In het middelbaar beroepsonderwijs worden hybride leeromgevingen, waarin de contexten van school en werk worden geïntegreerd, gezien als een veelbelovende manier om onderwijs en praktijk beter op elkaar aan te laten sluiten. Er is weinig bekend over het duurzaam ontwerpen van deze integratieve leeromgevingen binnen een mbo-instelling als geheel, waarbij het gaat om leeromgevingen van verschillende sectoren. In deze meervoudige, tweejarige case study zijn 45 integratieve leeromgevingen op de grens van school en werk, verspreid over zes sectoren binnen één onderwijsinstelling in kaart gebracht. Deze leeromgevingen zijn in focusgroepen geanalyseerd op 1) waar zij zich bevinden op de dimensie school-werk, 2) de ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal, temporeel, instrumenteel en ruimtelijk, en 3) bevorderende en belemmerende factoren bij het ontwerpen en uitvoeren van integratieve leeromgevingen. Dit onderzoek geeft inzicht in hoe deze leeromgevingen zijn ontworpen en welke factoren daarbij van belang zijn. Integratief samenwerken met het werkveld blijkt in alle sectoren mogelijk. De ontwerpkenmerken inhoudelijk, sociaal en ruimtelijk worden vaker als integratief ervaren dan het ontwerpkenmerk temporeel. Vanuit het temporele perspectief blijken vooral kaders van school leidend en komen daarmee naar voren als een belangrijke factor in het succesvol opschalen en verduurzamen van leeromgevingen.
MULTIFILE
The central question in this study is how, for whom, and under which conditions professional youth work contributes to the personal development of socially vulnerable youngsters, the reinforcement of their social network, the enhancement of their social participation, and the timely finding of appropriate specialized care services in relation to contextual factors such as life events and the influence of significant others. This research used a multiple case study with a comparative design. During a 12-month period, youth workers (N = 20) participated in group intervision meetings and kept diaries reporting on their actions and the development of the youngsters (N = 23). An analysis of this data revealed four patterns of development of socially vulnerable youngsters in youth work settings. Each pattern consisted of a specific form of multi-methodic action that resulted in a specific outcome. The study also revealed how these processes of development are influenced by important life events and significant others. The findings suggest that youth work contributes to personal development and social participation and thereby may lessen the need for formal social care services.
DOCUMENT
Het project ‘Design Thinking bij Nationale Militaire Inzet Koninklijke Landmacht’- Fase1 (NMIKL fasse1) is gericht op nieuwe creatieve methoden om complexe vraagstukken van de Landmacht Nationale Inzet (LNI) op te lossen. Binnen het convenant tussen de Hogeschool Utrecht (HU) en LNI heeft LNI haar hulpvraag voorgelegd om de vele complexe vraagstukken van diverse aard te helpen oplossen. Het ontbreekt LNI aan een methode om de Inmiddels 75 benoemde complexe vraagstukken met ingewikkelde onderlinge relaties op te pakken. Dergelijke complexe vraagstukken worden ‘wicked problems’ genoemd. Ze bevatten gestapelde problematiek, zoals technologische uitdagingen, de factoren van duurzaamheid, klimaat en vergrijzing van de beroepsbevolking. Daar bovenop komt de toegenomen bedreiging van vrede in Europa. Om een gedegen vraagarticulatie voor de meest belangrijke LNI vraagstukken op te stellen, is een aanpak gewenst, die bij deze ‘wicked problems’ past. Suit-case (een HU-MKB-partner) is opgericht door TU Delft studenten, die gespecialiseerd zijn in het aanpakken van complexe vraagstukken met creatieve methoden, zoals ‘design thinking’ en ‘transition theory management’. Suit-case wil graag haar aanpak geschikt maken voor hiërarchisch gestructureerde organisaties zoals Defensie, zodat de techniek beschikbaar komt voor dergelijke bedrijven( zoals Shell, NS, enzovoorts). Ook deze bedrijven hebben te maken met de maatschappelijke uitdagingen en ‘wicked problems’ en hebben gezien de klimaat-doelstellingen versnelling in hun transitie-proces en daarmee vraagoplossendvermogen nodig. Co-Design van de HU heeft veel ervaring met DT binnen de zorg. Samen gaan we DT beter beschikbaar maken voor grote bedrijven met een hiërarchische structuur zodat ook zij complexe vraagstukken innovatief kunnen oppakken. Door minimaal drie LNI-vraagstukken te doorlopen wordt de ontwikkelde aanpak getest en leert LNI de methoden in de praktijk toe te passen. Het resultaat is een nieuwe, methodologisch onderbouwde vraagarticulatie-aanpak voor complexe vraagstukken voor hiërarchisch georganiseerde organisaties zoals LNI en drie goede vraagarticulaties met aanpak.
Community, lab, werkplaats, netwerk, systeem, multi-stakeholder leeromgeving, leerwerkplaats, hybride leeromgeving: de termen buitelen over elkaar heen. Het gaat om omgevingen waarbij betrokkenen vanuit verschillende werelden met elkaar samen werken, leren en innoveren over grenzen heen, vaak rondom een maatschappelijke opgave. Bij de HU is gekozen voor de term ‘rijke leeromgevingen’. Vanwege het samen werken, leren en innoveren over grenzen heen, vinden wij ‘grensoverstijgende leeromgevingen’ een passend concept.
Intelligent technology in automotive has a disrupting impact on the way modern automobiles are being developed. New technology not only has brought complexity to already existing information in the car (digitization of driver instruments) but also brings new external information to the driver on how to optimize the driving style amongst others from the perspective of communicating with infrastructures (Vehicle to Infrastructure communication (V2I)). The amount of information that a driver has to process in modern vehicles is increasing rapidly due to the introduction of multiple displays and new external information sources. An information overload lies awaiting, yet current Human Machine Interface (HMI) designs and the corresponding legal frameworks lag behind. Currently, many initiatives (Pratijkproef Amsterdam, Concorda) are being developed with respect to V2I, amongst others with Rijkswaterstaat, North Holland and Brabant. In these initiatives, SME’s, like V-Tron, focus on the development of specific V2I hardware. Yet in the field of HMI’s these SME’s need universities (HAN University of Applied Science, Rhine Waal University of Applied Science) and industrial designers (Yellow Chess) to help them with design guidelines and concept HMI’s. We propose to develop first guidelines on possible new human-machine interfaces. Additionally, we will show the advantages of HMI’s that go further than current legal requirements. Therefore, this research will focus on design guidelines averting the information overload. We show two HMI’s that combine regular driver information with V2I information of a Green Light Optimized Speed Advise (GLOSA) use case. The HMI’s will be evaluated on a high level (focus groups and a small simulator study). The KIEM results in two publications. In a plenary meeting with experts, the guidelines and the limitations of current legal requirements will be discussed. The KIEM will lead to a new consortium to extend the research.