Background: A meta-analysis examined differences in health-related quality of life (HRQoL) between seekers of surgical and non-surgical treatment, and non-treatment seekers, over and above differences that are explained by weight, age, and gender. Methods: Our literature search focused on the 'Impact of Weight on Quality of Life-Lite' (IWQOL-Lite) and the 'Short Form-36' (SF-36) questionnaires. Included were studies published between 1980 and April 2006 providing (pre-treatment) descriptive statistics of adult overweight or (morbid) obese persons. Excluded were elderly and ill patient groups. Results: Fifty-four articles, with a total number of nearly 100.000 participants, met the inclusion criteria. Persons seeking surgical treatment demonstrated the most severely reduced HRQoL. IWQOL-Lite scores showed larger differences between populations than SF-36 scores. After adjustment for weight, the population differences on the IWQOL disappeared. In contrast, the differences on the SF-36 between the surgical treatment seeking population and the other populations were maintained after adjustment for weight. Conclusion: The IWQOL-Lite questionnaire predominantly reflects weight-related HRQoL, whereas the SF-36 mostly reflects generic HRQoL that is determined by both weight and other factors. Our meta-analysis provides reference values that are useful when explicating or evaluating obesity-specific (IWQOL-Lite) or generic (SF-36) HRQoL, weight, and demographic characteristics of obese persons seeking or not seeking surgical or non-surgical treatment.
DOCUMENT
Factoren die mensen met overgewicht belemmeren om met een fysiek trainingsprogramma te beginnen Achtergrond: Bij overgewicht heeft lichaamsbeweging (bijvoorbeeld sportbeoefening) gunstige effecten op het behoud van gewicht(svermindering) en op verschillende aan overgewicht gerelateerde aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Ook is er een gunstige invloed gevonden op de psychische gezondheid. Desondanks is de drempel om meer te gaan bewegen voor mensen met overgewicht vaak hoog. Met behulp van het gezondheidsattitude model (Health Belief Model) kan daarvoor een mogelijke verklaring worden gevonden. Dit model (zie figuur) stelt dat het overgaan tot gezondheidsgedrag, hier in het bijzonder lichaamsbeweging, wordt bepaald door: 1) de dreiging (threat) die uitgaat van de aandoening (overgewicht), 2) de waargenomen gezondheidsvoordelen (benefits) als gevolg van het uitvoeren van het nieuwe gedrag (meer lichaamsbeweging, sporten) 3) de barrières (barriers) die ondervonden worden bij gedragsverandering en 4) factoren die motiveren tot het nieuwe gedrag (cues). Doel van het onderzoek: Meer inzicht te krijgen in de psychische factoren die mensen met overgewicht motiveren of belemmeren om te gaan deelnemen aan een sportprogramma. Methode: Deelnemers waren volwassenen met een BMI van meer dan 25 kg/m2, een leeftijd tussen 18 en 65 jaar en zonder aan overgewicht gerelateerde of andere (ernstige) aandoeningen waarvoor medische behandeling noodzakelijk was. Met vragenlijsten werd de door de deelnemers ervaren ernst van het overgewicht probleem (Pictorial Representation if Illness and Self Measure, PRISM-R2), de aan overgewicht gerelateerde kwaliteit van leven (Impact of Weight on Quality of Life, IWQOL-lite) en met beweging (Physical Exercise Belief Questionnaire, PEBQ) en overgewicht (Obesity Cognition Questionnaire, OCQ) samenhangende cognities gemeten. Resultaten: De respondenten uit een sportgroep (n=58) en de groep van niet-sporters (n=58) hadden een vergelijkbare BMI, leeftijd en opleidingsniveau. Ook het gemiddelde aantal pogingen om gewicht te verliezen en de leeftijd waarop het overgewicht ontstaan was, was voor de groepen hetzelfde. Er waren echter meer vrouwen in de sportgroep en de vaders van de sporters (maar niet de moeders) hadden minder vaak overgewicht. Sporters schatten de ernst van het overgewichtprobleem groter in dan niet sporters. Wat betreft barrières om te gaan sporten was er geen verschil in schaamte en de inschatting van de eigen sportiviteit. Wel had de sportgroep minder vrees voor letsel en zag vaker gezondheidsvoordelen van sporten. Verder schreven deelnemers uit de sportgroep overgewicht minder vaak toe aan lichamelijke of erfelijke oorzaken en was men optimistischer over de prognose van het overgewicht. Er waren nauwelijks verschillen in lichamelijke klachten en kwaliteit van leven tussen beide groepen. Conclusie: Passend in het gezondheidsattitude model, 1) ervaren sporters meer dreiging (ze ervaren hun overgewicht als een groter gezondheidsprobleem), 2) zien sporters meer gezondheidsvoordelen van lichaamsbeweging, 3) ervaren zij minder barrières (angst voor letsel, pessimistische cognities over de prognose en de overtuiging dat overgewicht vooral door lichamelijke factoren bepaald wordt), maar 4) vormen fysieke klachten geen belangrijke motiverende factor voor mensen die nog geen grote gezondheidsproblemen ervaren. Zowel bij individuele contacten als in voorlichtingscampagnes waarbij mensen met overgewicht worden gestimuleerd om meer te gaan bewegen, is het belangrijk deze factoren te herkennen, bespreekbaar te maken en te behandelen zodat de instroom in sportgroepen wordt bevorderd.
DOCUMENT
Aim and method: To examine in obese people the potential effectiveness of a six-week, two times weekly aquajogging program on body composition, fitness, health-related quality of life and exercise beliefs. Fifteen otherwise healthy obese persons participated in a pilot study. Results: Total fat mass and waist circumference decreased 1.4 kg (p = .03) and 3.1 cm (p = .005) respectively. The distance in the Six-Minute Walk Test increased 41 meters (p = .001). Three scales of the Impact of Weight on Quality of Life-Lite questionnaire improved: physical function (p = .008), self-esteem (p = .004), and public distress (p = .04). Increased perceived exercise benefits (p = .02) and decreased embarrassment (p = .03) were observed. Conclusions: Aquajogging was associated with reduced body fat and waist circumference, and improved aerobic fitness and quality of life. These findings suggest the usefulness of conducting a randomized controlled trial with long-term outcome assessments.
DOCUMENT
Obesity and lack of physical activity are risk factors for health problems. Dropout from physical activity interventions in overweight adults is considerable. Suffering and a poor quality of life have been demonstrated to be a cue to initiate exercise interventions. Our aim was to evaluate these variables as predictors of exercise compliance. Of 44 obese adults who participated in two physical exercise programmes, 21 (47%) completed the programme. Suffering was assessed with the Pictorial Representation of Illness and Self Measure, second revised version (PRISM-R2) and quality of life with the Impact of Weight on Quality of Life-lite (IWQOL-Lite) questionnaire. As compared to non-completers, completers were older and reported less suffering and a higher quality of life. Our study suggests that intake assessments of suffering and quality of life can be helpful to identify participants who need extra counselling.
DOCUMENT
Lichaamsbeweging is een van de speerpunten van de behandeling van overgewicht. Ondanks bewezen gunstige effecten van lichaamsbeweging op het behoud van gewichtsverlies, co-morbiditeiten, en kwaliteit van leven, is er voor mensen met overgewicht toch vaak een hoge drempel om meer te gaan bewegen. Het gezondheidsattitude model (Health Belief Model) biedt een mogelijke verklaring hiervoor. Het stelt dat het overgaan tot gezondheidsgedrag wordt bepaald door de dreiging die uitgaat van de aandoening, perceptie van de gezondheidsvoordelen bij wijziging van het gedrag, mogelijke barrières voor gedragsverandering en motiverende factoren. Zelfeffectiviteit is een extra component die vooral bij complexere gedragsveranderingen belangrijk is. Doel van deze studie was om inzicht te krijgen in de psychische factoren die mensen met overgewicht motiveren of belemmeren om te gaan deelnemen aan een sportprogramma, nog voordat er sprake is van co-morbiditeiten. De onderzoekshypothese was dat de volgende factoren bijdragen aan het nemen van de stap om te gaan sporten: het beschouwen van overgewicht als een ernstige aandoening, het inzien van de gezondheidsvoordelen van sporten, het in geringe mate hebben van barrières om te gaan sporten, het ervaren van meer lichamelijke klachten en een relatief slechte gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, realistische positieve cognities over obesitas en een intern gerichte beheersingsoriëntatie. Methode: Potentiële deelnemers voor de sportgroep met overgewicht of obesitas werden geworven bij fitnesscentra. Niet-sporters werden geworven via de website van de Nederlandse Obesitas Vereniging, kledingwinkels voor grote confectiematen, huisartsen en via de kennissenkring. Inclusiecriteria voor beide groepen waren: BMI > 25, leeftijd tussen 18 en 65 jaar en geen co-morbiditeiten waarvoor medische behandeling werd gegeven. Specifieke vragenlijsten werden gebruikt voor het meten van de ervaren ernst van het lijden (PRISM-R2), met beweging samenhangende cognities en emoties (TAMPA), obesitas-specifieke kwaliteit van leven (IWQOL-lite), algemene cognities over overgewicht (OCL) en interne en externe beheersingsoriëntatie (MHLC-obesitas). Resultaten: Beide groepen bestonden uit 58 deelnemers. Er waren veel meer vrouwen in de sportgroep dan in de niet sportgroep: 79% in de sportgroep tegenover 32% in de niet sportgroep. De gemiddelde BMI (34.6 in de sportgroep en 32.8 in de niet-sport groep) en het opleidingsniveau (86% van de sporters versus 90% van de niet-sporters had minimaal middelbare school) waren vergelijkbaar. Sporters en niet-sporters hadden even lang en intensief en met even vaak teleurstellende resultaten diëten gevolgd. De vaders van de niet-sporters hadden vaker overgewicht (gehad) dat minstens even ernstig was als dat van de deelnemer zelf: 6% van de vaders in de sportgroep versus 15% in de niet-sportgroep. De subjectief ingeschatte ernst van het lijden door overgewicht was net niet significant hoger voor sporters dan voor niet-sporters (PRISM-R2: p = 0.053). Wat betreft barrières om te gaan sporten (TAMPA) was er geen verschil in schaamte en de inschatting van de eigen sportieve competenties, maar had de sportgroep significant minder vrees voor letsel bij het sporten (p < 0.001) en zag de sportgroep vaker de gezondheidsvoordelen van sporten dan de niet-sportgroep (p = 0.02). Er werden geen verschillen gevonden in gerapporteerde lichamelijke klachten. Van kwaliteit van leven aspecten (IWQOL-lite) was het gevoel van eigenwaarde lager in de sportgroep (p = 0.046), voor de overige schalen werd geen verschil gevonden. Voor wat betreft cognities over overgewicht (OCL) beschouwden niet-sporters hun overgewicht vaker als een probleem met somatische oorzaak (p = 0.01), met een slechte prognose (p < 0.001) en een toestand waarvan het een kwestie van geluk of toeval is of men dik is of blijft (MHLC, p=0.001). De significant verschillende psychische factoren, gevonden in de vergelijking van de groepen, werden samen met BMI, leeftijd, geslacht en mate van overgewicht van de vader, in een logistisch regressiemodel gebracht. De resultaten lieten zien dat het onafhankelijke predictoren van deelname aan een sportgroep waren. Conclusie: De op grond van het gezondheidsattitude model geformuleerde hypotheses werden grotendeels bevestigd. Mensen die gaan sporten ervaren hun overgewicht als een groter gezondheidsprobleem, en dus als een grotere dreiging. Ook zien zij meer voordelen voor hun gezondheid van lichaamsbeweging. De belangrijkste ervaren barrière voor de niet sporters blijkt angst voor letsel te zijn. Fysieke klachten bij mensen die nog geen grote gezondheidsproblemen ervaren, is geen belangrijke motiverende factor. Een lager gevoel van eigenwaarde is dit mogelijk wel. Cognities over overgewicht beïnvloeden de mate waarin men zich effectief voelt om gedrag te veranderen. Pessimistische cognities over prognose, en het geloof dat overgewicht vooral somatisch bepaald wordt, blijken inderdaad een rol te spelen bij het al dan niet nemen van de stap om te gaan sporten. Dit wordt versterkt door een meer extern gerichte beheersingsoriëntatie. Zowel in individuele contacten als in voorlichtingscampagnes waarbij mensen met overgewicht worden gestimuleerd om meer te gaan bewegen, is het belangrijk deze factoren te herkennen, bespreekbaar te maken en te behandelen zodat de instroom in sportgroepen wordt bevorderd.
DOCUMENT