Als gevolg van nieuwe wetgeving zoals Sarbanes-Oxley en gedragscodes als die van de commissie Tabaksblat is het de expliciete verantwoordelijkheid van de directie om te zorgen voor een adequaat en effectief risicomanagement en intern beheersingssysteem. Het is opvallend dat deze nieuwe interne-controlevereisten de kredietcrisis niet hebben kunnen voorkomen in een zo streng gereguleerde bedrijfstak als die van de financiële dienstverlening. De grote vraag is dan ook hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren en welke mogelijke lessen er te trekken zijn.
DOCUMENT
Wanneer een kwaliteitsmanagementsysteem net is opgezet, is het zinvol om een interne audit te beperken tot het onderzoeken of datgene wat is beschreven ook in de praktijk zo wordt uitgevoerd. Naarmate een interne audit vaker wordt gehanteerd, dient het doel te verschuiven van non-conformiteit naar sturing. Pas dan kan de auditor nagaan of doelstellingen van processen en management daadwerkelijk worden behaald en ontstaan zinvolle verbeteracties. Wanneer men bij interne audits blijft steken in het toetsen van non-conformiteiten, bestaat het risico dat het kwaliteitsmanagementsysteem niet verder wordt ontwikkeld en verbeterd. Uit de resultaten van een pilot onderzoek in het Medisch Centrum Alkmaar blijkt dat een combinatie van verschillende procedures voor auditing aanbeveling verdient. Aldus worden resultaten verkregen op meerdere management niveaus en op meer terreinen dan alleen het werkproces als zodanig. Discrepanties tussen de praktijksituatie en de beschreven procedures komen snel aan het licht, evenals opties voor verbetering van de efficiëntie van processen en procedures. De informatie is een belangrijke impuls voor verbetering van werkprocessen en biedt tevens aanknopingspunten voor verbetering van belangrijke thema’s en speerpunten in de organisatie.
DOCUMENT
In deze rede zal ik vanuit het heden via de theorie en de wijze waarop theorie en praktijk verbonden zijn, een sprong maken naar de toekomst. Eerst zal ik een korte uiteenzetting geven over de positie van Nederland op het gebied van innovatie en ondernemerschap. Daarna zal ik een schets geven van het theoretische kader en de paradigma´s die naar mijn mening denken en doen in relatie tot innovatie en ondernemerschap bepalen. Tot slot wil ik een brug slaan naar de toekomst en de rol die het lectoraat Ondernemen en Innoveren (O&I) zal spelen om vernieuwing tot stand te brengen en het concept ondernemend innoveren vorm te geven.
MULTIFILE
Nederlandse bedrijven lopen achter op het gebied van Smart Industry. Er wordt veel over nagedacht en geschreven, maar de daadwerkelijke toepassing staat nog in de kinderschoenen. Ondernemers zijn nog onvoldoende bekend met de komende digitale revolutie en de gevolgen daarvan voor hun bedrijf. Grote bedrijven kunnen complexe oplossingen aanschaffen. De mkb’er wil echter zelf met zijn proces kunnen experimenteren. Met vaak eenvoudige middelen is het mogelijk om met behulp van data het productieproces te optimaliseren of om de kwaliteit van een product te verbeteren. Dit project ontwikkelt methoden en tools die mkb’ers hierbij helpen. Bij bedrijven worden al veel data verzameld. Deze data staan vaak op verschillende locaties. Industriële computers houden gegevens over het proces bij. Handmatige kwaliteitscontroles worden ingevuld op formulieren en er worden rapporten opgesteld. Ook worden specifiek ontwikkelde meetsystemen gebruikt. Voor al deze bronnen zijn er wel deeloplossingen om de gegevens te ontsluiten. Een betaalbaar en handig systeem waarmee het bedrijf zelf daadwerkelijk inzicht krijgt in het gehele proces is er echter nog niet. In dit project onderzoeken we hoe je een gemakkelijk te gebruiken systeem ontwikkelt. We ontwikkelen daartoe een generiek en flexibel monitorsysteem waarmee data uit verschillende bronnen eenvoudig kunnen worden geïntegreerd en geanalyseerd. In het project doorlopen we vier fasen: 1) bepalen verbeterdoelstellingen, 2) dataverzameling, -handling en -opslag, 3) data-analyse en visualisatie, en 4) validatie, kennisverspreiding en –valorisatie. Als resultaat leveren we een hard- en softwaresysteem op, alsook een methode met best-practices voor de industrie. In het project richten we ons op actuele casussen van de consortiumpartners. Tegelijkertijd ontwikkelen we generieke kennis, waar niet alleen de partners direct mee verder kunnen, maar waar ook andere mkb’ers gebruik van kunnen maken. Op deze manier kunnen veel meer bedrijven belangrijke stappen zetten voor de ontwikkeling van Smart Industry in Nederland.
In dit project ontwikkelen we de Design Your Life methode. Deze methode helpt zorgprofessionals jongvolwassenen met autisme te begeleiden in het samenstellen van hun eigen, op maat gesneden ondersteunende technologie. Het project sluit aan bij de maatschappelijke ambitie om zelfredzaamheid en participatie van jongvolwassenen met autisme te vergroten. Deze groep heeft potentie en ambities, maar laat ook schooluitval zien, werkeloosheid, en moeite met zelfstandig leven. Zorgprofessionals zoeken mogelijkheden de eigen regie te versterken, o.a. door het begeleiden in persoonsgedreven toekomstplanning, en het inrichten van een ondersteunende leefomgeving. Daarbij wordt steeds vaker gezocht naar ondersteunende technologie. Terwijl het aanbod aan apps, wearables, internet-of-things en robots snel groeit, strandden initiatieven nog te vaak. Generieke oplossingen sluiten vaak niet goed aan bij de diversiteit aan individuele behoeften. Zorgprofessionals en cliënten vinden moeilijk hun weg in het enorme aanbod. Het blijkt lastig de zorgbehoefte te vertalen in een geschikte technologische oplossing. Gedeeld begrip en nauwe samenwerking tussen cliënten, begeleiders, zorgbeleidsmakers en aanbieders zijn nodig om innovaties duurzaam in te zetten in de zorg en begeleiding. Via tien casestudies ontwikkelen we de methode. Zorgprofessionals begeleiden hiermee cliënten in het selecteren en inrichten van de technologie die bij hen past. Hierbij worden co-design en design thinking principes toegepast. Naast de technologische oplossing helpt de methode ook bij gedeeld inzicht met betrekking tot de capaciteiten, persoonlijke doelen en ondersteuningsvraag van de cliënt. We valideren de methode in een evaluatiestudie. We onderzoeken of de aanpak cliënten ondersteunt in hun ontwikkeling naar zelfstandigheid, hoe professionals de aanpak kunnen integreren in hun dagelijks werk, en hoe de methode duurzaam verankerd kan worden in zorgorganisaties. Ten slotte ontwikkelen we beroepscompetenties. Met de kennis uit dit project worden zorgprofessionals beter toegerust om middels persoonlijke technologie de zelfredzaamheid en eigen regie van cliënten te versterken.
Het vangnet voor ondernemers in financiële problemen (BBZ) werkt niet optimaal. Bij een belangrijk deel van de gevestigde en oudere ondernemers is het maatschappelijk rendement negatief (Kok, Croon, Scholte en Tempelman, 2018). Ondernemers in de BBZ stoppen eerder met hun bedrijf en/of gaan er in inkomen op achteruit in vergelijking tot eenzelfde controlegroep. Vroegsignalering kan de instroom in de BBZ reduceren. Daarbij is de rol van financiële adviseurs en/of coaches cruciaal. Zij zijn de meest geraadpleegde partij bij financiële ondersteuning (Van der Veen, Van Teeffelen, Ibrahimovic en Lentz, 2015). Tegelijkertijd geven financieel adviseurs/coaches aan dat zij niet tijdig zien aankomen dat een ondernemer betalingsproblemen heeft of krijgt. Om betalingsproblemen te voorkomen is beter zicht nodig op de interactie van zakelijke en private risicofactoren. Er zijn geen onderzoekpublicaties bekend die de zakelijke en de privésituatie van de ondernemers in samenhang bespreken. Ook uit de praktijk van onze consortiumleden blijkt dat zij óf de zakelijke óf de privésituatie kunnen overzien. Niet beiden. Er is daarmee een blinde vlek voor financieel adviseurs/coaches in hun signaleringsrol. Wetenschappelijk onderzoek richt zich vooral op grote bedrijven met beursnoteringen. Wat ontbreekt zijn geteste voorspellers voor het mkb om betalingsproblemen te signaleren. Daarnaast willen financiële adviseurs en coaches weten welke interventies effectief zijn. Ons project beoogt: 1. De risicofactoren, een risicomatrix - zakelijk en privé - en de handelingsmogelijkheden van ondernemers in kaart te brengen. 2. De risicomatrix en belemmeringen tot handelen intern en extern te valideren. 3. Twee eenvoudige preventieve interventies met ons consortium te ontwerpen. 4. De effectiviteit van deze twee interventies te testen. Daarmee worden financieel adviseurs, coaches en toekomstige beroepsbeoefenaars - onze studenten - beter toegerust om betalingsproblemen bij ondernemers te voorkomen. De opgedane kennis wordt verspreid bij vier brancheorganisaties, meerdere landelijke platforms en drie hogescholen.