Het thema ‘Onderzoek in het onderwijs en afstuderen’ is het belangrijkste speerpunt van het Kenniscentrum MFR (jaarplan kenniscentrum MFR/MTV 2010-2011). Om te komen tot normering van de kwaliteit van afstudeeronderzoek heeft een werkgroep zich gebogen over kwaliteitscriteria. Het resultaat is opgenomen in deze notitie. Besloten is uit te gaan van het beoordelingskader dat ontwikkeld is door Oost (2004) en dit aan te vullen met criteria die te maken hebben met het praktijkgerichte karakter van het onderzoek aan het HBO. De criteria bestaan uit twee onderdelen: ontvankelijkheidseisen te stellen aan het afstudeerwerkstuk en kwaliteitscriteria voor het afstudeerwerkstuk.
DOCUMENT
Background: Dermoscopy is known to increase the diagnostic accuracy of pigmented skin lesions (PSLs) when used by trained professionals. The effect of dermoscopy training on the diagnostic ability of dermal therapists (DTs) has not been studied so far. Objectives: This study aimed to investigate whether DTs, in comparison with general practitioners (GPs), benefited from a training programme including dermoscopy, in both their ability to differentiate between different forms of PSL and to assign the correct therapeutic strategy. Methods: In total, 24 DTs and 96 GPs attended a training programme on PSLs. Diagnostic skills as well as therapeutic strategy were assessed, prior to the training (pretest) and after the training (post-test) using clinical images alone, as well as after the addition of dermatoscopic images (integrated post-test). Bayesian hypothesis testing was used to determine statistical significance of differences between pretest, post-test and integrated post-test scores. Results: Both the DTs and the GPs demonstrated benefit from the training: at the integrated post-test, the median proportion of correctly diagnosed PSLs was 73% (range 30–90) for GPs and 63% (range 27–80) for DTs. A statistically significant difference between pretest results and integrated test results was seen, with a Bayes factor>100. At 12 percentage points higher, the GPs outperformed DTs in the accuracy of detecting PSLs. Conclusions: The study shows that a training programme focusing on PSLs while including dermoscopy positively impacts detection of PSLs by DTs and GPs. This training programme could form an integral part of the training of DTs in screening procedures, although additional research is needed.
DOCUMENT
Abstract Background Dermoscopy is known to increase the diagnostic accuracy of pigmented skin lesions (PSLs) when used by trained professionals. The effect of dermoscopy training on the diagnostic ability of dermal therapists (DTs) has not been studied so far. Objectives This study aimed to investigate whether DTs, in comparison with general practitioners (GPs), benefited from a training programme including dermoscopy, in both their ability to differentiate between different forms of PSL and to assign the correct therapeutic strategy. Methods In total, 24 DTs and 96 GPs attended a training programme on PSLs. Diagnostic skills as well as therapeutic strategy were assessed, prior to the training (pretest) and after the training (post-test) using clinical images alone, as well as after the addition of dermatoscopic images (integrated post-test). Bayesian hypothesis testing was used to determine statistical significance of differences between pretest, post-test and integrated post-test scores. Results Both the DTs and the GPs demonstrated benefit from the training: at the integrated post-test, the median proportion of correctly diagnosed PSLs was 73% (range 30–90) for GPs and 63% (range 27–80) for DTs. A statistically significant difference between pretest results and integrated test results was seen, with a Bayes factor>100. At 12 percentage points higher, the GPs outperformed DTs in the accuracy of detecting PSLs. Conclusions The study shows that a training programme focusing on PSLs while including dermoscopy positively impacts detection of PSLs by DTs and GPs. This training programme could form an integral part of the training of DTs in screening procedures, although additional research is needed
DOCUMENT
266 woorden Op school kan de situatie zich voordoen dat de leerkracht onvoldoende tegemoet kan komen aan de extra ondersteuning die leerlingen met autisme nodig hebben. De klas kan te groot zijn, de leerkracht kan handelingsverlegen zijn, etc.. In dit projectplan wordt onderbouwd wat de relevantie is voor de dagelijkse praktijk van de leerkracht en de leerling met autisme en daaraan gerelateerde problemen. Tevens wordt onderbouwd waarom beeldende therapie theoretisch en empirisch kan bijdragen als creatieve oplossing voor kinderen met aan autisme gerelateerde problemen die in de klas extra aandacht vragen. Deze kinderen hebben een andere manier van informatie verwerken, kunnen zich vaak verbaal moeilijk uiten en hebben vaak sociale problemen. Deze kinderen lopen risico op verslavingsproblematiek (33%) en eenzaamheid, angst en depressie op volwassen leeftijd (80%). Kunstvormen in een leeromgeving bieden andere mogelijkheden voor kinderen om zich te uiten en om samen te werken. In dit projectplan wordt beschreven waarom het zinvol is te onderzoeken wat de effectiviteit is van beeldende therapie voor kinderen met autisme in primair (speciaal) onderwijs, ter preventie van risicogedrag. Het behandelprogramma ‘Zelf in beeld, beeldende therapie voor kinderen met autisme (bijlage 1) lijkt veelbelovende resultaten op te leveren (Schweizer, 2020). Om een indruk van de resultaten van praktijkgericht onderzoek naar ‘Zelf in beeld’ te krijgen kunt u de korte animatie bekijken (3 min): https://youtu.be/cVAAzRHZnb0 In dit vervolgproject wordt verkend in hoeverre ‘Zelf in beeld’ van toegevoegde waarde van kan zijn voor kind, leerkracht en ouders, binnen de setting van Speciaal Onderwijs. Dit project heeft een innovatief karakter omdat er een nieuwe vorm van (preventief) werken binnen passend onderwijs wordt toegepast en onderzocht.
Aanleiding: Jonge kinderen ontwikkelen zich al spelenderwijs. Maar pedagogisch medewerkers en kleuterleerkrachten zien dat spel in hun praktijk verloren dreigt te gaan door een programmatische aanpak van het taalonderwijs. Deze professionals pleiten voor behoud en versterking van spel, omdat het voor jonge kinderen de geëigende manier van leren is. Tegelijk zoeken ze naar kansen om binnen het spel aan taaldoelen te werken. Hoe kunnen ze taal- en speldoelen combineren? Het verbeteren van de kwaliteit van de interacties tussen professional en kind tijdens doen-alsofspel lijkt kansrijk, omdat daar immers taal als communicatiemiddel ingezet kan worden. Het ontbreekt professionals echter aan gefundeerde handvatten om tegelijkertijd aan de twee domeinen van taal- en spelontwikkeling te kunnen werken. Doelstelling Dit project verbindt de twee onderzoeksterreinen 'spel' en 'taal'. De onderzoekers kijken hoe professionals hun eigen begeleidingsrol tijdens spel kunnen inzetten om tegelijk de kwaliteit van spel- en taalontwikkeling te stimuleren. De twee centrale onderzoeksvragen zijn: 1. Op welke manier kan de interactie tussen professional en kinderen binnen verschillende spelbegeleidingsrollen bij doen-alsofspel zowel de taal- als de spelontwikkeling stimuleren, in heterogene kindercentra en kleutergroepen? 2. Op welke manieren kunnen professionals deze nieuwe begeleidingsvormen in hun praktijk realiseren? De onderzoekers ontwikkelen een prototype door middel van ontwerponderzoek met professionele leerwerkgemeenschappen. Dit prototype levert de ontbrekende handvatten voor professionals in de praktijk. Het onderzoek levert de tot nu toe ontbrekende kennis op voor vernieuwing van opleidingscurricula van de hogescholen. Beoogde resultaten De concrete resultaten van dit project zijn o.a. een prototype 'taal en spel' en videomateriaal van good practices. Het prototype 'taal en spel' komt op een openbare website beschikbaar. Het project wordt afgesloten met een eindconferentie met onder meer workshops, voor een brede groep belangstellenden die met educatie in kindercentra en kleutergroepen te maken hebben. Het beroepenveld kan kennis nemen van de nieuwe kennis tijdens tijdens landelijke en internationale congressen en via publicaties in vaktijdschriften en op websites.