De Nederlandse overheid probeert nu al bijna twintig jaar de integratie van leerlingen met een beperking of 'special educational needs' in het reguliere onderwijs vorm te geven. Dit proces begon in 1990 met Weer Samen Naar School. Hoewel de integratie van sommige groepen leerlingen, bijvoorbeeld van leerlingen met een visuele beperking, redelijk succesvol genoemd kan worden, lijkt de integratie van andere groepen leerlingen, bijvoorbeeld van leerlingen met complex en sterk uitdagend gedrag, te stagneren of zelfs af te nemen. In 2005 en 2006 presenteerde de teonmalige minister van onderwijs, van der Hoeven, onder de noemer Passend Onderwijs voorstellen om het integratieproces van nieuwe impuslen te voorzien. In dit artikel wordt betoogd dat wanneer de overheid, met in haar keilzog het Nederlandse onderwijsveld, niet de transformatie realiseert van het inegratiedenken naar het inclusiedenken, het maar de zeer de vraag is of Passend Onderwijs erin zal slagen daadwerkelijk de integratie van leerlingen met een beperking verder te stimuleren.
In 2027 zal er weer een peiling voor burgerschap plaatsvinden voor het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Het doel van de Peil.Burgerschap-studie betreft het in kaart brengen van burgerschapscompetenties van leerlingen in het po, so, vo en vso en de manieren waarop burgerschapsonderwijs in deze onderwijstypen vorm krijgt. Met deze voorstudie voor Peil.Burgerschap beschrijven wij wat kenmerkende aspecten van burgerschap zijn, wat veronderstelde effectieve elementen van burgerschapsonderwijs zijn en hoe beiden in kaart gebracht kunnen worden en wat beperkingen daarbij zijn. Deze voorstudie is als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk geven we een beschrijving van de betekenis van burgerschap en burgerschapsonderwijs, hoe dat in kaart gebracht wordt en wat daar uitdagingen bij zijn en wat resultaten van onderzoek daaromtrent zijn. In het tweede hoofdstuk 2, 3 en 4 volgen drie centrale kernconcepten van burgerschap: democratie, diversiteit en moreel oordeelsvorming. Deze drie kernconcepten vormen gezamenlijk een belangrijk deel van het concept burgerschap. Democratie en diversiteit zijn twee fundamenten van (het denken over) burgerschap, moreel oordeelsvorming geeft invulling aan (dat denken over) democratie en diversiteit. In deze hoofdstukken gaan we dieper in op manieren waarop competenties en onderwijsaanbod op dit gebied in kaart gebracht kan worden en welke uitdagingen daarbij bestaan. In het laatste hoofdstuk brengen we de centrale uitkomsten en vraagstukken uit de overzichtsstudie samen.
Technologie in het onderwijs wordt mondjesmaat toegepast (zie bijvoorbeeld Schildkamp, Wopereis, KatDe Jong, Peet & Hoetjes, 2020). Alle onderwijsinstellingen hebben tegenwoordig weliswaar een digitale leeromgeving, doch een optimaal gebruik ervan is nog niet gerealiseerd. In veel situaties wordt de digitale leeromgeving voornamelijk gebruikt voor administratieve functies en voor de beschikbaarstelling van leermiddelen. De Coronapandemie heeft voor een ongekende exponentiële groei in het gebruik van technologie gezorgd. Eenvoudigweg omdat de gebruikelijke manieren van lesgeven onmogelijk werden. In een mum van tijd schakelden docenten over naar Teams, Zoom of andere vergelijkbare technologie, werden colleges opgenomen of gestreamd, webinars ontwikkeld, kennisclips gemaakt en online gezet en werd de leeromgeving verder doorontwikkeld om communicatie synchroon en asynchroon te verbeteren. Dat is een prestatie van formaat waardoor het onderwijs in tijden van de pandemie online door kon blijven gaan. Zo ontstonden er door een mix van fysiek en online onderwijs allerlei vormen van blended learning. Blended Learning is een populair concept waar echter zeer uiteenlopende betekenissen achter schuil gaan (Oliver & Trigwell, 2005). Een allesomvattende definitie die op ieders instemming kan rekenen, is een utopie maar de omschrijving van SURF (2020) wordt frequent gehanteerd: Blended learning is een mengvorm van face-to-face en online (ICT-gebaseerde) onderwijsactiviteiten, leermaterialen en tools. Beide soorten leeractiviteiten maken een substantieel onderdeel uit van het onderwijs; idealiter versterken ze elkaar. Het doel is onderwijs te ontwikkelen dat gebruik maakt van ICT om effectief, efficiënt en flexibel leren mogelijk te maken, met een stijging van het leerrendement en de student- en docenttevredenheid tot gevolg. Vanwege het Coronavirus zien we dat onderwijsactiviteiten die voorheen op locatie in een onderwijssetting plaatsvonden, nu voornamelijk online plaatsvinden waarbij studenten en docenten inloggen in Teams, Zoom, Bluejeans of een vergelijkbare omgeving. De inhoud van het onderwijs of manier van lesgeven verandert echter niet of nauwelijks. Dit is illustratief voor wat we verstaan onder blended learning in de vorm van substitutie. Er is dan sprake van een vervanging: Het klaslokaal wordt ingeruild voor Teams. Ook al is straks de coronapandemie voorbij, dan gaan we er van uit dat het onderwijs meer blended zal blijven dan voorheen, omdat we nu op grote schaal de mogelijkheden ervaren van technologische toepassingen en die willen we behouden en verder uitbouwen. Er is momentum om na te denken over hoe te komen tot een meer optimale blend, en dus niet in de fase van substitutie te blijven verkeren, hetgeen vraagt om een herontwerp van het onderwijs. Met dit essay willen we hier de aandacht op vestigen.