© 2025 SURF
Dit onderzoeksrapport beschrijft de resultaten van een compact, reflectief onderzoek naar de academische werkplaatsen beroepsonderwijs van het lectoraat Beroepsonderwijs, Kenniscentrum Leren en Innoveren (Hogeschool Utrecht).
DOCUMENT
Three graduates of the Inholland Master Leren en Innoveren (Zac Woolfitt, Iris Sutherland and Richard Kragten) each presented their master thesis in an interactive 'flipped' session which involved providing content in advance via a video for those attending the session. The session was well attended and generated an interesting and constructive discussion.
DOCUMENT
In Nederland is er niet alleen een lerarentekort, er is ook een tekort aan masteropgeleide leraren. In de LO misschien nog wel meer dan bij andere vakken. Maar waarom zou je als leraar LO een master gaan doen, je hebt toch al een eerstegraadsbevoegdheid? |
DOCUMENT
Op verzoek van de HBO-raad heeft Marco Snoek de eindredactie gehad over een gemeenschappelijk referentiekader voor alle HBO masters op het terrein van onderwijs. Dit referentiekader is een gemeenschappelijk vertrekpunt voor de verdere ontwikkeling van educatieve masters. Op basis van dit referentiekader hebben Marco Snoek en Peter Teune een invulling gemaakt voor een nieuw te ontwikkelen master Leren & Innoveren en een competentie-profiel ten behoeve van deze master ontwikkeld. De eindproducten zijn verschenen in de bijlagen van de publicatie ‘Kwaliteit vergt Keuzes’ van de HBO-raad (vanaf pagina 76)
DOCUMENT
HvA onderzoekers Dubravka Knezic en Marco Snoek hebben samen met collega’s van het Kohnstamm Instituut en SEO Economisch Onderzoek onderzoek gedaan naar de effecten van de Teambeurs regeling in de periode 2017-2021 door het ministerie van OCW gecreëerd was. De Teambeurs Primair Onderwijs (PO) was een regeling in aanvulling op de al langer bestaande mogelijkheid voor het individueel aanvragen van een Lerarenbeurs. De Teambeurs PO bestond uit een subsidie voor het gezamenlijk volgen van eenzelfde masteropleiding door een team van minimaal twee leraren die werkzaam zijn bij eenzelfde schoolbestuur. De subsidie betrof een vergoeding van de studiekosten, studieverlof voor het volgen van de masteropleiding en extra uren voor het benutten en inbedden van de nieuw opgedane kennis voor de ontwikkeling van de school tijdens de opleiding en in het jaar na afloop van de opleiding.In de afgelopen 5 jaar hebben het Kohnstamm Instituut, SEO Economisch Onderzoek en het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de HvA in opdracht van het ministerie onderzoek gedaan naar de impact van deze regeling.In het eindrapport laten we zien dat het samen volgen van een masteropleiding ervoor zorgt dat leraren elkaar motiveren in het blijven volgen van de opleiding. Ook ervaren leraren met een Teambeurs meer steun van hun schoolleider. Dit lijkt een onderscheidend kenmerk ten opzichte van de Lerarenbeurs, waar de betrokkenheid van de schoolleider soms beperkt is waardoor masteropgeleide leraren in een isolement kunnen blijven.Het merendeel van de leraren met een Teambeurs is na afloop van de opleiding bovendien actiever betrokken bij organisatorische en inhoudelijke veranderingen binnen de school, wordt regelmatiger beschouwd als expert op een bepaald gebied, neemt vaker zelf de leiding bij besprekingen met collega's en krijgt vaker het voortouw bij het uitvoeren van innovaties. Dit geldt in mindere mate voor leraren met een Lerarenbeurs.Deze uitkomsten betekenen in onze ogen dat het de moeite waard is om na te gaan of de voordelen van de Teambeurs ondergebracht kunnen worden in de regeling Lerarenbeurs, waarmee persoonlijke, professionele ontwikkeling van leraren alsook team- en schoolontwikkeling gestimuleerd worden.
MULTIFILE
Om zicht te krijgen op de effecten van een brede invoering van een masteropleiding voor leraren, laat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderzoek uitvoeren dat een theoretisch (wetenschappelijk) en empirisch (causaal) verband legt tussen de masteropleiding van leraren en de kwaliteit van het onderwijs. Dit rapport bevat daartoe een nulmeting waarin potentiële effecten worden geïdentificeerd, een onderzoeksdesign wordt ontworpen en een eerste meting wordt uitgevoerd. Mogelijke effecten van een masteropleiding op leraren en hun omgeving zijn geïdentificeerd aan de hand van een analyse van relevante beleidsdocumenten, een analyse van de relevante wetenschappelijke literatuur en door middel van 35 interviews met betrokkenen in het onderwijsveld. Effecten kunnen worden gemeten door uitkomstmaten te vergelijken tussen leraren met en zonder masteropleiding op verschillende momenten in de tijd (verschil-in-verschil meting). De onderzoekspopulatie wordt daarom opgebouwd uit een interventiegroep (leraren die een masteropleiding volgen) en een controlegroep (leraren zonder masteropleiding). Effecten kunnen pas na een vervolgmeting worden vastgesteld. De nulmeting heeft een goede basis gelegd voor het meten van effecten van een onderwijsmaster op hbo-niveau. Er zijn goed vergelijkbare interventie- en controlegroepen opgezet, die in de loop van de tijd gevolgd kunnen worden. Het vervolg-onderzoek is inmiddels van start gegaan en loopt tot 2017.
MULTIFILE
Met de publicatie van het eindrapport is een vierjarig onderzoek naar de effecten van masteropleidingen voor leraren en hun omgeving afgerond. Doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen welke effecten het volgen en afronden van een post-initiële masteropleiding heeft voor leraren, voor het onderwijs dat ze verzorgen, voor hun collega’s en voor de school als geheel. Van alle mogelijke effecten die een masteropleiding kan hebben op leraren en hun omgeving, wordt door dit onderzoek een beperkt aantal aangetoond. Vrijwel alle aan te tonen effecten zijn positief en betreffen vooral het pedagogisch-didactisch handelen van leraren, de onderzoekende houding van leraren en de professionaliteit van de schoolorganisatie Deze effecten worden herkend door alumni van masteropleidingen en hun schoolleiders en veelal toegeschreven aan het geleerde binnen de masteropleidingen. Voor het kunnen toepassen van de geleerde kennis en vaardigheden door masteropgeleide leraren zijn cultuur, beleid en visie van de schoolorganisatie van wezenlijk belang.Met dit onderzoek wil het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) zicht krijgen op de effecten van meer masteropgeleide leraren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, op de werkzame mechanismen die daaraan ten grondslag liggen en de condities die daarbij gelden. Effecten zijn gemeten aan de hand van een ‘verschil-in-verschilmeting’, waarbij de ontwikkeling van leraren die een masteropleiding volgen is afgezet tegen de ontwikkeling van een vergelijkbare groep van leraren die geen masteropleiding volgen of hebben gevolgd. Daarnaast is gebruikgemaakt van een vragenlijst onder schoolleiders over de impact van masteropgeleide leraren. Ten slotte zijn enkele afgestudeerden en leidinggevenden geïnterviewd om meer zicht te krijgen op onderliggende mechanismen en stimulerende en belemmerende factoren.Het onderzoek laat zien dat masteropleidingen invloed hebben op de kwaliteiten van leraren, op de bijdrage die ze leveren aan het leren van leerlingen, op de aantrekkelijkheid van hun beroep en de uitdaging die ze daarin ervaren, op de betrokkenheid bij vak- en klas-overstijgende processen en op schoolculturen. De gevonden invloeden hangen af van het type masteropleiding dat gevolgd is en zijn met name als het gaat om invloeden op schoolniveau afhankelijk van de condities en de cultuur binnen de school.
DOCUMENT
Samen met de Stichting Economisch Onderzoek (SEO) en het Kohnstamm Instituut, doet het kenniscentrum Onderwijs en opvoeding onderzoek naar de impact van masteropleidingen op leraren en hun omgeving. Na een nulmeting in 2014 is in 2015 een vervolgmeting uitgevoerd onder leraren die in 2013 met een masteropleiding zijn gestart. Daarnaast zijn focusgesprekken gevoerd met groepen studenten uit verschillende masteropleidingen. De tussenresultaten laten lichte verschillen zien tussen de deelnemers van de verschillende typen masteropleidingen (SEN, MLI en eerstegraads). Er is echter weinig significant verschil met leraren uit de controle groep die geen masteropleiding volgen. Schoolleiders geven echter wel aan verschil te zien tussen leraren die wel en niet een masterkwalificatie behaald hebben. Uit de antwoorden op de vragenlijst blijkt wel dat de groep leraren die een masteropleiding volgt een sterkere ontwikkelde onderzoekende houding heeft
DOCUMENT
In de laatste decennia kunnen we internationaal een trend waarnemen tot vergroting van de autonomie van scholen, gepaard gaand aan decentralisatie. Scholen krijgen meer beleidsruimte, moeten meer eigen keuzes maken en moeten verantwoording afleggen over behaalde resultaten (accountability). Schoolleiders krijgen meer verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit, voor de effectiviteit van de school. De noodzaak hiervoor ligt in maatschappelijke ontwikkelingen. De betekenis van kennis is door de snelle ontwikkelingen en de komst van ICT en Internet sterk veranderd. Ook de jeugd is veranderd. Dit vraagt om andere wijzen van leren, tegenwoordig het nieuwe leren genoemd. Scholen zullen moeten inspelen op deze veranderingen en op nieuwe inzichten m.b.t. kennis en didactiek. Scholen zijn tegenwoordig dus voortdurend in ontwikkeling. Veel van de onderwijsvernieuwingen worden echter van bovenaf geïnitieerd door overheid en schoolleidingen. Dit heeft kritiek bij leraren opgeroepen: ze zouden als professionals te weinig ruimte krijgen om sturing te geven aan hun eigen beroepskwaliteit en hun eigen leren. Zij zouden het eigenaarschap met betrekking tot het onderwijs en de eigen professionele kwaliteit steeds meer kwijtraken (Snoek & Krüger, 2007). Dit tezamen heeft internationaal geleid tot het idee om professionele leergemeenschappen te creëren in scholen. Scholen ontwikkelen een cultuur die niet alleen gericht is op het leren van de leerlingen, maar waarin iedereen leert en waarbinnen het vanzelfsprekend is om kritisch te kijken naar de kwaliteit en de effectiviteit van het handelen. Dit vergt een onderzoekende cultuur in scholen, waarbij de ruimte van leraren voor het richting geven aan de onderwijsvernieuwingen in de school wordt gerespecteerd en vergroot (Krüger, 2007). De schoolleider heeft een expliciete rol gekregen in het op gang brengen en in stand houden van schoolontwikkeling en dus in het creëren van een onderzoekende cultuur in de school. Dit vraagt om nieuwe vormen van leiderschap. Het lectoraat ‘leren en innoveren’ van de Hogeschool van Amsterdam speelt in op de recente ontwikkelingen die hierboven zijn beschreven. Voor de kenniskring is de wijze waarop leraren leren en hoe dat leren tot stand komt belangrijke kennis. Hoofdvraag in de kenniskring is immers: hoe kunnen leraren competenter worden in veranderen? Met andere woorden: hoe kan hun professionele leren leiden tot een vergroting van hun veranderingscapaciteit? Leraren zullen weer meer eigenaar moeten worden van hun onderwijspraktijk en van hun eigen beroepskwaliteit. In de loop der jaren is daarom binnen het lectoraat de aandacht toegenomen voor een onderzoekende houding bij leraren teneinde veranderprocessen op gang te brengen en te onderbouwen met evidenties. Ook de vraag welke rol schoolleiders daarin spelen is daarbij aan de orde. Het kenniskringonderzoek waarvan hier het eindrapport voorligt, richt zich op de vraag naar de invloed van schoolleiderschap op het bevorderen van onderzoeksmatig handelen van leraren. Hoe kunnen schoolleiders een onderzoekende cultuur stimuleren, het eigenaarschap van leraren vergroten en de professionalisering in de school koppelen aan schoolontwikkeling?
DOCUMENT