Op 22 februari 2022 spraken dr. Anne Loonen en dr. Joost Schoeber hun lectorale rede uit, tijdens een bijeenkomst in gebouw Nexus van Fontys Hogescholen op de campus van de TU/e Eindhoven. Daarin spraken ook dr. Jan Bernards, lector Thin Films & Functional Materials bij het lectoraat Applied Natural Sciences), dr. Adriaan van den Brule (Jeroen Boschziekenhuis), dr. ir. Ivo Roessink (Wageningen University and Research) en prof. dr. Maarten Merkx (TU/e).
YOUTUBE
Publicatie bij de rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt als lector Green Biotechnology aan Hogeschool Inholland te Amsterdam op 20 mei2015 door dr. C.M. Kreike
DOCUMENT
Ingezonden brief waarin de status van James Watson wordt gerelativeerd, omdat in zijn eigen boek staat dat hij d.m.v. list en bedrog aan zijn kennis over de dubbele helix is gekomen.
DOCUMENT
In het werkveld van Life Sciences & Chemistry heeft Innovative testing te maken met het testen van stoffen op hun werking en veiligheid. Met stoffen wordt hier bedoeld alle mogelijke chemicaliën waar aan we blootgesteld worden, zoals chemicaliën in onze leef- en werkomgeving, medicijnen (inclusief biologicals), maar ook stoffen in de voeding (inclusief voedselbestanddelen en natuurlijke stoffen). Mijn les zal echter voornamelijk gaan over de laatste twee categorieën, medicijnen en stoffen in de voeding. Ik wil in mijn openbare les eerst uiteenzetten waarom het zo belangrijk is om vast te stellen wat de werking en veiligheid van stoffen is. Vervolgens wil ik beschrijven welke innovaties op dit moment al plaatsvinden, in de toxicologie en de farmacologie. Dit wil ik doen om aan te geven waar de parallellen en mogelijkheden voor synergie liggen. Daarna zal ik aan de hand van een aantal voorbeelden aangeven tegen welke grenzen men zoal aanloopt bij het testen van werking en veiligheid van stoffen, om daarbij ook aan te geven dat er duidelijk aanwijzingen zijn voor het vervagen van grenzen tussen farmacologie en toxicologie. Tot slot zal ik aangeven welke rol het Kenniscentrum Life Sciences & Chemistry van Hogeschool Utrecht op het gebied van onderzoek én onderwijs in het werkveld van Innovative testing in Life Sciences & Chemistry wil gaan spelen.
DOCUMENT
In de openbare les van mijn collega lector Raymond Pieters, is het domein van het lectoraat ‘Innovative Testing in Life Sciences & Chemistry’ toegelicht. Kort samengevat richt dit lectoraat zich op de ontwikkeling en toepassing van innovatieve teststrategieën om geneesmiddelen, voedingsmiddelen of chemicaliën (stoffen) te beoordelen op hun werkzaamheid (effectiviteit) en veiligheid. De nadruk ligt op de ontwikkeling van snelle, kosteneffectieve testmethoden die een relevante voorspelling van effecten op de gezondheid van de mens en het milieu opleveren én waarbij geen of minder proefdieren worden gebruikt. In mijn les zal ik u laten zien waar proefdieren voor gebruikt worden. Hierbij zal ik mij voornamelijk richten op de Nederlandse situatie. Ik zal ingaan op de wetenschappelijke en maatschappelijke wens om minder proefdieren te gebruiken en op de vraag wat we verstaan onder ‘alternatieven voor dierproeven’. Daarna zal ik bespreken waarom er in Nederland en Europa recentelijk meer aandacht is voor dit onderwerp. Het overzicht zal niet uitputtend zijn, maar zal u een goede indruk geven van het landschap. Ook zal ik stil staan bij de vraag: Waarom zijn we tot nog toe zo weinig succesvol geweest op het gebied van alternatieven voor dierproeven? Wat zijn de obstakels en wat kunnen we hier van leren? Hoe zouden we in de praktijk de toepassing van alternatieven kunnen stimuleren? Wat moet er beter, en hoe gaan we dat doen? Als we slimmer willen testen moeten we de huidige grenzen verleggen, of beter over de grenzen van ons vakgebied heen kijken. Ik zal aangeven waar prioriteiten liggen en hoe we de meeste ‘winst’ kunnen behalen in termen van proefdiervermindering in relatie tot productinnovatie. Tot slot zal ik aangeven welke bruggen we moeten bouwen en wat de rol is van de Hogeschool Utrecht
DOCUMENT
Door een opeenstapeling van maatschappelijke, ecologische en politieke crisissen nemen de wensen en eisen die aan de tuinbouwsector gesteld worden hand over hand toe. Aan de andere kant nemen ook de kansen en mogelijkheden door toegenomen kennis en voortdenderende technologische ontwikkelingen rap toe. De tuinbouw verkeert hierdoor in dermate wild vaarwater dat, gezien de veelvoud aan transities, gerust gesproken kan worden van een systeemtransitie. Een systeemtransitie naar een ecologisch en economisch duurzame tuinbouw door productiesystemen die zowel stabiel als hoogproductief zijn, vraagt niet om een vlucht in het verleden, maar om een sprong de toekomst in. Een sprong naar een productiesysteem gebaseerd op kennis van de plant en de interactie met zijn (ecologische) omgeving, ondersteund door hoogwaardige technologie met een hernieuwde vorm van procescontrole. In dit essay onderzoek ik hoe ik als associate lector levende teeltsystemen voor Inholland bij wil dragen aan onderzoek en onderwijs op de actuele transitiepaden van de glastuinbouw. Hoe ik kan bijdragen aan kennis ontwikkeling, nieuwe methoden ontwerpen in onderzoek en deze vertalen naar praktijkgerichte oplossingen. Zo wil ik door samenwerking met collega-onderzoekers en studenten van binnen en buiten Inholland verder invulling geven aan de realisatie van mijn missie. “In onderzoek en onderwijs bijdragen aan een tuinbouwproductiesysteem dat functioneert als een ecosysteem, waarin het samenspel van een grote diversiteit aan levende organismen bijdraagt aan de gezondheid van het productiesysteem en het product dat het produceert. Waarin onze gezamenlijke kennis tot de kunde leidt om levende teeltsystemen als evenwichtige ecosystemen te ontwerpen en te beheren. Waarin telers de biodiversiteit versterken en verzorgen, zodat deze bijdraagt aan de kwaliteitsproductie, in een samenspel van technologie, ecologie en menselijk vernuft. Tuinbouw dus die de wereld van gezonde producten voorziet en in balans is met zichzelf en haar omgeving.”
DOCUMENT
Het Genomisch kookboek is een boekje waarin moleculair biologische processen worden geïllustreerd met behulp van metaforen rondom koken.
MULTIFILE
Biomimicry wordt vooral verbonden aan technologische ontwikkelingen. Er zijn veel voorbeelden van producten en innovaties op basis van de biologie. Ingenieurs, architecten, ontwerpers maken gebruik van nieuwe kennis die we hebben opgedaan en opdoen door met moderne middelen de natuur te bestuderen. Mauro Gallo geeft hiervan voorbeelden en gaat daar verder onderzoek naar doen. Van de natuur in haar geheel is meer te leren. In de praktijk van onderwijs, training,advies, consultancy en organisatieontwikkeling, wordt ‘de natuur’ vaak gebruikt als metafoor, als inspiratiebron of als voorbeeld voor allerlei processen zoals leiderschap, samenwerkingen, relaties, en de ontwikkeling van organisaties en de samenleving. Het gaat daarbij veelal over ecologische en veel minder vaak over biologische processen. Langzaam heeft zich de vraag opgedrongen of we in de sociale omgeving meer kunnen leren uit de natuur dan wat we oppervlakkig ‘zien’ en vaak in metaforen vertaald wordt. Meer holistisch bezien gaat het hier over de systemische kant, de complexiteit, de context en de samenhang. Kunnen we bijvoorbeeld aantonen dat fundamentele ecologische principes zoals kringlopen (lerend, zelf organiserend, zelfregulerend en zelfvoorzienend vermogen), successie, diversiteit en veerkracht, sociaal en samenwerkend gedrag, interconnectedness en interdependency toepassen in organisaties leiden tot duurzaam organiseren? In zijn lectoraat doet Mauro Gallo onderzoek naar de betekenis van technische innovaties in en voor de agro- en food sector, en naar de vraag of biomimicry onderbouwd kan worden zodat het bij kan dragen aan het sociaal wetenschappelijk domein. Tegelijkertijd is er een gerichte onderwijsvraag: is het logisch om vanuit ons groene DNA biomimicry-denken mee te nemen in ons onderwijs? Kun je biomimicry leren toepassen en kun je biomimicry toepassen in leren? (Hoe) kunnen we biomimicry toepassen in vmbo en mbo groen, in de lerarenopleiding meegeven aan toekomstige leraren, en opnemen in de professionalisering voor zittende docenten. Is het denkbaar dat het integraal onderdeel van de curricula in het (groene) hbo wordt gericht op het zoeken naar duurzame oplossingen voor vraagstukken in de beroepspraktijk? Zoals hierboven geschetst: genoeg praktijkvragen voor een lectoraat. Daarbij richt het zich echter niet alleen op het toepassen, maar nadrukkelijk op het wetenschappelijk onderbouwen van bio-inspired oplossingen en op het onderwijs.
DOCUMENT
Biomimicry wordt vooral verbonden aan technologische ontwikkelingen. Er zijn veel voorbeelden van producten en innovaties op basis van de biologie. Ingenieurs, architecten, ontwerpers maken gebruik van nieuwe kennis die we hebben opgedaan en opdoen door met moderne middelen de natuur te bestuderen. Mauro Gallo geeft hiervan voorbeelden en gaat daar verder onderzoek naar doen. Van de natuur in haar geheel is meer te leren. In de praktijk van onderwijs, training,advies, consultancy en organisatieontwikkeling, wordt ‘de natuur’ vaak gebruikt als metafoor, als inspiratiebron of als voorbeeld voor allerlei processen zoals leiderschap, samenwerkingen, relaties, en de ontwikkeling van organisaties en de samenleving. Het gaat daarbij veelal over ecologische en veel minder vaak over biologische processen. Langzaam heeft zich de vraag opgedrongen of we in de sociale omgeving meer kunnen leren uit de natuur dan wat we oppervlakkig ‘zien’ en vaak in metaforen vertaald wordt. Meer holistisch bezien gaat het hier over de systemische kant, de complexiteit, de context en de samenhang. Kunnen we bijvoorbeeld aantonen dat fundamentele ecologische principes zoals kringlopen (lerend, zelf organiserend, zelfregulerend en zelfvoorzienend vermogen), successie, diversiteit en veerkracht, sociaal en samenwerkend gedrag, interconnectedness en interdependency toepassen in organisaties leiden tot duurzaam organiseren? In zijn lectoraat doet Mauro Gallo onderzoek naar de betekenis van technische innovaties in en voor de agro- en food sector, en naar de vraag of biomimicry onderbouwd kan worden zodat het bij kan dragen aan het sociaal wetenschappelijk domein. Tegelijkertijd is er een gerichte onderwijsvraag: is het logisch om vanuit ons groene DNA biomimicry-denken mee te nemen in ons onderwijs? Kun je biomimicry leren toepassen en kun je biomimicry toepassen in leren? (Hoe) kunnen we biomimicry toepassen in vmbo en mbo groen, in de lerarenopleiding meegeven aan toekomstige leraren, en opnemen in de professionalisering voor zittende docenten. Is het denkbaar dat het integraal onderdeel van de curricula in het (groene) hbo wordt gericht op het zoeken naar duurzame oplossingen voor vraagstukken in de beroepspraktijk? Zoals hierboven geschetst: genoeg praktijkvragen voor een lectoraat. Daarbij richt het zich echter niet alleen op het toepassen, maar nadrukkelijk op het wetenschappelijk onderbouwen van bio-inspired oplossingen en op het onderwijs.
DOCUMENT
In 2004 is aan de Fontys Hogescholen de nieuwe opleiding Applied Science gestart en in juli 2008 hebben we de eerste afgestudeerden kunnen feliciteren. Applied Science is een competentiegestuurde, breed natuurwetenschappelijke opleiding die zich richt op het microbiologische, chemische en chemisch technologische werkveld. Na een brede instroom kan een student door de vele keuzemogelijkheden zich specialiseren in een van de zeven beroepsdomeinen. Een belangrijk ontwerpprincipe is de verwevenheid van het werkveld in de opleiding. De eerste afgestudeerden hebben zeer succesvol de opleiding afgerond. In het vervolg van dit tijdschrift worden samenvattingen van een aantal afstudeeropdrachten gepresenteerd.
DOCUMENT
De eiwittransitie is de transitie van het gebruik van dierlijke eiwitten naar plantaardige eiwitten. Naast de groei van de wereldbevolking en de welvaart, zijn duurzaamheid en dierenwelzijn belangrijke drijfveren achter deze transitie. De bovengenoemde definitie van eiwittransitie geeft gelijk de grenzen van mijn lectoraat aan. Het gaat over de eiwittransitie van dierlijk naar plantaardig. Dit sluit het gebruik van insecten als alternatieve eiwitbron uit van het onderzoek binnen het lectoraat. Insecten zijn dieren, wel is waar met een gunstige voederconversie, maar als dierlijk eiwit draagt de consumptie van insecten niet bij aan de eiwittransitie. De tweede afbakening ligt in de toevoeging ‘in voeding’. Hiermee wordt de focus van mijn lectoraat aangegeven. Binnen mijn lectoraat richten wij ons op de toepassing van plantaardige eiwitten in humane voeding en niet op de toepassing van alternatieve of plantaardige eiwitten in diervoeder. Tot slot, richten wij ons op de eiwittransitie in de volle breedte van de voeding, dus op de vervanging van alle dierlijke eiwitten, zoals die uit melk, ei en vlees.
DOCUMENT