Het thema ‘Onderzoek in het onderwijs en afstuderen’ is het belangrijkste speerpunt van het Kenniscentrum MFR (jaarplan kenniscentrum MFR/MTV 2010-2011). Om te komen tot normering van de kwaliteit van afstudeeronderzoek heeft een werkgroep zich gebogen over kwaliteitscriteria. Het resultaat is opgenomen in deze notitie. Besloten is uit te gaan van het beoordelingskader dat ontwikkeld is door Oost (2004) en dit aan te vullen met criteria die te maken hebben met het praktijkgerichte karakter van het onderzoek aan het HBO. De criteria bestaan uit twee onderdelen: ontvankelijkheidseisen te stellen aan het afstudeerwerkstuk en kwaliteitscriteria voor het afstudeerwerkstuk.
DOCUMENT
BACKGROUND: There are no validated assessment tools for evaluating quality of schoolwork task performance of children living in German-speaking Europe (GSE).OBJECTIVE: To determine whether the international age-normative means of the School Version of the Assessment of Motor and Process Skills (School AMPS) are valid for use in GSE.METHODS: The participants were 159 typically-developing children, 3-12 years, from GSE. We examined the proportions of School AMPS measures falling within ±2 standard deviation (SD) of the international age-normative means, and evaluated for significant group differences (p < 0.05) in mean School AMPS measures between the GSE sample and the international age-normative sample using one-sample Z tests. When significant mean differences were found, we evaluated if the differences were clinically meaningful.RESULTS: At least 95% of the GSE School AMPS measures fell within ±2 SD of the international age-normative means for the School AMPS. The only significant mean differences were for 6- (p < 0.01) and 8-year-olds (p = 0.02), and only the 6-year-old school process mean difference was clinically meaningful.CONCLUSIONS: Because the only identified clinically meaningful difference was associated with likely scoring error of one rater, the international age-normative means of the School AMPS appear to be valid for use with children in GSE.
DOCUMENT
Objectives: The aim of this study was to study measurement properties of the DutchLanguage Version of the Brief Resilience Scale (BRS-DLV) in blue and white collarworkers employed at multiple companies and to compare the validity and factorstructure to other language versions.Methods: Workers (n = 1023) were assessed during a cross-sectional health surveillance.Construct validity was tested with exploratory and confirmatory factor analyses(EFA and CFA) and hypothesis testing. Reliability was tested with Cronbach 's alpha.Results: A two-factor structure of the BRS-DLV had good model fit in both EFAand CFA, which could be explained by difficulties of workers with reversed orderitems. After excluding these inconsistent answering patterns, a one-factor structureshowed good model fit resembling the original BRS (χ2 = 16.5; CFI & TLI = 0.99;SRMR = 0.02;RMSEA = 0.04). Internal consitency is sufficient (Cronbach 'sα = 0.78). All five hypotheses were confirmed, suggesting construct validity.Conclusions: Reliability of the BRS-DLV is sufficient and there is evidence of constructvalidity. Inconsistent answering, however, caused problems in interpretationand factor structure of the BRS-DLV. This can be easily detected and handled becauseitem 2, 4 and 6 are in reversed order. Other language versions differ in factorstructure, most likely because systematic errors are not corrected for. To collect validdata, it is advised to be aware of inconsistent answering of respondents.CC BY-NC
MULTIFILE
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
Aanleiding: Jonge kinderen ontwikkelen zich al spelenderwijs. Maar pedagogisch medewerkers en kleuterleerkrachten zien dat spel in hun praktijk verloren dreigt te gaan door een programmatische aanpak van het taalonderwijs. Deze professionals pleiten voor behoud en versterking van spel, omdat het voor jonge kinderen de geëigende manier van leren is. Tegelijk zoeken ze naar kansen om binnen het spel aan taaldoelen te werken. Hoe kunnen ze taal- en speldoelen combineren? Het verbeteren van de kwaliteit van de interacties tussen professional en kind tijdens doen-alsofspel lijkt kansrijk, omdat daar immers taal als communicatiemiddel ingezet kan worden. Het ontbreekt professionals echter aan gefundeerde handvatten om tegelijkertijd aan de twee domeinen van taal- en spelontwikkeling te kunnen werken. Doelstelling Dit project verbindt de twee onderzoeksterreinen 'spel' en 'taal'. De onderzoekers kijken hoe professionals hun eigen begeleidingsrol tijdens spel kunnen inzetten om tegelijk de kwaliteit van spel- en taalontwikkeling te stimuleren. De twee centrale onderzoeksvragen zijn: 1. Op welke manier kan de interactie tussen professional en kinderen binnen verschillende spelbegeleidingsrollen bij doen-alsofspel zowel de taal- als de spelontwikkeling stimuleren, in heterogene kindercentra en kleutergroepen? 2. Op welke manieren kunnen professionals deze nieuwe begeleidingsvormen in hun praktijk realiseren? De onderzoekers ontwikkelen een prototype door middel van ontwerponderzoek met professionele leerwerkgemeenschappen. Dit prototype levert de ontbrekende handvatten voor professionals in de praktijk. Het onderzoek levert de tot nu toe ontbrekende kennis op voor vernieuwing van opleidingscurricula van de hogescholen. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit project zijn o.a. een prototype 'taal en spel' en videomateriaal van good practices. Het prototype 'taal en spel' komt op een openbare website beschikbaar. Het project wordt afgesloten met een eindconferentie met onder meer workshops, voor een brede groep belangstellenden die met educatie in kindercentra en kleutergroepen te maken hebben. Het beroepenveld kan kennis nemen van de nieuwe kennis tijdens tijdens landelijke en internationale congressen en via publicaties in vaktijdschriften en op websites.