De veronderstelling is dat jeugdhulpprofessionals de context en situatie van burgers meenemen en, indien nodig, maatwerk leveren. Dit onderzoek identificeert vijf maatschappelijke verwachtingen die jeugdhulpprofessionals ervaren rond maatwerk: (1) jeugdhulpverleners kunnen alle problemen oplossen, (2) jeugdhulpverleners plaatsen jongeren onterecht uit huis, (3) het probleem ligt bij de jongere, (4) jeugdhulp is niet beschikbaar als het nodig is, en (5) jeugdhulp kan efficiënter. Deze maatschappelijke verwachtingen verschillen van de verwachtingen vanuit de overheid, de beroepsgroep en de markt doordat ze moeilijker grijpbaar zijn. Tegelijkertijd spelen ze een wezenlijke rol in het dagelijks werk van jeugdhulpprofesssionals. Vanwege de complexe problemen van jongeren is het belangrijk dat in de jeugdhulp zowel een resultaatgerichte als procesmatige invulling aan maatwerk wordt gegeven.
DOCUMENT
Vaak wordt gesproken van de kloof tussen de "systeemwereld" en de "leefwereld". Maatschappelijke instellingen zijn gericht op het leveren van een dienst volgens bepaalde kaders, criteria en procedures, terwijl de bewoners, de burgers redeneren vanuit hun dagelijkse leefwereld en van daaruit bezien wat zij met die diensten en die instellingen aankunnen. Voor veel instellingen, zoals bijvoorbeeld welzijnsinstellingen, ligt dit in het bijzonder gevoelig. Zij hebben immers als doelstelling er voor de burger en diens welzijn te zijn. In Den Haag is een aantal jaren geleden om die reden gestart met informatieshops (kortweg i-Shops) in de buurt. Met een laagdrempelige, buurtgerichte informatievoorziening kan de burger geholpen worden zich een weg te banen in een complexe samenleving met brieven, procedures en dossiers. Voor u ligt een rapport waarin Anja Berkelaar, onderzoeker van het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling van De Haagse Hogeschool, de i-Shop in de Haagse wijk Transvaal heeft onderzocht. Hierbij is speciale aandacht uitgegaan naar het verschijnsel van "verkokering", een herkenbaar fenomeen in beleidskringen. In de hoogontwikkelde en complexe samenleving is er een hoge mate van specialisme gegroeid die risico's in zich heeft van fragmentatie van beleid. De i-Shops beogen het voor de burger toegankelijker en minder complex te maken. Dit rapport maakt deel uit van het programma van het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling van De Haagse Hogeschool. Met praktijkgericht onderzoek wil het lectoraat achterhalen hoe partijen in stadswijken werken aan verbetering van de woon- en leefomstandigheden en wat dit betekent voor de ontwikkeling van de stad en de regio.
DOCUMENT
In het kunsten- en erfgoeddecreet werd een aparte categorie ‘Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap’ opgenomen. Zij zouden een symboolfunctie en een sensibiliserende rol voor de artistieke gemeenschap en de gehele Vlaamse bevolking moeten vervullen. Bovendien moeten ze internationale topkwaliteit aanbieden. Door een gebrekkige collectieve opdrachtomschrijving weten deze Gemeenschapsinstellingen echter niet welke service van hen wordt verwacht en dit zowel naar de artistieke gemeenschap als de bredere samenleving toe. De vage taakomschrijving stelt de instellingen met dit uitzonderlijke statuut bovendien voor een distinctieprobleem. Waarin onderscheiden ze zich van andere kunstorganisaties in Vlaanderen die op een reguliere basis tijdelijk worden gesubsidieerd? Ten slotte signaleren de Gemeenschapsinstellingen een internationaal verifieerbare discrepantie tussen een symbolische en een economische, subsidiale erkenning. Door dit alles blijft hun positie vaag tot zelfs ambivalent. Met deze vaststellingen in het achterhoofd werd een essayopdracht geformuleerd. De centrale vragen die daarin gesteld werden luiden: wat is de opdracht, taak en positie van nationale kunstinstellingen? Hoe kunnen ze ideaaltypisch functioneren en hoe doen ze dat in het buitenland? Via een interpretatieve cultuursociologische weg, geschraagd met de inzichten van de kritische theorie werd een antwoord op het voorgelegde vraagstuk gezocht. Het opstel betreft dus geen benchmarking of kunstkritisch betoog. Wel werd via diepte-interviews met beleidsverantwoordelijken en vooral stafmedewerkers van voorbeeldorganisaties in Duitsland, Engeland, Finland, Nederland en Portugal naar mogelijke pistes gekeken.
DOCUMENT
Presentatie over de Bijdrage van management control in het creëren van maatschappelijke waarde
DOCUMENT
Deze rapportage bevat een analyse van het maatschappelijk debat over de terreinen onderwijs, cultuur, wetenschap en media. De analyses zijn in de periode 2010-2015 gemaakt. De analyses van het maatschappelijk debat zijn bedoeld om het beleid beter te doen aansluiten bij de maatschappelijke vraag. De analyse van het media-debat is van de hand van Andra Leurdijk en Saskia Welchen.
DOCUMENT
In deze bijdrage worden, met als voorbeeld “Trainerskracht”, de mogelijkheden om sport als middel in te zetten om maatschappelijke participatie van jongeren te bevorderen, verkend en worden aanbevelingen gedaan op welke punten verdere ontwikkeling wenselijk is.
DOCUMENT
Om ouders meer te betrekken bij deze stadsdeelbrede pedagogische aanpak heeft Westerpark het lectoraat School en omgeving in de grote stad van de Hogeschool van Amsterdam gevraagd een onderzoek te verrichten naar de manier waarop ouders hun kind(eren) opvoeden, naar hun opvattingen over de opvoeding. en hoe zij in de opvoeding (willen) samenwerken met organisaties binnen het stadsdeel. De volgende onderzoeksvraag stond hierbij centraal: ‘Welke opvattingen, vragen en behoeften hebben ouders/verzorgers over de opvoeding van hun kinderen en over de bijdrage die lokale, bij de kinderen betrokken, instellingen hieraan, al dan niet in partnerschap, kunnen leveren?’ Het onderzoek werd uitgevoerd door zes studenten van de hbo-opleiding Pedagogiek van de HvA en bestond uit drie fasen. Na het houden van individuele interviews met vertegenwoordigers van maatschappelijke instellingen en de zeven basisscholen in het stadsdeel is een schriftelijke vragenlijst afgenomen onder groepen ouders in Westerpark met kinderen in de basisschoolleeftijd. Waar in deze rapportage wordt gesproken over ‘het stadsdeel’ gaat het over het ‘Stadsdeel Amsterdam Westerpark’. Ieder van de zes studenten heeft een vertegenwoordiger van een maatschappelijke instelling en van een basisschool geïnterviewd. De leidraad van deze interviews, evenals de vragen uit de enquête, zijn tot stand gekomen op basis van inbreng van de studenten vanuit ieders unieke onderzoeksonderwerp. Op deze manier hebben de zes studenten aan elke fase van het onderzoek een bijdrage geleverd en is hiermee door de groep als geheel data verzameld voor de individuele deelonderzoeken
DOCUMENT
Het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening richt zijn focus op de ethische dilemma’s waar sociale professionals in hun werk mee te maken krijgen en de wijze waarop zij hun morele oordelen vormen.
DOCUMENT
De coronacrisis heeft grote en zichtbare gevolgen voor de Nederlandse samenleving: het is stiller geworden op straat, er zijn veel mensen (ernstig) ziek, we houden afstand van elkaar en de meeste mensen zitten thuis waar ze al dan niet werken of onderwezen worden. Maar wat speelt zich af buiten het zicht van die zichtbare gevolgen? Hoeveel mensen lijden armoede, vermijden medische zorg en zijn bang voor hun toekomst? Hoe gaat het met de sociale relaties in de buurt? Vertrouwen mensen de overheid en andere instanties? En hoe is het antwoord op dit soort vragen verschillend voor verschillende bevolkingsgroepen: mensen met hoge of lage inkomens, laag- of hoogopgeleid, jong of oud? In dit rapport wordt de maatschappelijke impact van COVID-19 op de stad Den Haag beschreven waarbij we ons richten op deze minder zichtbare gevolgen. Het zijn berichten uit een stille stad waar toch veel aan de hand is.
DOCUMENT
De opbouw van deze tekst is als volgt. Hoofdstuk 1 gaat over de aanleiding van deze openbare les: het feit dat maatschappelijke participatie steeds belangrijker wordt in onze samenleving. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van een beschermende verzorgingsstaat naar een activerende participatiesamenleving. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor de sociale sector en dus ook voor de professionals die erin werken. Van sociale professionals wordt niet zozeer verwacht dat ze participatieproblemen aankaarten of oplossen; ze worden gezien als intermediairs die burgers in staat stellen zelf verantwoordelijkheid te nemen. Sociale professionals worden dus geacht de individuele hulpvrager minder direct te ondersteunen en zich meer te richten op het versterken van de sociale netwerken van mensen en van de maatschappelijke contexten waarbinnen mensen zich begeven. Hoofdstuk 2 verbindt de hoofdstukken 1 en 3, maar is ook zelfstandig te lezen. Het hoofdstuk gaat erover dat sociale professionals nog niet echt gewend zijn systematisch inzicht te bieden in de effecten van hun handelen, terwijl bijvoorbeeld beleidsmakers hen daar wel steeds meer op aanspreken. Ten eerste zet ik uiteen waarom het zo belangrijk is om de opbrengsten van hun interventies beter zichtbaar te maken. En dat niet alleen voor beleidsmakers, maar ook voor sociale professionals zelf en voor de cliënten/burgers die van hen afhankelijk zijn. Ten tweede werk ik uit hoe de opbrengsten van sociale interventies, beter dan nu gebeurt, zichtbaar kunnen worden gemaakt; en wat onderzoek daaraan kan bijdragen. Daarbij bepleit ik een omslag in het denken van evidence naar evidentie. Dit pleidooi vormt het fundament voor het type onderzoek dat vanuit het lectoraat wordt geambieerd. In hoofdstuk 3 zet ik een aantal concrete onderzoeksprojecten op een rij die in het lectoraat ter hand zullen worden genomen. Bovendien werk ik de hoofdstelling van de oratie uit. Die luidt dat sociale professionals meer gebruik zouden kunnen maken van het inzicht dat het gedrag van mensen in belangrijke mate door contexten wordt bepaald. In het bijzonder zouden maatschappelijke contexten een grotere rol kunnen spelen bij het bevorderen van participatie van burgers. Nu grijpen de interventies van sociale professionals meestal direct aan op het gedrag van mensen, zoals therapieën om probleemgedrag tegen te gaan. Veel minder vaak worden interventies gedaan in een bredere, maatschappelijke context. Hoe zou dat wel kunnen gebeuren? En zou de participatie van burgers daarmee niet beter kunnen worden bevorderd dan met directe gedragsinterventies? Daarover formuleer ik vier stellingen. Elk van die stellingen licht ik toe met een van de lopende onderzoeksprojecten binnen het lectoraat. In combinatie met de algemene contouren van onderzoek die zijn geschetst in hoofdstuk 2, hoop ik zo een inspirerend en concreet beeld te geven van het onderzoek dat de komende jaren binnen het lectoraat zal worden uitgevoerd. Ten slotte ga ik in hoofdstuk 4 in op de betekenis van het lectoraat voor de faculteit Maatschappij & Recht aan Hogeschool Utrecht, en voor partijen buiten de hogeschool.
DOCUMENT