Attending to the broader wellbeing debates, this study examines the interplay between forest-based tourism practices and sustainability. It does so by building on Max Weber’s notion of disenchantment of the world to explore how planetary wellbeing can be cultivated through the commercial practice of forest bathing. In positioning the study within the Serbian context, we build on feminist new materialist ideas to explore the ways in which broken ties between postmodern humans and forests as our primordial home can be reclaimed through this tourism practice. Using the empirical data collected during two forest tours, we take the relational approach in our analysis of the meanings the forest tour attendees ascribed to their experiences. In extending scholarly understandings of the notion of sustainability, we discuss the ways of achieving planetary wellbeing through forest bathing and the potential of more-than-human entanglements to re-enchant the world. To conclude, we discreetly illuminate one way of reconceiving the idea of enchantment and encourage rethinking our everyday and tourist practices in disenchanted Anthropocene.
LINK
In veel statistieken is fitness de meest beoefende sport in Nederland. De dominante verklaring hiervoor is dat mensen in een geïndividualiseerde cultuur meer gericht raken op het uiterlijk en de gezondheid. Met behulp van fitness kan het lichaam worden getraind en in de gewenste vorm gebracht. Ten tweede past fitness in een rationele en doelgerichte samenleving. Fitness kan worden gezien als efficiënt middel om te bewegen, net als fastfood een relatief snelle en efficiënte manier is om de honger te stillen. Op grond van empirisch onderzoek blijken deze verklaringen niet voldoende. Met behulp van de theorie van Max Weber over de protestantse ethiek en het kapitalisme laat dit artikel zien dat de motivatie om te blijven fitnessen doorgaans te simpel wordt afgespiegeld. Fitness moet niet alleen worden begrepen in het licht van een postmoderne consumptiesamenleving, maar ook in het licht van een moderne puriteinse fitnessethiek waar hard werken een doel op zich is.
LINK
Le Premier ministre néerlandais Mark Rutte annonce en septembre 2014 la fin de l’État-providence et l’avènement de la société participative. Dans cette nouvelle société, chaque citoyen participe activement à la vie sociale et économique. Les citoyens y prennent par exemple la responsabilité de l’entretien de la rue et des espaces verts du quartier. Ils s’entraident et offrent du soutien et des soins aux voisins âgés, malades ou handicapés. Chaque individu y tient sa place dans la mesure de ses capacités personnelles. Par cette démarche, l’aide sociale n’est pas d’abord l’affaire de professionnels et de services sociaux, mais celle d’un réseau informel de personnes présentes dans l’entourage de la personne concernée. En effet, chaque citoyen, patient ou usager est invité à prendre en charge sa propre vie, pour le bien comme pour le mal. Il s’agit d’une dynamique de « Do-it-yourself-care », « le-social-fait-par-vous-même »1. Or, cette attitude du « Do-it-yourself » est aussi revendiquée par les entrepreneurs sociaux qui s’engagent par le bas dans les quartiers selon les principes de la nouvelle économie du partage. Dans ce chapitre, on se concentrera sur la figure de l’entrepreneur qui joue un rôle clé dans le renversement du système social néerlandais en cours. On y voit apparaître la logique du sujet2 déclinée dans la dynamique de subjectivation et de désubjectivation telle qu’évoquée par Michel Wieviorka3.
LINK
Straatpolitiek laat het politieke engagement van jongeren zien, buiten het stemhokje en de politieke partijen om.
LINK
1e alinea: "Je neemt grote risico’s bij alles wat je doet, maar nog grotere risico’s als je niets doet"- S. Williams. Enkele maanden terug ging in Nederland een nieuwe internetbank open: Knab. De bank mede opgericht door een beleggingsfonds en verzekeraar. De naam is een spiegelbeeld van het woord bank met een K van de klant voorop. Een mooie gedachte wat tegelijkertijd ook vragen oproept en tot nadenken aanzet: hoe zit het dan met de anderen banken, wat klantvriendelijkheid betreft, is het niet meer vanzelfsprekend, wordt het dan extra in rekening gebracht? Hier enkele gedachten over het onderwerp banken van morgen.
LINK
Maatschappelijke verantwoordelijkheid - oftewel realisatie van publieke waarden - door voetbalclubs was het onderwerp van het proefschrift ‘De Waardenvolle Club’ van Frank van Eekeren eind vorig jaar. In deze bijdrage gaan we op zoek naar het samenlevingsmodel dat past bij de Waardenvolle Club. We zien dat er belangrijke verbindingen zijn met het Rijnlandmodel in de economie en het communitarisme in de sociale filosofie. Het lijkt erop dat dit samenlevingsmodel in delen van de Nederlandse voetbalwereld terrein verliest. De vraag is dan: wat betekent dat voor de ambities die in het concept Waardenvolle Club liggen opgesloten? In de samenleving is er een belangrijke taak voor het maatschappelijke middenveld: civiele organisaties tussen individu en staat, zoals school, kerk, cultuurorganisatie, consumentenorganisatie en politieke partij. Ook voetbalclubs zijn te plaatsen in het maatschappelijke middenveld. Zeker geldt dat als ze een not-for-profit eigendomsstructuur hebben. Dan is het creëren van publieke waarden vanzelfsprekend en legitiem omdat het past bij de maatschappelijke functie van dat soort organisaties. Inmiddels zijn er ontwikkelingen in het nationale en internationale betaald voetbal die er op duiden dat organisaties die daarin fungeren meer en meer het format aannemen van het Angelsaksische model (organisaties met privaat eigendom, nogal eens één eigenaar en een gerichtheid op het creëren van aandeelhouderswaarde). Dat betekent dat op het niveau van eigendom (en vaak ook bestuur en beleid) de belangen van verschillende stakeholders (werknemers, fans, etc.) niet of minder gerepresenteerd zijn. Dat is niet echt een goede institutionele basis voor een inhoudelijke behartiging van verschillende waarden die beoogd worden in het concept van de Waardenvolle Club.
LINK
Lezing gehouden tijdens congres "Wie beslist er over wat: congres over subsidiariteit en het middenbestuur in de 21e eeuw" op 19 december 2005.
DOCUMENT
De kwaliteit van het onderwijs ligt onder een vergrootglas. De professionele ontwikkeling van leraren wordt daarbij gezien als belangrijk -misschien zelfs het belangrijkste - instrument. De vraag is echter waar die professionele ontwikkeling toe moet leiden. Wanneer noemen we het onderwijs goed, op grond van welk criterium? En wie bepaalt zo’n criterium? Leraren hebben soms het gevoel in een spagaat te zitten. Ze voelen de druk van alles wat er van ze verwacht wordt, de extern opgelegde normen waar ze aan moeten voldoen. Tegelijkertijd kunnen ze die normen slecht rijmen met de complexiteit waar ze in hun klas, met hun leerlingen, dagelijks voor staan. Goed onderwijs ontstaat als leraren niet alleen de juiste competenties hebben, maar ook als persoon leraar zijn. De kennis, vaardigheden en protocollen krijgen pas betekenis door de persoonlijke gekleurde afwegingen in de dagelijkse praktijk die leraren maken. Die afwegingen hebben vaak een morele dimensie. Een leraar zal zich hier bewust van moeten zijn en ook de persoonlijke, moreel geladen dimensie van het leraarsvak moeten kunnen ontwikkelen.
DOCUMENT
Oratie over het commercialiseringsproces op sportgebied, uitgesproken op 18 oktober 2006 bij de openbare aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar op het vakgebied van de Sportontwikkeling aan de Universiteit Utrecht in de faculteit Rechtsgeleerdheid, Economie, Bestuur en Organisatie, departement Bestuurs- en organisatiewetenschappen.
DOCUMENT
Wat hebben maatschappelijk werkers, leraren in het middelbaar onderwijs, ondernemers in een grootstedelijke winkelstraat, schoonmakers in een verzorgingstehuis en hbo studenten in de Randstad met elkaar gemeen? Dat ze werken en leren in een omgeving waar 'autochtone' Nederlanders niet meer vanzelfsprekend in de meerderheid zijn. Integratie is hier een zaak van een samenleving van minderheden geworden. (Hoe) lukt het mensen om in zo'n 'superdiverse' omgeving relaties aan te gaan over de grenzen van hun 'eigen' groep heen: op welke terreinen vinden ze elkaar, en wanneer stokt de communicatie? En welke rol spelen verschillen in cultuur hier eigenlijk bij? Dit boek bevat het verslag van een aantal casestudies naar alledaagse omgangsvormen in de grootstedelijke samenleving, verricht door onderzoekers verbonden aan het lectoraat Burgerschap en Diversiteit van De Haagse Hogeschool.
DOCUMENT