dit betekent voor zowel de organisatie van de hulpverlening als deskundigheid van gezinshuisouders. Dit leidt tot implicaties voor het werkveld, maar ook voor het hbo-onderwijs. Hierbij is er ook aandacht voor wat gezinshuisouders nodig hebben om hun werk goed te kunnen doen en het vol te kunnen houden. Opbrengsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om een beloftevol transformatiedoel te realiseren: overplaatsingen voorkomen en een stabiele en duurzame plek voor kinderen die het niet getroffen hebben omdat ze niet meer thuis kunnen wonen.
Het Regionaal Leernetwerk Jeugd Utrecht verbindt praktijkprofessionals, docenten, studenten, jeugdigen, opvoeders, onderzoekers en beleidsmakers uit het brede jeugddomein. Het doel is om kennis en ervaring uit te wisselen en opleidingen en praktijk goed op elkaar aan te laten sluiten. Met elkaar dragen we bij aan een gezond opvoedingsklimaat en effectieve hulp op maat voor jeugd en gezin. Het leernetwerk heeft verschillende werkvormen ontwikkeld om (blijvend) van elkaar te leren in het jeugddomein.
Het oorspronkelijke RAAK-publiek onderzoek richt zich op het verbeteren van het gezinsgericht/systemisch werken binnen klinische jeugdpsychiatrische afdelingen. Sociotherapeuten (therapeuten die op de groep werken) ervaren handelingsverlegenheid in het contact met ouders. Hoewel er systemisch/gezinsgericht gewerkt wordt, vinden professionals het lastig dit integraal vorm te geven binnen de organisatie. In het onderzoek wordt een methodiek ontwikkeld met als doel de handelingsverlegenheid bij professionals te verminderen en de samenwerking met het gezin te verbeteren. De methodiek bestaat uit 1) een training voor professionals en 2) een verbetertraject van de systemische visie en werkvormen in de organisatie. De methodiek wordt ontwikkeld o.b.v. interviews met professionals, ouders en jongeren en geïmplementeerd op zes afdelingen bij twee kinder- en jeugdpsychiatrische instellingen (participatief actieonderzoek). Het onderzoek is in eerste instantie goed gestart. De inclusie van de interviews verliep volgens plan en de training voor de professionals werd ontwikkeld. Echter door de coronamaatregelen in de praktijkinstellingen heeft het onderzoek zes maanden vertraging opgelopen en hebben de onderzoekers meer tijd moeten investeren om het onderzoek te kunnen voortzetten en de kwaliteit van het onderzoek te waarborgen. De subsidieaanvraag gaat om het financieren van de zes maanden extra investering van de docent-onderzoeker en onderzoeksassistent. De extra investeringen betroffen het volgende: 1 de trainingen moesten worden verzet (naar 6-9 maanden later), omdat de bijeenkomsten niet door mochten gaan in de praktijkinstellingen. 2 het verbetertraject van de systemische visie/werkvormen in de praktijkinstellingen heeft zes maanden vertraging opgelopen. Er is ingezet op verbinding en samenwerking met de twee praktijkinstellingen. 3 de interviews moesten via beeldbellen gedaan worden, dit kostte onderzoekers een grotere tijdsinvestering. 4 er zijn voorinvesteringen gedaan voor het implementeren van de training in het onderwijs voor de opleiding Sociaal Werk. Deze investeringen hebben ertoe geleid dat het onderzoek momenteel weer goed loopt.