Deze eindrapportage van het project ‘competenties van de zorgprofessional van de toekomst’ is uitgevoerd in opdracht van de Health Hub Utrecht, Coalitie Aantrekkelijke Arbeidsmarkt. De rapportage is tot stand gekomen met inbreng van een groot aantal mensen uit zorg, welzijn en opleidingen, die in dialoogsessies mee hebben gedacht over hoe de zorgprofessional van de toekomst goed toegerust kan worden. Met elkaar is gezocht naar de uitdagingen die zorg en welzijn, en opleidingen denken tegen te komen richting 2030 en er is nagedacht over richtingen die bijdragen aan het goed toerusten van deze professionals. De tweede publicatie betreft het tussenrapport: Competenties van de zorg- en welzijnsprofessional van de toekomst: Tussenrapportage ter afsluiting van fase 1. (Drs. J. Dijkstra RN, dr. M. Jacobs, Drs. B. Berkhout, 2023)
MULTIFILE
De essaybundel bestaat uit 10 essays, waarin studenten vanuit verschillende invalshoeken (ze komen uit verschillende opleidingen en jaren) hebben onderzocht wat toegang tot het recht is en hoe het zich verhoudt tot verschillende maatschappelijke ontwikkelingen. Zo kwamen de volgende onderwerpen aan bod: ‘Een eerlijk proces’ door Amina Driouichi, ‘Sociaal advocatuur’ door Arthur Eveleens, ‘Toegang tot recht in samenspel met de ZSM-aanpak’ door Elianne Westra, ‘De verhouding tussen toegang tot recht en onafhankelijke cliëntenondersteuning’ door Fee Wever, ‘De rechtsongelijkheid van de verdachte ten opzichte van het Openbaar Ministerie lijkt onoverbrugbaar’ door Luka Hoogstraten, Jeugdstrafrecht door Michelle Bosch, ‘Toegang tot recht en verschillen in machtsverhoudingen’ door Meri Hakobyan, ‘Laaggeletterden en digitalisering’ door Nicole Groenewoud, ‘Co-ouderschap en de Wmo’ door Nohla Post, ‘ en De engel des doods onterecht veroordeeld’ door Veronique Verschoof. Het was een breed palet aan onderwerpen waarbij studenten zichzelf hebben ingelezen, contact met de praktijk hebben gemaakt en samen de bundel hebben gemaakt en geredigeerd.
Een rechtvaardige stad is een stad voor iedereen. Een stad waarin iedereen vanuit eigen mogelijkheden mee kan doen en waar je anderen ontmoet. Waar iedereen toegang heeft tot wonen, werken en ontspanning. De toegang tot de stad staat in de praktijk onder druk. Huren en huizenprijzen zijn zo hoog dat steeds minder mensen ze kunnen betalen. De groeiende ongelijkheid op het gebied van wonen hangt samen met ongelijkheden op gebieden als gezondheid, welzijn, opleiding, werk en inkomen. Het maakt nog altijd uit waar je wieg staat. De verschillen tussen wijken in kwaliteit van leven en kansen van bewoners zijn vanuit het perspectief van een rechtvaardige stad niet acceptabel. In een rechtvaardige stad worden ongelijkheden voorkomen en bestreden, zodat de stad van iedereen wordt. Dat vergt de inzet van professionals, bewoners, (sociaal)ondernemers, overheidsmedewerkers en onderzoekers. Kritisch praktijkgericht onderzoek draagt bij aan het werken aan een rechtvaardige stad. Dat onderzoek sluit aan bij de vragen waar bewoners en professionals tegenaan lopen. In dit boek laten we dat zien aan de hand van praktijkgericht onderzoek van het lectoraat Dynamiek van de Stad. De voorbeelden gaan over de komst van rijkere bewoners in een wijk, wat wijkbewoners bindt en solidair maakt, wat de rol is van verbindende professionals, en hoe je praktijkgericht onderzoek met studenten organiseert. Onderwerpen die de discussie over een rechtvaardige stad voeden. Daarnaast wordt het perspectief van een rechtvaardige stad uitgewerkt. Duidelijk wordt dat kritisch praktijkgericht onderzoek oog heeft voor hervormingen in de samenleving die nodig zijn om de ongelijkheden aan te pakken.
“Gas op elektrisch” presenteert een onderzoek naar diensten voor zero emissie servicelogistiek. Servicelogistiek is het vervoer van personen, materiaal een materieel voor installatie- en onderhoudswerkzaamheden in woningen, kantoren, en de openbare ruimte. De Hogeschool van Amsterdam en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen ontwikkelen samen met mkb-professionals in elektrisch vervoer (EV), servicebedrijven en brancheverenigingen nieuwe kennis over de voorwaarden en mogelijkheden van EV bij servicelogistiek. Het doel is om te komen tot nieuwe (gezamenlijke) diensten van het mkb door: • de ontwikkeling van nieuwe sectorspecifieke kennis over logistieke kenmerken, laadstrategieën en het adoptieproces van de servicemedewerker in de transitie naar EV. • de diensten van mkb-aanbieders van voertuigen, laadinfrastructuur en wagenparkbeheer te innoveren. Mkb-professionals vinden servicelogistiek een interessante markt voor elektrische voertuigen, wagenparkbeheer en laadoplossingen, maar hebben onvoldoende kennis van de logistieke afwegingen die deze bedrijven maken bij de transitie naar een zero emissie wagenpark. Bovendien biedt de individuele mkb-ondernemer slechts een deel van de oplossing terwijl er een combinatie van diensten nodig is om grote servicebedrijven te ondersteunen bij EV. Dit onderzoeksproject verbindt mkb-professionals onderling en met grote servicebedrijven om gezamenlijk nieuwe kennis te ontwikkelen voor passende diensten. De projectdeelnemers in ‘Gas op elektrisch”: 1. Analyseren de huidige situatie aan de hand van ritprofielen, interviews en energieverbruik. 2. Ontwerpen nieuwe concepten en interventies voor de inzet van (lichte) elektrische vrachtvoertuigen. 3. Evalueren nieuwe concepten en interventies met experimenten in de praktijk. 4. Valoriseren de kennis voor de ontwikkeling van nieuwe diensten van het mkb. Het project verzekert een sterke relatie met de praktijk, de wetenschap en het onderwijs door betrokkenheid van vier lectoraten, vijf opleidingen en twee brancheverenigingen. Het onderzoek kent een multidisciplinaire aanpak met aandacht voor logistieke processen, energievoorziening en de rol van de gebruiker. Hiermee versterkt het project professionals van nu en van de toekomst om de EV-koploperspositie van Nederlandse bedrijven te kunnen behouden.
Circulair ondernemen wordt in toenemende mate gezien als het antwoord op de groeiende schaarste aan grondstoffen en bijbehorende prijsstijgingen. Dit ervaren ook de bedrijven in de staalbouwketen die deelnemen aan het project ‘Hoger op de ladder’. Hoewel staal al voor nagenoeg 100% gerecycled wordt willen de bedrijven in dit project circulariteit naar een hoger niveau brengen door de stap te zetten van recycling naar hergebruik. Hierdoor komt staal hoger te staan op de Ladder van Lansink en krijgt staal een hogere en betere positie in de afvalhiërarchie. De bedrijven in de staalbouwketen signaleren echter nog veel belemmeringen waardoor hergebruik van staal nog onvoldoende plaatsvindt. Zo is veel informatie aanwezig in het staalbouwnetwerk van de bedrijven maar wordt deze zeer beperkt gedeeld en wordt maar beperkt samengewerkt. Uit de gesprekken die in de periode 2014 tot en met voorjaar 2016 zijn gevoerd met bedrijven in de staalbouwketen, de Koninklijke Metaalunie en de Vereniging Bouwen met Staal, blijkt dat er verschillende knelpunten zijn die hergebruik van staal bemoeilijken: 1. De verschillende ketenpartners denken met name vanuit hun eigen doelen, ambities en mogelijkheden en niet vanuit een algehele ketenbenadering van circulariteit; 2. omdat de uitgangspunten van circulariteit niet goed passen in de huidige inkoopstrategieën wordt beschikbare informatie (bijvoorbeeld over kwaliteitsindicatoren) niet gedeeld tussen partners, 3. met als gevolg dat het businessmodel voor de keten en verdienmodel voor de bedrijven voor circulair ontwerp nog onduidelijk en onzeker is. Om een antwoord te formuleren op deze vragen heeft het Expertisecentrum Sustainable Business van Avans Hogeschool in samenwerking met de projectpartners; 12 bedrijven in de staalbouwketen (waarvan 2 grootbedrijf), TU Delft, de Vereniging Bouwen met Staal en de Koninklijke Metaalunie een onderzoeksproject gedefinieerd. Tijdens de vraagarticulatie is focus aangebracht door het onderzoek te richten op (kantoor)gebouwen omdat hier relatief veel staal wordt gebruikt. De onderzoeksvraag luidt: “Hoe kan binnen de staalbouwketen de realisatie van kantoorgebouwen zo worden vormgegeven dat het leidt tot meer hergebruik van staal?” Om de voorwaarden voor informatiedeling en samenwerking in de keten inzichtelijk te maken, hebben de partners gekozen voor een verkennend onderzoek waarbij alle partners en relevante (keten)relaties worden betrokken. Dit moet resulteren in een model voor circulariteit in de staalbouwketen, dat als testcasus onderzocht wordt bij bedrijven. Gedurende het gehele onderzoeksproject vindt terugkoppeling plaats van praktijkkennis naar het HBO-onderwijs. Dit projectvoorstel sluit naadloos aan bij de doelstellingen van het landelijke onderzoeks- en projectenprogramma ‘Circulaire Metaalketen’ dat onder aansturing van de Koninklijke Metaalunie in 2013 is gestart. De resultaten van dit project zullen onder andere via dit programma breder worden verspreid waardoor het project een sterke doorwerking krijgt.
RE-ORGANISE - Sluiten van stedelijke kringlopen door decentrale verwerking van organisch bedrijfsafval. Steeds meer bedrijven zien mogelijkheden om in plaats van te betalen voor de afvoer van hun organisch afval, dit afval op te werken tot waardevolle grondstoffen of producten. Rondom commerciële stadslandbouw (vaak een combinatie van teelt en horeca) zijn er al bedrijven die hierin voorop lopen. Zij willen graag zoveel mogelijk lokaal materiaalkringlopen sluiten en vragen zich af hoe zij meer waarde kunnen geven aan hun organische reststromen door deze decentraal te verwerken. Daarnaast zijn er bedrijven die voor verwerking van organisch afval installaties leveren. Zij zien in decentrale verwerking een nieuwe markt en vragen zich af hoe hun technologische oplossingen geschikt gemaakt kunnen worden en welke businessmodellen hierbij mogelijk zijn. De combinatie van deze kennisvragen leidt tot de centrale onderzoeksvraag: ?Hoe kunnen organische reststromen decentraal worden verwerkt en benut door de inzet van nieuwe technische en organisatorische oplossingen, om daarmee meer economische en ecologische waarde te creëren?? In het onderzoeksproject ?RE-ORGANISE? doet de Hogeschool van Amsterdam, samen met CAH Vilentum, onderzoek aan de hand van case studies op drie verschillende stadslandbouwlocaties. In deze opkomende professionele bedrijfstak bevinden zich de koplopers in de transitie naar een circulaire economie die worden verbonden aan potentiële leveranciers van installaties voor de verwerking van organisch afval. Ondersteund door experts van onder meer Circle Economy, TU Delft, Wageningen UR en de Branchevereniging Organische Reststoffen wordt nieuwe kennis ontwikkeld om waardevolle decentrale verwerking mogelijk te maken. Het onderzoeksproject draagt bij aan: - kennis van de technische verwerkingsmogelijkheden van organisch afval en de betreffende randvoorwaarden, o.a. schaalgrootte, kwaliteit, continuïteit; - methoden voor het inzichtelijk maken van kwantiteit, kwaliteit en continuïteit van lokale organische reststromen; - kennis over het toesnijden van technische en organisatorische ontwerpen op decentrale verwerking; - inzicht in innovatieve én haalbare circulaire businessmodellen; - vorming van een kennisnetwerk rondom decentrale verwerking. RE-ORGANISE zal de volgende concrete resultaten opleveren: - een 'keuzekaart', waarmee bedrijven met organische reststromen kunnen bepalen welke verwerkingstechnieken wanneer rendabel zijn; - circulaire businessmodellen voor drie cases (Tuinen van West, Uit je eigen stad, Noordoogst); inclusief aanbevelingen voor implementatie en mogelijkheden voor repliceerbaarheid; - randvoorwaarden en aanbevelingen voor verdere doorontwikkeling van kleinschalige verwerkingsmethoden voor decentrale verwerking (technisch en organisatorisch).