Onderzoek heeft zich een vaste plaats veroverd in het HBO. In 2008 trekt het Ministerie van Onderwijs 50 miljoen uit voor praktijkgericht onderzoek via lectoraten en nog eens 11 miljoen voor praktijkgericht onderzoek via de Regionale Aandacht en Actie voor Kenniscirculatie (RAAK) regeling. Ondertussen gaat de discussie over de plek van dit soort onderzoek door want hier zijn grote belangen in het geding. Nog onderbelicht blijft de vraag welke methodologie past bij het onderzoek in het HBO. Er lijkt huiver te bestaan deze vraag te beantwoorden want dan kom je immers aan de wetenschappelijke vrijheid en professionaliteit van de lector. Dit artikel geeft mijn persoonlijke visie op deze vraag aan de hand van een aantal eisen die te stellen zijn aan onderzoek in het HBO.
DOCUMENT
Peter en ik hebben elkaar vooral leren kennen in het gezamenlijk werken aan een opzet voor onderzoeksmethodologie aan de kunstmasters “kunsteducatie” en “muziek”. Daarnaast hebben we een aantal van die masteronderzoeken samen begeleid. We hebben het veel gehad over de mogelijke inhoud van het methodologieonderwijs in die masters. Daarbij speelde twee problemen. Het eerste probleem was de “zwaarte” van dit onderdeel in het curriculum van de kunsteducatie – en muziekmasters. Het tweede probleem was dat het in deze beide masters moest gaan om praktijk(gericht) onderzoek. De zwaarte van dit onderdeel, een inleiding en het masteronderzoek is - in creditpunten uitgedrukt –, mager, zeker als je het vergelijkt met die van masterstudenten van bijvoorbeeld psychologie of pedagogiek. Hoe kun je daarbinnen de nodige wetenschapstheoretische en methodologische achtergrond bieden. Vooral van de cultuurwetenschappelijke onderzoeksmethodologie in het algemeen en op de terreinen van kunsteducatie en muziek in het bijzonder. Daarnaast moeten de studenten voldoende kennis van mogelijke onderzoeksopzetten en de daarin adequate methoden en technieken verkrijgen. Verder moeten ze in staat zijn een beperkt onderzoekje zelf uit te voeren. En ten slotte zouden ze ook in staat moeten zijn om goede en adequate onderzoeksvoorstellen als opdrachtgever te laten maken, deze van kritiek te voorzien, en kritisch de uitvoering ervan te kunnen monitoren.
DOCUMENT
Het methodologieonderwijs wordt gedomineerd door het onderscheid tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Dat onderscheid is relevant voor fundamenteel onderzoek, maar de toepassing ervan op toegepast onderzoek leidt tot grote problemen en verwarring. Toegepast onderzoek start met een handelingsprobleem van de praktijk. In toegepast onderzoek wordt bestaande wetenschappelijke kennis toegepast op het analyseren en oplossen van praktijkproblemen. Fundamenteel onderzoek start met een kennisprobleem van de wetenschap en is gericht op het genereren van nieuwe wetenschappelijke kennis. Omdat je in toegepast onderzoek geen nieuwe wetenschappelijke kennis toetst, verschilt het design ervan ‘fundamenteel’ van dat van fundamenteel onderzoek.Toegepast onderzoek is natuurlijk per definitie praktijkgericht (in de betekenis van praktisch relevant), want start met een handelingsprobleem van de praktijk.Fundamenteel onderzoek kan, maar hoeft niet praktijkgericht (praktisch relevant) te zijn. Het onderzoek naar de destijds nog onbekende oorzaken van aids was fundamenteel van aard maar natuurlijk uitermate praktisch relevant. Dat geldt ook voor fundamenteel en praktijkgericht onderzoek op het gebied van gen- en nanotechnologie. Vandaar dat je wel een boek kunt schrijven over de methodologie van toegepast onderzoek en niet over de methodologie van praktijkgericht onderzoek. Praktijkgericht onderzoek heeft, met andere woorden, geen eigen methodologie want kan ook fundamenteel zijn en toegepast onderzoek heeft dat wel.Het overgrote gedeelte van de onderzoeksliteratuur gaat over de methodologie van fundamenteel onderzoek. Dat levert grote problemen op voor studenten die in het kader van hun afstudeerscriptie toegepast onderzoek doen. In dit stukbehandelen we eerst die problemen aan de hand van het voorbeeld van een diagnostisch onderzoek. Vervolgens introduceren we een aantal onderscheidingen en ten slotte gebruiken we deze onderscheidingen voor een typologie van soorten onderzoek.
DOCUMENT
Full text via link. Hoofdstuk14 in Op zoek naar het andere : een liber amicorum voor Hans Doorewaard. Het methodologieonderwijs wordt gedomineerd door het onderscheid tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Dat onderscheid is relevant voor fundamenteel onderzoek, maar de toepassing ervan op toegepast onderzoek leidt tot grote problemen en verwarring. Toegepast onderzoek start met een handelings- probleem van de praktijk. In toegepast onderzoek wordt bestaande wetenschappelijke kennis toegepast op het analyseren en oplossen van praktijkproblemen. Fundamenteel onderzoek start met een kennisprobleem van de wetenschap en is gericht op het genereren van nieuwe wetenschappelijke kennis. Omdat je in toege- past onderzoek geen nieuwe wetenschappelijke kennis toetst, verschilt het design ervan ‘fundamenteel’ van dat van fundamenteel onderzoek. Toegepast onderzoek is natuurlijk per definitie praktijkgericht (in de betekenis van praktisch relevant), want start met een handelingsprobleem van de praktijk. Fundamenteel onderzoek kan, maar hoeft niet praktijkgericht (praktisch relevant) te zijn.
LINK
Het onderzoek is in mei 2005 van start gegaan met ongeveer dertig studenten. Ze hebben verschillende facetten, die met het begrip Pedagogische Sensitiviteit te maken hebben, in kaart gebracht. Het is de uitdaging om dit moeilijk te vangen begrip toch uit te lichten en daarmee een taal te ontwikkelen om met elkaar uit te wisselen. Onder andere door middel van mind mapping en verzamelen van materiaal, dat volgens de studenten met Pedagogische Sensitiviteit te maken heeft, is de groep tot een eerste begripsbepaling gekomen. Pedagogische Sensitiviteit wordt omschreven als: ongrijpbaar, relationeel, waardegeladen en persoonsgebonden. Ontvankelijkheid, gestemdheid en gerichtheid worden eveneens aan het begrip gekoppeld. Na de eerste verkennende fase is de groep opgesplitst in drie kleinere onderzoeksgroepen. Twee van deze groepen blijven zich richten op het verschijnsel Pedagogische Sensitiviteit in zijn totaal in relatie tot de te hanteren onderzoeksmethodologie. De ene groep werkt vooral met verhalen (narratieve analyse) en de tweede groep werkt meer beeldend en hanteert onder andere een visueel-antropologische analysemethode. De derde groep onderzoekt de betekenis van aanraken vanuit een fenomenologisch perspectief.
DOCUMENT
Lector Frits Simon schreef eerder over het ‘duivelse dilemma’ van praktijkgericht onderzoek (OI2, 2016) dat zowel algemeen geldende kennis moet opleveren als recht moet doen aan de situationele concreetheid van praktijksituaties. In deze bijdrage laten Christis en Smit zien dat dit dilemma berust op een misverstand over de aard en de verschillende vormen van praktijkgericht onderzoek.
DOCUMENT
Verschillen tussen cultuur- en natuurwetenschappen en tussen studieobjecten binnen deze wetenschappen verklaren het aanzienlijke verschil in onderzoeksmethodologie. In dit kader wordt het onderzoek in de sociale wetenschappen bekeken.
DOCUMENT
In dit hoofdstuk worden tips gegeven voor hoe men de deelname aan onderzoek en de patienteninstroom kan maximaliseren, en hoe men in de analyse met uitvallers kan omgaan.
DOCUMENT
DOI 10.5553/JV/016758502016042001009 Stand van zaken methodologie van Nederlands politiegerelateerd onderzoek.
DOCUMENT
Berno van Meijel schetst in zijn inaugurele twee perspectieven op de werkelijkheid: het objectief-rationalistische perspectief en het subjectief-fenomenologische perspectief. Deze beide perspectieven worden vervolgens vertaald naar het veld van de ggz-verpleegkunde. Er wordt een visie gegeven op de wijze waarop het verplegingswetenschappelijke onderzoek in de ggz zich zou kunnen ontwikkelen vanuit de beide perspectieven en de consequenties die dit heeft voor te gebruiken onderzoeksmethodologieën.
DOCUMENT