Resultaten van onderzoek naar sportdeelname en motieven bij BO leerlingen in de gemeente Groningen in de wijk Oosterparkwijk 2017-2018
DOCUMENT
Op vrijdag 19 mei vond alweer de zevende R-LINK Workshop plaats tijdens de driedaagse in Groningen. In de voormalige drankenfabriek van de Firma Woldring en Idema aan de Paradijsvogelstraat zaten onderzoekers samen met betrokkenen van Toentje, Bie de Buuf en de Oosterparkwijk om tafel in buurtrestaurant Bie de Buuf. Tijdens deze workshop hebben we voor de tweede keer het Stakeholder Canvas getest, welke in het kader van R-LINK bij de Hogeschool van Amsterdam in ontwikkeling is.
MULTIFILE
Afgelopen schooljaar heeft de Hanzehogeschool Groningen en het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid een nulmeting gehouden onder de vreedzame scholen in Groningen. Op vijf verschillende basisscholen uit Lewenborg, Paddepoel en de Oosterparkwijk is een vragenlijst afgenomen. De vragenlijst met vragen over het sociale gedrag van hun leerlingen is ingevuld door directeuren, leerkrachten, intern begeleiders en brugfunctionarissen. Om de vergelijking te kunnen maken tussen de vijf basisscholen is er een (geanonimiseerd) rapport verschenen.
DOCUMENT
Onderzoeksrapport 'Wijkanalyse'Dit onderzoek is door het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid uitgevoerd binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Oosterpark en Groningen Zuid. Het onderwerp is het maken van een wijkanalyse van het werkgebied van beide CJG's. De aanleiding is dat frontliniewerkers, die werkzaam zijn in het CJG, handelingsverlegenheid ervaren in het preventief en omgevingsgericht werken. Zij hebben behoefte aan kennis en handvatten rondom het preventief en omgevingsgericht werken. De wijkanalyse wordt gedaan om de frontliniewerkers een beter inzicht te geven over de informatie van de wijken die relevant zijn voor de ontwikkeling en verbetering van het preventief en omgevingsgericht werken. Hierbij is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: Wat is de beginsituatie van de wijken van de twee deelnemende CJG: Oosterpark en Groningen Zuid? De volgende wijken/buurten zijn meegenomen in de wijkanalyse: Oosterpark: Oosterparkwijk, Binnenstad Oost, Oosterpoortbuurt en Woonschepenhaven. Groningen Zuid: de Wijert-Noord en Zuid en Corpus den Hoorn-Noord. Het onderzoek bevat een kwantitatief design en is opgedeeld in drie fases. 1. Desk research aanvullend met interviews van twee CJG coördinatoren en consultenten. 2. Observaties in de wijk. 3. Enquêtes onder ouders (van met name jonge kinderen, n=115) in de wijk. De volgende variabelen zijn onderzocht: fysieke -, en sociale omgeving, zorgsysteem, kinderopvang en onderwijs, maatschappelijke participatie van inwoners, veiligheid, CJG Oosterpark en CJG Groningen Zuid (visie, personeel, gebouw, aanbod en samenwerking) en betrokkenheid van ouders in de wijk bij het opgroeien en opvoeden van kinderen. Uit alle gegevens kan geconcludeerd worden dat de krachten in de wijken Oosterpark en Groningen Zuid liggen in: de netheid van de wijk (m.u.v. de Wijert); voldoende sport- en speelmogelijkheden voor de jeugd; ouders positief over pedagogisch buurtklimaat, voldoende ontmoetingsplekken voor ouders; ouders maken gebruik van (in)formele steunbronnen voor opvoedsteun; CJG's liggen midden in de wijk met ontmoetingsruimten, intern en externe samenwerking vanuit visie en uitgangspunten. Het lijkt erop dat opvoeders uit Groningen Zuid zich sterker verbonden voelen met de buurt en elkaar eerder helpen als er problemen zijn met de kinderen. De noden in de wijken Oosterpark en Groningen Zuid zijn: verkeersonveiligheid; onvoldoende sport- en speelmogelijkheden voor jonge inwoners in Binnenstad-Oost; ontevredenheid jongerenvoorzieningen; onveiligheidsgevoelens en (drugs)overlast in de Oosterparkwijk; bewoners weinig stem wat er in hun wijk gebeurt (met name Oosterpark); minder bekendheid van het CJG en in verhouding weinig bezocht; consultatiebureau Oosterpark zit niet in het CJG gebouw. De behoeften in de wijk: ouders hebben belangstelling voor praktische hulp van andere ouders en leuke dingen ondernemen met andere ouders en kinderen; in de Oosterpark is behoefte aan opvoedthema bijeenkomsten met andere ouders. Een aantal kenmerken per wijk. Oosterpark: bestaat uit relatief weinig jonge kinderen, maar meer jong volwassenen; allochtonen wonen met name in de Oosterparkwijk en in de Binnenstad Oost; in de Oosterparkwijk wonen in verhouding meer eenoudergezinnen; heeft meer werkloosheid en meer mensen met een bijstandsuitkering. De Oosterpoortbuurt en de Binnenstad Oost wonen de meeste mensen met een beter inkomen. Groningen Zuid: bestaat uit relatief veel jonge kinderen en minder jong volwassenen; meer 35- en 50-plussers. In de Wijert-Noord wonen meer allochtonen en eenoudergezinnen, heeft meer werkloosheid en meer mensen met een bijstandsuitkering. In de Wijert-Zuid wonen de meeste mensen met een beter inkomen. Tot slot de aanbevelingen: meer bekendheid rondom het CJG; activiteiten met andere opvoeders faciliteren en organiseren; CJG Oosterpark onder één dak met het consultatiebureau; ouders betrekken in wat er gebeurt in de wijk; verder onderzoek naar betrokkenheid ouders van kinderen vanaf zes jaar. De uitkomsten geven input voor fase 2.
DOCUMENT
Waarom dit onderzoek? In de gemeente Den Haag lopen verschillende programma’s die tot doel hebben de sociale en fysieke leefbaarheid en veiligheid van wijken en straten te verbeteren. De Wijkagenda’s en de Aanpak Prioritaire Gebieden zijn in dit kader twee belangrijke, elkaar deels overlappende, programma’s. Beide gemeentelijke programma’s hebben samenwerking met bewoners, ondernemers en partnerorganisaties als uitgangspunt. Bewonersparticipatie speelt een belangrijke rol. De Wijkagenda’s worden in alle Haagse wijken ontwikkeld. Hierin staat wat voor een periode van vier jaar de belangrijkste verbeterpunten zijn. De Aanpak Prioritaire Gebieden richt zich op specifieke straten en pleinen waar ‘wicked problems’ spelen: ingewikkelde vraagstukken waarbij veel verschillende partijen betrokken zijn, er geen eenduidige probleemdefinitie bestaat, en er geen eenvoudige oplossingen voorhanden zijn. Dit is in eerste instantie een tweejarig programma. Het onderzoek heeft als doel de voortgang van deze programma’s te monitoren en evalueren, en aanbevelingen te doen voor structurele monitoring.
DOCUMENT
Wij staan hier aan de wieg van een nieuw project: hindoestaanse meergeneratiewoningen. Na zo'n vijfentwintig projecten van groepswonen voor ouderen van verschillende herkomst, is er nu een initiatief waarin voor één etnische groep een project voor jong en oud wordt ontwikkeld. Dus: niet één leeftijdsgroep en meerdere etniciteiten, maar één etniciteit en meerdere leeftijdsgroepen. Dit is een interessante toevoeging aan het arsenaal. Mensen worden nu niet samengebracht op basis van hun leeftijd, maar op basis van hun culturele oriëntatie. De ene clustering is niet op voorhand beter dan de andere. Het ene is er al, het andere komt er aan. Het is een verrijking van het woningaanbod, van de mogelijkheden om te wonen en te blijven wonen in de stad. En dat is al heel wat. Hoewel het project zich richt op één etnische groep, is het verleidelijk dit project te scharen onder de titel van Multicultureel Bouwen en dat is het ook als we niet de schaal van het complex, maar van de wijk of het stadsdeel als uitgangspunt nemen: "het tot uitdrukking laten komen van culturele diversiteit in de gebouwde omgeving". In de brochure lezen we ook "het complex geven we graag een uitdagende architectonische uitstraling, met Oosterse elementen". We mogen er dus op rekenen dat de stad in haar fysieke verschijningsvorm er in variëteit op vooruit zal gaan. In de uitstraling van de gebouwde omgeving zal sterker gaan doorklinken dat de stad een gevarieerde bevolking binnen haar grenzen heeft. Onvermijdelijk loopt de gebouwde omgeving altijd achter op de dynamiek in de bevolking. De bevolking verandert sneller dan de gebouwen. Dit alleen al is op zichzelf al een reden om ruimte te geven de aansluiting, ook in culturele zin, tussen vraag en aanbod te verbeteren. [21-02-2007]
DOCUMENT
Laten we in Nederland uitgaan van een energieverbruik van 3.500 PJ in 2050, stelt Martien Visser. Grotendeels in te vullen met eigen productie uit diverse bronnen, deels ook via import. “Mocht onze energiebehoefte rond 2050 toch lager zijn, dan kunnen we onze plannen altijd nog bijstellen of de overtollige energie aan onze ooster- en zuiderburen verkopen”, zegt hij.
LINK
Meer dan vijfhonderd Almeerders hebben enquêtevragen beantwoord over hun gebruik van en waardering voor de diversiteit van de Almeerse voedselomgeving. Dit rapport beschrijft de uitkomsten van dit verkennende onderzoek. De verzamelde data bevatten verschillende aanknopingspunten om aan de slag te gaan met het vergroten van de toegankelijkheid van eten uit verschillende landen en culturen in Almere. Dat bevordert niet alleen interculturele uitwisseling en sociale cohesie, het biedt ook mogelijkhedenop vlak van duurzaamheid, gezondheid en korte keten, drie belangrijke pijlers van de Almeerse voedselstrategie.
DOCUMENT