Taalgericht vakonderwijs is vijfentwintig jaar geleden in Nederland geïntroduceerd als didactiek om leerlingen bij het leren in alle vakken te ondersteunen via aandacht voor schooltaal en vaktaal. Maar bereiden lerarenopleidingen toekomstige leraren wel voldoende voor op het geven van taalgericht vakonderwijs?
LINK
In een bijdrage aan de kennisbasis voor lerarenopleiders, ontwikkeld door de VELON en de Vrije Universiteit, gaan Marco Snoek en Jurriën Dengerink (VU) in op stakeholders en spelbepalers in beleidsdiscussies rond lerarenkwaliteit en lerarenopleidingen. Aan de orde komen vragen zoals: Hoe is het beleid voor lerarenopleidingen gesitueerd binnen het Ministerie? Onder welke wetgeving vallen de lerarenopleidingen? Wie zijn betrokken bij beleidsontwikkeling? En hoe is de kwaliteitsborging van lerarenopleidingen georganiseerd?
DOCUMENT
Het inhoudelijk netwerk, c.q. de kennisinfrastructuur voor de lerarenopleidingen is complex en verdeeld over een groot aantal bronnen. Door de grote diversiteit van kennisgebieden en van organisaties en stakeholders is er geen sprake van een eenduidige kennisinfrastructuur die de totale kennis rond het opleiden van leraren ontsluit. Dat maakt het lastig voor (beginnende) lerarenopleiders om kennis en informatie eenvoudig te vinden en om goed op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen. De ontwikkeling van de kennisbasis voor lerarenopleiders door de VELON is een poging om die brede kennisinfrastructuur te ontsluiten. Ook de inrichting van landelijke expertisecentra voor de lerarenopleidingen heeft tot doel om de kennisinfrastructuur te versterken
DOCUMENT
Dit onderzoek, dat gefinancierd is door NRO, heeft tot doel om meer inzicht te verkrijgen in de vraag hoe lerarenopleidingen de intake van nieuwe studenten voor de lerarenopleidingen vormgeven en hoe die intake bijdraagt aan en voorspellend is voor het succes van studenten binnen de lerarenopleidingen. De uitkomsten van het onderzoek kunnen opleidingen helpen om hun intakeprocedures te verbeteren, zodat zij aankomende studenten beter ondersteunen bij het proces van zelfselectie.De volgende onderzoeksvragen staan centraal:1. Welke doelen, criteria en instrumenten hanteren de lerarenopleidingen tijdens de intake- en selectieprocedure?2. In hoeverre ondersteunen die procedures bij het proces van zelfselectie ten aanzien van de vraag:a. Kan ik succesvol studeren?b. Kan ik als leraar succesvol zijn?c. Wil ik leraar worden en wat voor leraar dan?3. In welke mate hebben de gehanteerde criteria en instrumenten een voorspellende waarde voor studiesucces en handelen in de beroepspraktijk?4. Hoe ervaren studenten de intakeprocedures?5. Welke mechanismen spelen een rol bij intake en zelfselectie en wat is de betekenis daarvan voor de praktijk van de opleidingen?Op nbasis van de uitkomsten van het onderzoek bevelen de onderzoekers aan om bij de inrichting van intakeprocedures meer systematisch aandacht te besteden aan de drie zelfselectievragen:- Kan ik succesvol aan deze opleiding studeren?- Kan ik een succesvolle leraar worden?- Wil ik leraar worden en zo ja, wat voor leraar?Intakes bij lerarenopleidingen worden hiermee nadrukkelijker een zelfselectie-instrument, bedoeld om de kandidaat-student, de opleiding en het toekomstige beroep van leraar te matchen.Intakeprocedures zouden studenten moeten uitdagen om echt een inspanning te leveren en persoonlijk betrokken te raken. Dit zou meerdere keren over een langere periode moeten gebeuren. In een zelfselectieproces vraagt dit meer van de verantwoordelijkheid van de toekomstige student om inspanningen te leveren, zodat het realistisch uitvoerbaar is voor de opleiding om de intake vorm te geven.
MULTIFILE
In de afgelopen jaren hebben verschillende beleidsmatige ontwikkelingen en trends een belangrijke invloed gehad op de inrichting van en discussies over de lerarenopleidingen. In dit artikel noemen we zes thema’s die de discussies over de lerarenopleidingen in de afgelopen jaren gedomineerd hebben en nauw met elkaar samenhangen. De thema’s vinden hun oorsprong in kwaliteitsimpulsen van binnen uit de sector, kwaliteitsimpulsen vanuit de overheid en veranderingen in de maatschappelijke context (zoals het tekort aan leraren
DOCUMENT
Docenten zijn zich steeds meer bewust van het belang van formatief evalueren. Het versterkt het leren van de leerlingen, zorgt voor een grotere betrokkenheid bij het eigen leerproces en bewerkstelligt dat het leren beter beklijft. De verwachting van docenten en schoolleiders is dat net afgestudeerde studenten aan de lerarenopleidingen op de hoogte zijn van formatief evalueren en beschikken over een (vak)didactisch handelingsrepertoire om formatief evalueren in de praktijk te brengen. In dit onderzoek worden de kennisbases van 14 eerstegraads en 18 tweedegraads lerarenopleidingen geanalyseerd op de aandacht voor formatief evalueren, met als doel inzicht te krijgen in het beoogde curriculum. Met een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de kennisbases aan de hand van de formatieve evaluatiecyclus, wordt duidelijk dat de aandacht voor formatief evalueren verschillend is tussen de kennisbases van de eerstegraads lerarenopleidingen en van de tweedegraads lerarenopleidingen en dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende vakspecifieke kennisbases. In het algemeen kan gesteld worden dat er relatief weinig aandacht is voor formatief evalueren. Dit onderzoek levert een bijdrage aan een herziening van de kennisbases en is een opmaat naar een vervolgonderzoek waarin gekeken wordt hoe het gerealiseerde curriculum van lerarenopleidingen ten aanzien van formatief evalueren eruit ziet.
DOCUMENT
De lerarenopleidingen spelen een sleutelrol in het borgen en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs. Om die reden is er in politiek en overheidsbeleid veel aandacht voor de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Die aandacht vertaalt zich in concrete beleidsmaatregelen die uitgaan van een cyclus van prioriteren en besluitvorming, sturing en monitoring. Deze cyclus lijkt simpel, maar is in werkelijkheid complex. Rond de lerarenopleidingen speelt immers een groot aantal stakeholders een rol. Al die stakeholders hebben hun eigen belangen en daarmee hun eigen opvattingen over de prioriteiten en over sturing. Dat maakt de context van de lerarenopleidingen complex en het stelsel van opleidingen minder maakbaar dan de beleidscyclus veronderstelt. In dit hoofdstuk schetsen we iets van die complexiteit vanuit de overtuiging dat het belangrijk is voor lerarenopleiders om de context waarin zij werken te begrijpen, zodat zij daarmee beter om kunnen gaan.
DOCUMENT
Het behalen van een lesbevoegdheid kan in Nederland op verschillende manieren. Er zijn grofweg drie bevoegdheden te onderscheiden: een bevoegdheid voor het basisonderwijs en twee voor het voortgezet onderwijs, namelijk een tweedegraads bevoegdheid en een eerstegraads bevoegdheid. Het schema op de volgende pagina laat zien dat aspirantleraren verschillende routes kunnen volgen om een of meer van deze lesbevoegdheden te behalen.In dit artikel schetsen we allereerst het stelsel van lerarenopleidingen als geheel, waarbij we ingaan op wettelijke kaders en een aantal overeenkomsten en verschillen tussen de diverse opleidingen. In de daaropvolgende paragraaf lichten we meer in detail toe welke routes er bestaan en wat voor bijzonderheden ze vertonen. De laatste paragraaf zoomt in op een aantal actuele thema's en ontwikkelingen bij de lerarenopleidingen
DOCUMENT
De Faculteit Onderwijs en Opvoeding van Hogeschool van Amsterdam ontwikkelde, vanuit de wens tot harmonisatie van het curriculum en het bieden van flexibele leerpaden, twee gezamenlijke eerstejaarsmodules voor studenten van de pabo, tweedegraads lerarenopleidingen en pedagogiek. Hoewel deze brede opzet kansen biedt voor efficiëntere organisatie en voorbereiding op interprofessionele samenwerking, kan een brede module ook mogelijke negatieve impact op hebben op de binding van studenten met hun opleiding. Op basis van literatuur over binding (school engagement) werden interventies ontworpen gericht op drie componenten: participatie, identificatie en sociale verbondenheid. Denk aan het actief stimuleren en monitoren van aanwezigheid, het inzetten van samenwerkend leren in een blended design, en het toepassen van een social belonging-interventie. De toepassing van deze evidence-informed principes werd geëvalueerd met behulp van participatiedata en studentfeedback. Zowel fysieke als online participatie bleken voorspellend voor succes, hoewel blended inzet nog niet aantoonbaar tot extra rendement leidde. Studenten gaven aan een goede sfeer en samenwerking in de klas te ervaren. De aanpak lijkt daarmee voorzichtig passend te zijn voor de toegepaste context. De beschreven interventies bieden mogelijk ook aanknopingspunten voor andere instellingen die in brede of gedeelde curricula binding willen bevorderen.
DOCUMENT
Lerarenopleidingen hebben de verantwoordelijkheid om toekomstige leraren in te wijden in een didactiek die taalontwikkeling integreert in vakken, Taalgericht Vakonderwijs (TVO) genaamd. Met TVO bedoelen we de didactiek waarin vaktaalontwikkeling een expliciet doel is en waar onderwijs wordt gepland dat gerichte taalsteun biedt, vol interactiemogelijkheden zit en contextrijk is (Hajer & Meestringa, 2020). Leraren kunnen dan vervolgens zelf (vak)onderwijs van hoge kwaliteit bieden aan het grote aantal leerlingen in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs die ondersteuning behoeven in hun taalvaardigheid bij het leren in diverse schoolvakken. Er ligt dus een taak binnen alle lerarenopleidingen (gericht op de diverse schoolvakken c.q. vakgebieden binnen pabo’s) om een plek en vorm voor TVO te vinden binnen hun curricula. Echter, het is onduidelijk hoe opleidingen deze inbedding van TVO vormgeven. Dit rapport doet verslag van een verkennend en beschrijvend onderzoek (looptijd januari-september 2021) naar de vraag: “In hoeverre is taalgericht vakonderwijs ingebed in de lerarenopleidingen in Nederland?”, in opdracht van het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs (HU) en het Platform Taalgericht Vakonderwijs. Om de vraag te beantwoorden werden eerst TVO-experts (n=15) van dertien eerste- en tweedegraadslerarenopleidingen en pabo’s bevraagd aan de hand van een interviewguide. Vervolgens zijn een aantal experts binnen hun opleidingen (n=4) aan de hand van een gespreksleidraad (live of digitaal) bij verschillende vakgroepen nagegaan hoe de inbedding van TVO in verschillende curriculumonderdelen vorm heeft gekregen. Via kwalitatieve data-analyse werd vervolgens in de interviewtranscripten en verkregen schriftelijke input vanuit de gespreksleidraad gezocht naar patronen in antwoorden, alsook naar opvallende verschillen. De rapportage op basis van de verkregen data is ter validering aan alle betrokken TVO-experts voorgelegd. Het belang van taalgerichte vakdidactische competenties van leraren wordt bij de bevraagden breed erkend. In de curricula kent TVO echter geen vanzelfsprekende, structurele verankering en is de mate en wijze van inbedding sterk afhankelijk van individuen en hun beschikbare tijd, prioriteit en expertise. Daardoor fluctueert de positionering van TVO in de verschillende vakken en vakgroepen, en daarmee ook het eigenaarschap. Het gebrek aan een eenduidige opvatting van TVO en taalbeleid, en de vertaalslag hiervan in de verschillende lagen van de lerarenopleiding (taalvaardigheid student, taaldidactiek student, taaldidactiek opleider), is hier mogelijk debet aan. Verder blijkt dat de opname van het thema taal en leren in landelijke beleidsdocumenten onvoldoende stuurkracht genereert om implementatie in het opleidingscurriculum af te dwingen. Op basis van de resultaten zijn de belangrijkste aanbevelingen: 1. Koppel taalontwikkeling binnen vakcontexten krachtiger aan grote beleidsthema’s (binnen de instellingen) zoals (digitale) geletterdheid, inclusie en kansengelijkheid. Dat bevordert agendering op lokaal en nadrukkelijk ook op landelijk niveau. 2. Maak doorontwikkeling van goede praktijken rond het opleiden en professionaliseren van leraren op landelijke onderzoeksagenda’s zichtbaarder. Samenwerking op geprioriteerde vragen kan lokale bevindingen helpen analyseren, good practices in beeld helpen brengen, en curriculumontwerpstudies bevorderen. 3. Zorg landelijk voor meer strategische agendering van TVO, en voor verbinding gericht op kennisdeling en -ontwikkeling van leraren (in opleiding) en hun TVO-bekwaamheden. Het gaat dan om verbinding tussen TVO-experts in instellingen, hun management en andere actoren in de kwaliteitszorg van opleidingen (zoals bijvoorbeeld vakdidactische netwerken).
DOCUMENT