Veel hoger onderwijsinstellingen implementeren flexibelere vormen van onderwijs in hun curriculum vanwege verschillende redenen, zoals a) het bevorderen van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, b) de maatschappelijke noodzaak voor wendbare, zelfregulerende professionals die een Leven Lang Leren, en/of c) om de motivatie van (aanstaande) studenten te verhogen. Deze flexibiliteit uit zich bijvoorbeeld – op zowel curriculumniveau als op moduleniveau – in het zelf kunnen kiezen van de inhoud van het leren, waar het leren plaatsvindt, met wie er wordt geleerd, wanneer en hoe er wordt geleerd. De keuze om flexibelere invullingen van het onderwijs te geven moet echter aansluiten bij de wensen en behoeften van studenten, bij die van het werkveld alsook bij die van de instelling/opleiding. Binnen dit symposium richten we ons op de wensen en behoeften van de studenten en hun keuzeprocessen: In hoeverre willen studenten flexibiliteit in het onderwijs, en welke mate van flexibiliteit ervaren zij? Wat zijn de achterliggende redenen voor deze behoeften? Als zij flexibiliteit hebben, hoe maken ze hier dan gebruik van? Welke keuzes maken studenten als zij inhoudelijke flexibiliteit krijgen en op basis waarvan maken zij deze keuzes? Binnen dit symposium staan drie papers centraal waarin antwoord op deze vragen worden gegeven.
LINK
The cultivation of intrinsic motivation is key in the 21th century, but most students in Dutch vocational education lack this quality. To foster intrinsic motivation, a strong career-learning environment is needed that enables students to develop career competencies and a career identity. However such an environment is absent in much of vocational education in The Netherlands. Research shows that the desired learning must be practice based (real life experiences are key), enable a dialogue (in order to attach personal meaning to real life experiences) and give students more autonomy in making choices in their school careers. Although there has been an increase in the use of portfolios and personal-development plans, these instruments are used mainly for improving success at school but are not in career and work. In addition research on the conversations between student and teachers/work-place mentors shows that the latter talk primarily to (65%), and about (21%), but rarely with (9%) students. The culture in schools is still predominately monological. Most teachers feel uncertain about their abilities to help students in developing career competencies and a career identity, though a growing number of teachers want to be trained in initiating meaningful career dialogues. In order to make such training successful in terms of promoting new guidance behaviours, it is essential that school managers create a strong career-learning environment for teachers. The Standards Era policies (Gatto, 2009) that dominate Dutch vocational education at the moment, however, leaves managers little space to do so. https://doi.org/10.1007/978-3-319-50734-7_7 LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/reinekke-lengelle-phd-767a4322/
MULTIFILE
In dit onderzoek ontwikkelen we een handreiking over begeleiding van en samenwerking rondom Entree-leerlingen (mbo-1) tijdens hun overgang van school naar werk. Om deze handreiking is gevraagd door begeleiders van regionale opleidingscentra voor mbo-onderwijs (ROC’s) en praktijkbegeleiders bij aanbieders van stages voor Entree-leerlingen. De aanleiding voor dit project is de constatering van ROC’s en werkgevers die stageplekken aanbieden, dat voor een deel van de Entree-leerlingen de overgang van school naar werk ingewikkeld is, zowel door de vaardigheden die van hen verwacht worden, door de fase waarin ze zitten op weg naar volwassenheid, door hun nog niet afgeronde loopbaanoriëntatie als door soms problematische persoonlijke omstandigheden. Integrale begeleiding op maat tijdens hun transitie naar werk is daarom belangrijk. Betrokken professionals (begeleiders op ROC’s en praktijkbegeleiders) hebben behoefte geuit aan een methodische handreiking over de invulling van deze begeleiding en de noodzakelijke samenwerking tussen betrokken professionals. In dit ontwerpgerichte onderzoek ontwikkelen we deze handreiking samen met professionals en leerlingen. We werken hierbij samen met onze partners ROC Zadkine, ROC Albeda, MKB Rotterdam, Leerwerkloket Rijnmond en stagebedrijven. Het ontwerpgerichte onderzoek start met een diagnosefase waarin praktijkkennis over passende begeleiding wordt geëxpliciteerd. Daarna wordt in co-creatie een methodische handreiking ontworpen en getest in de praktijk. Op basis hiervan worden de definitieve handreiking en een bijpassende onderbouwing met voorbeelden geproduceerd. De handreiking en de onderbouwing met voorbeelden worden naar de praktijk overgedragen op een regionale slotconferentie en landelijk verspreid via publicaties, de wetenschappelijke klankbordgroep, het lectorenplatform Breed Platform Arbeid en het expertisecentrum voor beroepsonderwijs ECBO.