Purpose: The aim of this study was to evaluate how Scheimpflug-derived parameters of eyes with Fuchs endothelial corneal dystrophy (FECD) are influenced by Descemet membrane endothelial keratoplasty (DMEK) depending on FECD severity and the presence of subclinical edema. Methods: A retrospective cohort study including 115 eyes (115 patients) that underwent DMEK for FECD and a control group of 27 eyes with nonpathological corneas was conducted. Preoperative and 6 months postoperative Scheimpflug imaging was used to analyze pachymetry, presence of tomographic features (loss of isopachs/displacement of the thinnest point/focal posterior depression), and corneal backscatter. FECD severity was based on the modified Krachmer scale and the absence/presence of subclinical edema. Results: Scheimpflug-derived pachymetry, tomographic, and corneal backscatter parameters were correlated with FECD severity, and all changed from preoperatively to postoperatively (all P < 0.05). Postoperative central corneal thickness, anterior and posterior corneal backscatter, and presence of focal posterior depression remained different from the control group (all P < 0.05). Of eyes without preoperative clinical edema (n = 75), 18.7% showed 0 or 1 tomographic feature (no edema group) and 82.4% had 2 or 3 features (subclinical edema group). Compared with the control group, postoperative best-corrected visual acuity for the “no edema” group did not differ (0.03 ± 0.12 vs. −0.02 ± 0.08 logarithm of the minimum angle of resolution, P = 0.150) but was worse for the subclinical edema group (0.06 ± 0.08 vs. −0.02 ± 0.08 logarithm of the minimum angle of resolution, P = 0.001). Conclusions: For eyes without preoperative edema, more parameters reversed back to ‘normal’ levels than for eyes with (sub)clinical edema. Although most analyzed parameters correlated with FECD severity, corneal tomography might be best suited for objective grading of disease severity to aid in surgical decision-making.
LINK
Vier jaar geleden is het lectoraat ‘De Veranderingsbekwame Leraar’ van start gaan. Doel van het lectoraat was leraren te ondersteunen bij het vormgeven van veranderprocessen. Leraren, en daarmee bedoelen we binnen het lectoraat ook studenten en lerarenopleiders, zullen immers voortdurend in hun onderwijs, didactiek en rol moeten inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen, op eisen vanuit de samenleving, op ontwikkelingen en keuzes binnen de school, op veranderende interesses en karakteristieken van leerlingen en op nieuwe wetenschappelijke inzichten met betrekking tot leren en onderwijzen. Leraren krijgen hun leven lang te maken met veranderingen en moeten dus bekwaam zijn in het omgaan met en vormgeven van die veranderingen. Leraren moeten geen speelbal of slachtoffer zijn in veranderprocessen die plaats vinden binnen scholen, maar de leidende professionals die innovatie initiëren, uitvoeren en bewaken. Dat vraagt om leraren die ‘change agents’ zijn, die veranderingsbekwaam zijn. Met het lectoraat wil de Educatieve Hogeschool van Amsterdam aandacht vragen voor die veranderingsbekwaamheid. In de afgelopen vier jaar hebben de lector en de leden van de kenniskring deze opdracht vormgegeven door aandacht te vragen voor de rol van leraren in veranderprocessen, onderzoek te doen naar aspecten van veranderingsbekwaamheid, door instrumenten en materialen te ontwikkelen die studenten, leraren en lerarenopleiders ondersteunen bij de verdere ontwikkeling van hun eigen veranderingsbekwaamheid en door deel te nemen in het maatschappelijke debat
DOCUMENT
De Tijdelijke Commissie Leraren onder leiding van Rinnooy Kan (2007) heeft gepleit voor een ster-kere rol van leraren bij het formuleren en bewaken van de professionele kwaliteit. Dat betekent dat (de beroepsgroep van) leraren een standaard moeten formuleren voor de professionele kwaliteit, voor de kennis en vaardigheden die de leden van het ‘gilde’ van leraren dienen te bezitten. Tegelijk moet de eigen professionele kwaliteit afgezet worden tegen die gildekennis.Dat geldt voor leraren, maar ook voor studenten. Ook zij moeten inzicht hebben in wat er aan professionele kwaliteit van leraren verwacht wordt en dat kunnen relateren aan het niveau van professionele kwaliteit dat zij op dat moment bezitten. Lerarenopleiders kunnen een bijdrage leveren aan het leren van studenten als zij bewuster omgaan met het geven van feedback. Door de rol van feedback in het leren van studenten te verkennen, en vragen te stellen over welke proces-sen gaande zijn bij studenten tijdens het ontvangen van feedback en welke kwaliteitseisen gesteld kunnen worden aan feedback, kunnen lerarenopleiders studenten beter ondersteunen in hun ontwikkeling. Dialoog is hierbij van essentieel belang.
MULTIFILE