Aan het begin van de coronapandemie had bijna 70 procent van de Nederlandse bevolking vertrouwen in de landelijke overheid. Anderhalf jaar later is dat nog maar een krappe 30 procent. Wat is de achtergrond van dit afbrokkelende vertrouwen? In wie hebben mensen nog wel veel vertrouwen? En hoe kan het vertrouwen in de overheid hersteld worden? Het vertrouwen in de Nederlandse overheid staat onder druk. Diverse onderzoeken laten zien dat van de hoge mate van vertrouwen aan het begin van de coronapandemie nu, ruim anderhalf jaar later, nog maar weinig over is. In dit artikel, gebaseerd op het recent verschenen rapport De laag-vertrouwensamenleving, gaan we allereerst in op de cijfers: hoe heeft het vertrouwen in de overheid en andere instanties en personen zich de afgelopen tijd ontwikkeld? We besteden ook aandacht aan de verschillen hierin tussen sociale groepen. Vervolgens gaan we in op de vraag wat er nodig is om vertrouwen in de overheid te herstellen. Op basis van gesprekken met professionals, beleidsmakers en vertegenwoordigers van verschillende doelgroepen bieden we concrete aanbevelingen.
MULTIFILE
“Nadat de langste formatie ooit was afgerond en portefeuilles waren verdeeld, kwam het kabinet voor het eerst bijeen. Een van de onderwerpen in dit eerste overleg: wat losse eindjes in de taakverdeling. Zo moest er bijvoorbeeld nog iemand worden gevonden voor het mbo. Zou ook het herstellen van het vertrouwen van burgers in de overheid tijdens dat overleg in iemands portefeuille zijn beland? Het zal je maar gebeuren.
MULTIFILE
Op 8 november hield prof.dr. Hans van Ewijk zijn oratie Maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd*. Dit artikel is hierop gebaseerd. De oorsprong van het maatschappelijk werk ligt vooral in het bestrijden van armoede, ongeletterdheid en onbeschaafdheid. De inzet was mensen te sterken in het verbeteren van hun maatschappelijke positie. Door de jaren heen hield het zich bezig met een hele reeks van achterstandsgroepen; arbeiders, vrouwen, werklozen, mensen met een handicap of stoornis, nieuwkomers en oudkomers. In de jaren tachtig wilde het maatschappelijk werk erkend worden als een beroep in de geestelijke gezondheidszorg. Hierbij lag het accent op behandelen en therapie. Van een armoede gerichte professie ging het naar een stoornis gerichte professie. In de praktijk wilde het vooral mensen die de complexiteit van het leven (tijdelijk) niet aankonden, zo helpen dat ze met minimale professionele ondersteuning weer wat beter in staat zouden zijn zichzelf en hun omgeving ter hand te nemen.
DOCUMENT
In hoeverre is er sprake van maatschappelijk draagvlak voor biovergisters? In dit onderzoek zijn publieke discussies over biovergisters in Noord-Nederland als uitgangspunt genomen. Op basis van deze discussies is gekozen voor het nader bestuderen van het draagvlak voor twee biovergisters die relatief veel in het nieuws geweest zijn: een agrarische biovergister die nabij de wijk Klinkenvlier in Coevorden staat en een industriële biovergister die geplaatst zou worden in Foxhol, maar mede door publiek protest niet geplaatst is. Longitudinale contextanalyses en discoursanalyses zijn uitgevoerd op basis van gepubliceerde teksten in online en offline media. Hiermee is het verloop van het debat dat in de media heeft plaatsgevonden in kaart gebracht, zijn de actoren die het debat domineren geïdentificeerd en zijn patronen in de communicatie beschreven. Hierna hebben we kwantitatief en kwalitatief onderzoek uitgevoerd onder omwonenden van de (plannen voor de) biovergisters. Uit de resultaten blijkt dat omwonenden de biovergisters als onbetrouwbare en gevaarlijke installaties construeren en dat zowel de initiatiefnemers als de overheid weinig vertrouwen genieten. Het draagvlak voor een gerealiseerde biovergister bleek bovendien sterk afhankelijk te zijn van ervaren stankoverlast. Hiernaast blijkt dat waargenomen procedurele en distributieve rechtvaardigheid, het verstrekken van hoogwaardige informatie en vertrouwen een belangrijke rol spelen in de acceptatie. Uit een discoursanalyse is gebleken dat een inhoudelijk debat over de wenselijkheid van biovergisters niet op gang gekomen is: omwonenden geven hun argumenten tegen, maar de overheid verwijst slechts naar regels en procedures die correct opgevolgd zijn. De exploitanten verwijzen eveneens naar regels en procedures en geven aan zich maximaal in te zetten om overlast te voorkomen. Het debat over de wenselijkheid van een biovergister, de plaatsing ervan en de bijdrage die een dergelijke installatie kan leveren aan het verduurzamen van de energievoorziening is niet op gang gekomen. Dit inhoudelijke debat dient gevoerd te worden om te kunnen bepalen of er voldoende draagvlak voor biovergisters is en of het eventueel gecreëerd kan worden.
DOCUMENT
Inleiding In het vorige hoofdstuk hebben we de ondernemendheid van welzijnswerkers en wijkopbouwers besproken. In dit hoofdstuk nemen we de ondernemendheid van maatschappelijke werkers onder de loep. Aangezien beide beroepsgroepen in hun dagelijkse werk geconfronteerd worden met vergelijkbare omstandigheden en invloeden –te denken valt aan WMO, WNS, marktwerking & concurrentie, bezuinigingen, reorganisaties, afslankingen en ontslagen- zullen we vooral inzoomen op de meest in het oogvallende aspecten van de maatschappelijke werkers en hun pogingen ondernemendheid aan de dag te leggen. Kenmerkend voor het werk van maatschappelijk werkers is de uitgesproken één-op-één-relatie met cliënten terwijl het werk van welzijnswerkers en vooral wijkopbouwwerkers vooral op collectiviteiten, op groepen van mensen, is gericht. Te denken valt hierbij aan bewoners van een bepaalde buurt, aan wie bepaalde gezamenlijke activiteiten wordt aangeboden (Nederlandse les, leren fietsen, samen zwemmen). Bij maatschappelijk werkers is het startpunt in beginsel de individuele behoefte of problematiek. Deze overwegende individuele relatie vindt plaats binnen één van de werkgebieden van Maatschappelijk Werk: algemeen maatschappelijk werk, sociaal raadswerk, SHV en ouderenwerk. In dit hoofdstuk volgen we Moniek op de voet. Zij is algemeen maatschappelijk werkster, 53 jaar oud en zij woont en werkt in Rommeldam. In onderstaande interviewreportage leren wij haar en haar werk kennen. Samen gaan we op zoek naar de mogelijkheden en de belemmeringen in haar dagelijkse werk om ondernemend aan de slag te gaan.
DOCUMENT
Kwaliteit vraagt om vertrouwen en vakvolwassenheid van de professional.
DOCUMENT
De coronapandemie heeft een enorme impact op het mentale welzijn van de Nederlandse bevolking. Gebaseerd op een grootschalig panelonderzoek (N = 22.696) naar de sociale impact van COVID-19, onderzoekt dit artikel ten eerste welke sociale groepen het meest vatbaar zijn voor de gevolgen van de pandemie op de geestelijke gezondheid. Ten tweede onderzoeken we of sociaal kapitaal bescherming biedt tegen deze gevolgen. We vinden dat de impact van COVID-19 op de geestelijke gezondheid aanzienlijk is en dat deze in de loop van 2020 is toegenomen. Vrouwen, jongeren, respondenten met lage inkomens en/of een slechte zelf ervaren gezondheid, ervaren relatief meer angst en stress als gevolg van de pandemie. We vinden geen verschil tussen respondenten met of zonder migratieachtergrond. Sociaal kapitaal (ontvangen steun, vertrouwen in mensen en in instellingen) heeft het verwachte effect: hoe meer steun en vertrouwen, hoe minder angst en stress. Er is een bemiddelingseffect. Ouderen, respondenten met hoge inkomens en/of een goede gezondheid ervaren minder angst en stress, deels omdat ze meer sociaal kapitaal hebben. Dit is anders voor vrouwen. Zij zouden zelfs meer angst en stress ervaren in vergelijking met mannen, ware het niet dat zij meer sociaal kapitaal hebben. We concluderen dus dat sociaal kapitaal inderdaad enige bescherming biedt tegen de negatieve gevolgen van COVID-19 voor de geestelijke gezondheid.
MULTIFILE
Aanvankelijk werd maatschappelijk werk vooral ingezet bij de armoedebestrijding. Tegenwoordig wordt van de beroepsgroep vooral verwacht dat ze mensen activeren. In werkelijkheid gaat het om accentverschillen. De activeringsopdracht is al zo oud als het maatschappelijk werk.
MULTIFILE
Veel maatschappelijk werkers presenteren zichzelf tegenwoordig als presentiebeoefenaars. Ook het Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker benadrukt het belang van presentie. De presentietheorie is bovendien toegepast in sectoren als de maatschappelijke opvang en de zorg. Tegelijk is het een complexe en omvangrijke theorie waar moeilijk greep op te krijgen is. Dit theoretisch nadeel is echter tevens een praktisch voordeel voor maatschappelijk werkers.
DOCUMENT