Analyse van twee gedichten van Mary Szybist over de bijbelse annunciatie. De gedichten maken gebruik van het performatieve aspect van lyrische poëzie om de besloten, fatalistische uitkomst die typisch geassocieerd wordt met de annunciatie uit te dagen en op te schorten. De verdeling en toekenning van agency in de annunciatiescène kan daardoor heroverwogen worden. Bovendien stelt het de lezer in staat om na te denken over hoe vooraf bepaalde en feestelijke verklaringen ongepast of ongegrond kunnen zijn. Verschenen in het jubilieumnummer van Frame: Journal of Literary Studies over het thema feest: de vele vormen, rituelen en emoties van vieren en herdenken. Hoe (de)construeren of versterken literaire teksten wat wij als feestelijk beschouwen? Welke perspectieven bestendigen we met de tradities en rituelen die we in ere houden en waarover we schrijven? De auteurs onderzoeken hoe praktijken van viering worden verbeeld in de literatuur, hoe literaire teksten kunnen fungeren als kritische voertuigen die onderzoeken wat het betekent om het ene ding te vieren boven het andere, en hoe kunst en literatuur circuleren binnen specifieke feestelijke sociale contexten.
LINK
In dit artikel wordt het spanningsveld tussen uitingsvrijheid en godsdienstvrijheid geschetst. Mag je alles zeggen wat je wil? Bestaat er een recht op kwetsen? Het begon met het boek De Duivelsverzen van Salman Rushdie. Bijna twintig jaar later was er de affaire rond de Mohammed-cartoons in de Deense krant Jyllands Posten. Pim Fortuyn en Theo van Gogh wakkerden met gepeperde uitspraken en felle columns het debat aan. Bijna alle kwesties gingen over de verhouding tussen moslims en niet-moslims. De auteur maakt onderscheid tussen een juridische en een moraliteitsoptiek. Hij meent dat de morele grens daar wordt overschreden waar iemand met een artistieke, literaire of journalistieke uiting doelbewust de intentie heeft om anderen te kwetsen.
DOCUMENT
De gangbare, DSM-gestuurde interpretatie van depressieve stoornis doet de ervaring van mensen die aan deze stoornis lijden geen recht. Er ontbreken drie wezenlijke aspecten aan de DSM-definitie: een verstoorde wereldbetrekking, een verstoorde lijfelijkheid en een verstoorde temporaliteit. De fenomenologische uitleg van depressie die in mijn proefschrift centraal staat, laat deze psychische stoornis niet naar voren treden als extreme somberheid, maar als existentieel isolement. De ‘stemmingsstoornis’ (mood disorder) is zo beschouwd een afstemmingsstoornis: een verstoring van een proces of gebeuren van synchronisatie op een heel elementair, lijfelijk-affectief niveau. Dat het fenomeen depressie momenteel zo wijdverbreid is – de zogeheten depressie-epidemie – kan in verband worden gebracht met de wijze waarop het individu door de laatmoderne ‘neoliberale’ cultuur tot subject wordt gevormd. De hedendaagse subjectpositie is ‘isolistisch’ van aard. Dit staat op gespannen voet met de menselijke grondbehoefte aan elementaire afstemming. Anders gezegd: de laatmoderne subjectificatie van het individu is depressogeen. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/bert-van-den-bergh-95476526/
DOCUMENT
-
DOCUMENT
Overgewaaid uit de VS begint in Nederland spoken word ook steeds meer vaste voet aan de grond te krijgen. Dichter en onderzoeker Anne Braakman legde zijn oor te luister in de spoken word-scene en beschrijft in dit artikel zijn bevindingen. Hij zag dat drie waarden centraal staan: expressie, community en (maatschappelijke) beïnvloeding. Dit artikel gaat over spoken word. In de spoken word-scene dragen mensen – die zichzelf afwisselend aanduiden als woordkunstenaar, spoken word-artiest, dichter, poëet, schrijver, performer, schrijvende performer of performende schrijver – gedichten voor aan een publiek. Soms is hier muzikale begeleiding bij, maar doorgaans niet. De gedichten zijn geschreven ‘om (vooral) gehoord te worden’ (Van der Starre, 2019, p. 1). Er is groeiende academische aandacht voor spoken word. Vooral in de Engelstalige literatuur, die vaak gaat over de situatie in de Verenigde Staten, bestaan bijvoorbeeld studies over slam poetry (Somers-Willett, 2005) en over spoken word in educatieve contexten als scholen, buurthuizen of volwassenenonderwijs (Merriweather, 2011; Williams, 2015; Fisher, 2003). Soms wordt het besproken als critical pedagogy in de context van rap en hiphop (Biggs-El, 2012) of als alternatieve en kritische kennisbron voor de dominante cultuur (Fisher, 2003; Chepp, 2012). Er lijkt echter relatief weinig aandacht te zijn voor spoken word als op zich staand fenomeen. Ook is er in de literatuur geen eenstemmige definitie of een afbakening van het genre, en is er evenmin onderzoek over (het relatieve belang van) de verschillende historische wortels. In Nederland bestaat zo goed als geen academische literatuur over spoken word. Aan het voordragen van poëzie wordt wel aandacht besteed (Dera, 2014; Franssen, 2012), maar spoken word is nog amper zichtbaar. Van der Starre (2021) besteedt in haar proefschrift over wat gedichten betekenen voor mensen in het voorbijgaan aandacht aan spoken word, vooral in relatie tot het literaire establishment. In een eerdere publicatie (Van der Starre, 2017) besteedt ze aandacht aan slam poetry en performance.Dit artikel beschrijft een (auto-)etnografisch geïnspireerde exploratieve casestudie naar de Nederlandse spoken word-scene en maakt daarmee een begin met het vullen van de kennislacune. Centrale onderzoeksvraag in dit artikel luidt: Wat is de waarde van participatie voor de beoefenaars van spoken word? Om die waarde te onderzoeken richt ik me uitgebreid op het tweede compartiment uit het in de inleiding van dit themanummer besproken model van Bisschop Boele. Daarnaast besteed ik en passant ook aandacht aan de andere drie compartimenten. Zo begin ik met korte beschrijvingen van twee spoken word-bijeenkomsten, gebaseerd op mijn veldwerkaantekeningen: een bewust gefragmenteerde versie van een thick description (compartiment 1uit het model). Ik vul deze eerste blik op de scene aan met een beknopte beschrijving van de geschiedenis en de maatschappelijke situering (compartiment 4) van het genre. Vervolgens beschrijf ik de gekozen theoretische achtergronden en de methodologie en de bevindingen van mijn onderzoek. De teksten in kaders zijn mijn eigen poëtische reflecties tijdens mijn onderzoek.
DOCUMENT
De Nederlandse samenleving is de laatste decennia ingrijpend veranderd. Geleidelijk ontstond wat we nu de multiculturele samenleving noemen. In die samenleving staan instituties als politiek, justitie en media onder kritiek. De journalistiek treft het verwijt onvoldoende in staat te zijn in te spelen op en rekening te houden met die sterk veranderende samenleving waarin groepen dreigen de aansluiting te verliezen en waar onbegrip voor culturele diversiteit toeneemt. Bovendien zijn er felle debatten over de vrijheid van meningsuiting. Achter die debatten gaan fundamentele vragen schuil: hoe verhouden zich de grondrechten vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid in een westerse democratische rechtsstaat? Zijn er grenzen aan de uitingsvrijheid? Zo ja, waar liggen die dan? Uit onderzoek blijkt dat etnische minderheidsgroepen zich steeds minder thuis voelen bij de nationale media. Ze voelen zich niet gerepresenteerd als gelijkwaardig burger en voelen zich negatief in beeld gebracht. Het antwoord 'meer kleur op redacties' is onvoldoende gebleken en bovendien moeilijk te verwezenlijken. Minstens zo belangrijk is het zoeken van antwoorden op vragen als: wat betekent het voor journalisten om te werken in een multiculturele samenleving, met alle spanningen van dien? Welke eisen stelt die samenleving aan de competenties waarover journalisten moeten beschikken? Behoort het tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van media en journalistiek om bij te dragen tot integratie en sociale cohesie?
DOCUMENT
Zonder vrouwelijke vreugde is beschaving onmogelijk, zegt de Duitse filosoof Peter Sloterdijk, die een boek schreef over het mysterie van het vrouwelijk orgasme. Scheidend Denker des Vaderlands Marli Huijer zocht Sloterdijk op aan de vooravond van de Maand van de Filosofie, die vandaag begint.
DOCUMENT
Historici denken traditioneel gezien in woorden. Daarbij zijn teksten als ‘primaire bronnen’ favoriet. Sterker nog, na een onderzoek vinden ze alleen het gene wat geschreven is belangrijk. Deze vorm van representatie (boeken en artikelen) is bij historici het meest geliefd. Zelfs bij presentaties zijn historici geneigd hun werk voor te lezen. Pas de afgelopen 20 jaar nemen historici de film als een representatievorm van de geschiedenis serieus. Toch meer in de vorm van studie en kritiek naar films door anderen gemaakt. Films worden niet vaak gekozen door historici om het verleden weer te geven. Het beeld van de historicus is dat van een schrijver. Hier kunnen we een tweedeling in maken, namelijk de literaire schrijver voor het grote publiek en de historicus met een wetenschappelijke en analytische stijl van schrijven. Staley geeft aan dat deze houding effecten heeft op de wijze waarop wij geschiedenis doorgeven aan onze studenten / leerlingen. Bij het toetsen worden vaak geschreven papers en essays gevraagd, daarnaast worden natuurlijk de tentamens afgenomen. De studenten leren te denken in zinnen, paragrafen en narratieve opstellen. De historici zitten in een tekstuele cultuur en dat in een tijd waarin multimedia zijn hoogtij viert. Staley heeft in het kader van zijn onderzoeken al vele geschiedenisdocenten gesproken. Wat hem opviel was dat een groot aantal docenten hun vraagtekens bij de kwaliteit van de multimediaprojecten plaatsten. In de praktijk betekende dit dat veel docenten multimedia liever achterwege hielden, vanwege de vorm en inhoud die in hun belevingswereld niet aansloot bij de academische cultuur.
DOCUMENT
De langverwachte integratiebijbel van Paul Scheffer is er. Volgens hemzelf een hoopgevend verhaal dat oproept tot nieuwe gemeenschapszin, maar volgens Baukje Prins is dat slechts de misleidende verpakking van deze dikke pil van een onheilsprofeet. Suggesties die te denken geven, taalgebruik en asymmetrische oproepen tot zelfkritiek, verraden een weinig inclusief 'wij' bij de zelfbenoemde bruggenbouwer."Het 'wij' van Het land van aankomst is bijna zonder uitzondering het 'wij' van de gevestigden".
DOCUMENT