Jan Van der Noot (c.1540-c.1601) is a central figure in Dutch literature, widely regarded as the first true Renaissance poet in the Netherlands. He was the earliest Dutch poet to imitate Ronsard, Baïf, and Petrarch, and the first to use the sonnetform. Van der Noot also has vital links with sixteenth-century England and English literature. While living in London (1567-72), he produced the source-text for Spenser and Roest's Theatre of Voluptuous Worldlings. Yet despite this contribution, he is frequently overlooked by English-speaking critics. Even when he does receive consideration, he is seldom viewed as a poet in his own right. As an attempt to redress this, we offer here fresh translations from Van der Noot's work, lightly annotated throughout, concentrating on the sonnets that are the lynchpin of his reputation.
DOCUMENT
We present a fully working prototype of NOOT, an interactive tangible system which supports (sharing of) moments of reflection during brainstorms. We discuss the iterative design process, informed by embodied situated cognition theory and by user studies in context using various versions of the prototype. Apart from a potentially useful product, NOOT served as a research-tool showing how physical materials and social interactions scaffold people’s sense-making efforts, and how technology might fit in to support this process.
DOCUMENT
“Alkmaar is DE kaasstad van Nederland, maar we verkopen hier Goudse kaas.” Dat kan echt niet. Daarom ontwikkelt Het Kaasgenootschap een heel nieuwe kaassoort: een Echte Alkmaarse Kaas. Naam en vorm zijn al vastgelegd. Nu moeten we de receptuur en de smaak van de kaas zo ontwikkelen dat het een echte specialiteit wordt. De exclusieve horeca is de belangrijkste doelgroep; daarnaast de internationale toerist. Echt iets anders dan Goudse: een andere textuur, smaak, met name lekker met een glaasje wijn. Hoe je de receptuur en smaak zo kunt uitwerken dat deze doelgroepen bediend worden is het onderwerp van dit voorstel.
In de huidige onderwijsdiscussie staat persoonsvorming prominent op de agenda. Ten aanzien van beroepsopleidingen voor het leraarschap is er een toenemende en brede erkenning voor het belang van de persoonsvorming van de leraar (in opleiding), de professionele identiteit van de leraar en de bronnen (primaire bronteksten) die bij dat vormingsproces van belang zijn. De relatie tussen de gebruikte bronnen, de persoonsvorming/professionele vorming en de professionele praktijk is complex en daarover is nog veel onduidelijk. Echter, die relatie is cruciaal vanuit het standpunt dat een beroepsopleiding een positieve en waarneembare invloed beoogt uit te oefenen op de aanstaande beroepsbeoefenaren en daarmee op de professionele praktijk in de school. Als onderdeel van het curriculum van een christelijke lerarenopleiding voor het basisonderwijs worden primaire (levensbeschouwelijke en pedagogische) bronteksten ingezet bij het proces van persoonsvorming en vorming van de professionele identiteit. Het onderzoeksproject De invloed van primaire bronteksten op de persoonsvorming en het professionele handelen van de leraar (in opleiding) beoogt aan het licht te brengen welke invloed primaire bronteksten hebben op de persoonsvorming van studenten/aankomende leraren en op beroepsuitoefening in de lespraktijk in het basisonderwijs tijdens hun LIO-stage. Hoe primaire bronteksten functioneren in de praktijk van het onderwijscurriculum op de pabo-opleiding, hoe deze teksten doorwerken bij de persoonsvorming van studenten, welke invloed deze teksten hebben op de vorming van de professionele identiteit van aankomende leraren basisonderwijs en hoe dat hun handelen als beroepsbeoefenaar beïnvloedt, is tot op heden niet onderzocht. Dit empirische onderzoek wil in deze leemte voorzien.
Grote groepen Nederlanders zijn afhankelijk van overheidshulp bij hun schulden of re-integratie. Zij doen een beroep op sociale voorzieningen, maar vallen helaas vaak uit. Dat komt mede door de grote stress die deze inwoners ervaren. De stress maakt dat mensen slechter in staat zijn te doen wat nodig is om uit de problemen te komen. Het besef dat chronische stress negatief doorwerkt op het vermogen van cliënten om doelen te realiseren vormt de basis van stress-sensitief werken (SSW). SSW is theoretisch uitgewerkte aanpak waar een groot aantal organisaties mee aan de slag is. De praktijk worstelt echter met een gestructureerde aanpak in de lokale context én de praktische uitwerking van de verschillende bouwstenen. Met dit consortium willen we daar een bijdrage aan leveren door structuur te bieden aan de hand van een gevalideerd self-assessment en handvatten geven voor verdere invoering van SSW, in eerste instantie bij de bouwstenen communicatie en inrichting. Het self-assessment helpt de organisaties te beoordelen waar ze nu als organisatie staan en welke kansen er nog zijn om verder te ontwikkelen. Met de handvatten voor de bouwstenen communicatie en inrichting willen we komen tot een handelingswijze om ook echt ontwikkelstappen te kunnen zetten. Met andere woorden, wat is nodig aan kennis, vaardigheden en ondersteuning om SSW verder in te voeren? Het consortium bestaat uit uitvoeringsorganisaties binnen het sociale domein, MKB’ers met kennis over communicatie en inrichting en de Hogeschool Utrecht. Daarnaast sluiten we met dit project aan bij een bestaande leerkring rondom SSW.