Proefschrift. Het onderzoek gaat in op de vraag hoe westerse onderwijsinstellingen een strategie kunnen ontwikkelen voor het aangaan van winstgevende en duurzame relaties met buitenlandse onderwijsinstellingen. De focus van haar onderzoek zijn de internationale aspecten van governance in het hoger onderwijs.
Are we defenseless against AI, deepfake, and the rapid spread of disinformation? Join the first episode in our podcast series part of the Jean Monnet Chair EU-ACT DIGITAL, an initiative spotlighting EU digital policy. Our very first guest, Member of European Parliament Bart Groothuis (part of the Committee on Industry, Research and Energy), provides his expert insights on the state of digitalisation in the EU while being interviewed by European Impact’s Paul Schuchhard and European Studies students Francisco van Ruijven and Joana Pereira Grilo from The Hague University of Applied Sciences. Visit https://eu-act.digital/ to find out more about the Jean Monnet Chair EU-ACT DIGITAL.
MULTIFILE
In Western Europe, cities that host International Organizations (IOs) have to deal with more and more competition. The last decade many IOs settled in Eastern European and Asian countries. Distributing IOs over several cities in Europe for reasons of political balance and give-and-take among governments play a role in these decisions. However, public policy networks are more and more operational in these negotiations. Apart from the political and administrative actors, others – as private actors and external lobbyists – play a role as well. This often leads to increased complexity and ineffective decisions. This paper examines four cases in which political gameplay influenced the location decision-making of IOs in The Hague and Geneva. First, I will introduce the subject, research method and the four cases. Second, I will discuss how public policy networks are increasingly complicating factors to the settling processes of IOs. Third, a reconstruction of the settlement processes of four IOs will illustrate this.
Klimaatverandering en het opraken van eindige voorraden materialen worden gezien als de grote maatschappelijke uitdagingen van onze tijd. Eén van de manieren om deze uitdagingen het hoofd te bieden is het gebruiken van biobased materialen - materialen die door de natuur worden voortgebracht, en die na gebruik weer terug kunnen worden gebracht in de natuur. Zo worden er ook in de bouw steeds vaker biobased materialen toegepast. Producenten van biobased isolatiematerialen zoeken kwantitatieve kennis over de waarde van hun materialen in termen van energieverbruik, duurzaamheid en comfort. Kunnen hun materialen bijdragen aan een verdere verlaging van de energievraag van woningen? Aan het verduurzamen van gebouwen? Kunnen de materialen zorgen voor een beter comfort in de woning? En hoe moeten hun materialen dan gebruikt worden? Internationale onderzoeken laten zien dat biobased isolatiematerialen toegevoegde waarde kunnen hebben, doordat zij beschikken over ‘thermohygrische’ eigenschappen. De materialen kunnen vocht vasthouden én weer vrij laten komen. Maar hoe zit dat als ze zijn toegepast in een hele gevel, in de Nederlandse bouwwijze? Hoe verhouden deze eigenschappen zich tot dampopen of dampdicht bouwen? Hierover is nauwelijks gevalideerde kennis beschikbaar. De reguliere normen en voorschriften voor het ontwerpen en realiseren van woningen houden hier geen rekening mee. Bio-Iso wil deze kennis ontwikkelen. Centraal staat het ontwerpen en bouwen van een testopstelling bij HZ, waarmee een vijftal verschillende biobased geveldelen worden getest en beoordeeld. Hiermee krijgen de mkb’ers gevalideerde prestaties van hun materialen, en de juiste opbouw van de gevel waarin de toegevoegde waarde het beste tot zijn recht komt. Het project wordt uitgevoerd door een mix van kennisinstellingen die ervaring hebben met het testen en beoordelen van (biobased) bouwmaterialen, samen met producenten en gebruikers, ondersteund door o.a. Bouwend Nederland en een vertegenwoordiging van de relevante normcommissie, die de projectresultaten verder zullen kunnen brengen naar de reguliere bouwsector.