Background: With increasing knowledge on the adverse health efects of certain constituents of PM (particulate matter), such as silica, metals, insoluble ions, and black carbon, PM has been under the attention of work safety experts. Previously, we investigated the perceptions of blue-collar workers in highly exposed areas of work. Subsequently, we developed an instruction folder highlighting the most important aspects of PM risk and mitigation, and tested this folder in a digital experiment. The digital experiment yielded positive results with regards to acquired knowledge about PM, but did not on risk perception or safety behavior. Methods: In this study, we investigate the efects of the folder when combined with a practical assignment involving a PM exposimeter, showing the amount of particulate matter in microgram per cubic meter in real time on its display for various activities. We tested this at six workplaces of four companies in the roadwork and construction branch. Results: The results indicate that the folder itself yields an increased knowledge base in employees about PM, but the efects of the practical assignment are more contentious. Nevertheless, there is an indication that using the assignment may lead to a higher threat appraisal among employees for high exposure activities. Conclusion: We recommend implementing our folder in companies with high PM exposure and focusing further research on appropriate methods of implementation.
Background: Particulate matter (PM) exposure is an important health risk, both in daily life and in the workplace. It causes respiratory and cardiovascular diseases and results in 800,000 premature deaths per year worldwide. In earlier research, we assessed workers’ information needs regarding workplace PM exposure, the properties and effects of PM, and the rationale behind various means of protection. We also concluded that workers do not always receive appropriate risk communication tools with regards to PM, and that their PM knowledge appears to be fragmented and incomplete. Methods: We considered several concepts for use as an educational material based on evaluation criteria: ease of use, costs, appropriateness for target audiences and goals, interactivity, implementation issues, novelty, and speed. We decided to develop an educational folder, which can be used to inform employees about the properties, effects and prevention methods concerning PM. Furthermore, we decided on a test setup of a more interactive way of visualisation of exposure to PM by means of exposimeters. For the development of the folder, we based the information needs on our earlier mental models-based research. We adjusted the folder based on the results of ten semi-structured interviews evaluating its usability. Results: The semi-structured interviews yielded commentaries and suggestions for further improvement, which resulted in a number of alterations to the folder. However, in most cases the folder was deemed satisfactory. Conclusion: Based on this study, the folder we developed is suitable for a larger-scale experiment and a practical test. Further research is needed to investigate the efficacy of the folder and the application of the exposimeter in a PM risk communication system.
Chronic pain rehabilitation programs are aimed at helping patients to increase their functioning despite being in pain, thereby improving their quality of life. However, conversations between patients and practitioners about how the patient could deal with his/her pain and pain-related disabilities in a different way can be interactionally challenging. This study adopts a discursive psychological perspective to explore how pain-related disability is negotiated by patients and practitioners during consultations. The analysis shows that pain-related disability is treated by both patients and practitioners as negotiable rather than a fixed reality. Moreover, it shows that patients’ and practitioners’ negotiations of disability are subject to issues of agency, accountability, and blame, and it provides insight into the interactional dilemmas that are at stake, both for patients and practitioners. Revalidatieprogramma’s voor patiënten met chronische pijn zijn gericht op het verbeteren van het functioneren ondanks de pijn, waardoor kwaliteit van leven wordt bevorderd. Conversaties tussen patiënten en behandelaars over de manier waarop de patiënt kan omgaan met de pijn en gerelateerde beperkingen kunnen interactionele uitdagingen met zich meebrengen. Dit hoofdstuk verkent vanuit discursief-psychologisch perspectief hoe beperkingen worden onderhandeld door patiënten en behandelaars in consulten. De analyse toont aan dat de beperkingen worden behandeld als onderhandelbaar in plaats van als een onveranderbare werkelijkheid. Bovendien toont de analyse dat in deze onderhandelingen bepaalde issues relevant worden gemaakt, zoals ‘agency’, verantwoordelijkheid en schuld. Inzicht wordt geboden in de interactionele dilemma’s die op het spel staan voor zowel patiënten als behandelaars.
In 2016 is 'De Bouwagenda' gelanceerd, met het doel te komen tot een ambitieus vernieuwingsprogramma voor de grote maatschappelijke uitdagingen voor de gebouwde omgeving richting 2050. Daartoe horen de energietransitie, het gebruik van grondstoffen, klimaatverandering, mobiliteit, digitalisering en gezondheid. De opgaven zijn vertaald naar elf roadmaps en vijf doorsnijdende thema’s.
MeoHan - Methanol Explorerend Onderzoek, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Maatschappelijk wordt steeds duidelijker dat in de transitie naar duurzame energie de verbrandingsmotor al op korte termijn kan zorgen voor een grote verduurzaming tegen beperkte kosten en laag gebruik van grondstoffen, wanneer de motor draait op hernieuwbare brandstof. Hierdoor is er op dit moment een toenemende interesse voor methanol als motorbrandstof, omdat dit op relatief eenvoudige wijze duurzaam te produceren is, eenvoudig is op te slaan en schoon en efficiënt in een motor toegepast kan worden. De interesse voor methanol zien we zowel vanuit het bedrijfsleven als vanuit overheid. Er is op dit moment echter nog geen eenduidige technische aanpak voor het toepassen van methanol in motoren, terwijl de markt en maatschappij daar wel om vragen. Vanuit Gutts bv en het Methanol Institute is er sterke behoefte aan inzicht in de (technische) mogelijkheden voor verschillende marktsectoren. Als HAN Automotive Research ondersteunen we graag een snelle en goede toepassing van methanol, en geven in het MeoHan project antwoord op de marktvraag hierover. In MeoHan willen we als HAN onderzoeken wat de voor methanol de meest succesvolle produkt markt technologie combinatie (PMTC) is om een snelle transitie mogelijk te maken. Hiervoor ondernemen we de volgende stappen: - Welke motorconcepten zijn technisch geschikt voor methanol? Hierbij spelen aspecten als emissies, rendement, carbon footprint en complexiteit van de ombouw een rol. - Voor welke sectoren in Nederland zijn de concepten geschikt, en wat zijn hier de stakeholders? - Uitvoeren van een experiment voor het meest kansrijke concept. Opdoen van praktijkervaring met methanol is hier de belangrijkste drijfveer. Op deze manier ontstaat een praktisch inzicht voor het werkveld in de sterktes en complicaties bij de toepassing van methanol, - Opzetten van een vervolgproject om een product / marktcombinatie uit te ontwikkelen.
In dit project werkt het lectoraat Bewegen, Gezondheid en Welzijn van Hogeschool Windesheim samen met kennisinstellingen, jeugdzorginstellingen, beroepsverenigingen en een oudervereniging. Het betreft organisaties voor de jeugd-ggz. Bij de behandeling van kinderen in de jeugd-ggz wordt de bijdrage van psychomotorisch therapeuten (PMT-ers) hoog gewaardeerd door cliënten, ouders en collega-behandelaren. De concrete en ervaringsgerichte manier van werken van PMT-ers vormt een belangrijk onderdeel van het palet aan behandelingen binnen de jeugd-ggz. PMT-ers hebben een grote behoefte aan informatie over de effecten van hun therapie. Door een gebrek aan instrumenten om behandeldoelen van PMT zoals de herkenning en regulatie van spanning en emoties en de verbetering van lichaamsbeleving te meten, is het voor hen echter niet mogelijk om: - het behandelresultaat van psychomotorische therapie (PMT) binnen de jeugd-ggz vast te stellen; - het verloop van een behandeling te monitoren en bespreekbaar te maken; - met de betrokken kinderen en hun naasten samen te beslissen over het vervolgtraject; - te voldoen aan de toenemende vraag naar de evidentie van PMT binnen de jeugd-ggz. Het doel van dit project is om PMT-ers kennis over meetinstrumenten in de vorm van Patient-reported Outcomes Measures (PROMs) te verschaffen waarmee zij voornoemde praktijkproblemen kunnen aanpakken. Dat leidt tot de volgende tweeledige onderzoeksvraag: 1) Welke PROMs kunnen worden ingezet om het specifieke resultaat van PMT bij kinderen in de jeugd-ggz op een gestandaardiseerde en valide wijze te meten? 2) Op welke wijze kan de toepassing van deze PROMs bijdragen aan Shared Decision Making in het kader van uitkomstgerichte zorg? Beoogde resultaten zijn: - databank met Nederlandstalige gevalideerde meetinstrumenten die als PROMs kunnen dienen ter evaluatie van psychomotorische interventies in jeugd-ggz; - digitaal portal voor de beroepsgroep; - trainingsaanbod voor PMT-ers over gebruiken van PROMs in jeugd-ggz; - trainingsaanbod voor PMT-ers over inzetten van Shared Decision Making in jeugd-ggz.