In aanloop naar de transformatie van de jeugdhulp heeft de ‘pedagogische civil society’ – de gezamenlijke inzet van burgers voor het grootbrengen van jeugdigen – in toenemende mate aandacht gekregen. Veel gemeenten hebben de ‘pedagogische civil society’ omarmd en vertaald in beleidsplannen en praktijkinitiatieven. Een voorbeeld hiervan is het programma ‘Allemaal opvoeders’, waarin elf gemeenten tussen 2009 en 2011 activiteiten georganiseerd hebben om het contact tussen (mede)opvoeders te bevorderen. In dit promotieonderzoek is de ‘pedagogische civil society’ onder de loep genomen met als doel om (1) bij te dragen aan een verdere theoretische verkenning van de ‘pedagogische civil society’ als een contextuele benadering voor opvoeden, en (2) ondersteunende kennis te vergaren door de effecten van ‘Allemaal opvoeders’ te onderzoeken.
MULTIFILE
Te gast zijn Marije Kesselring en Dorien Graas, onderzoeker en lector bij verschillende jeugdlectoraten, met wie ik spreek over het thema de pedagogische basis. Marije deed promotieonderzoek naar de Pedagogical Civil Society, een begrip dat haar promotor Mischa de Winter eerder al had geïntroduceerd en dat gaandeweg veranderd is in het begrip de pedagogische basis, naar analogie van het begrip de sociale basis. Dorien is als lector en daarvoor onder meer als betrokkene bij de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling al lange tijd pleitbezorger van dit thema. De pedagogische basis is het idee dat andere mensen dan de ouders vanzelfsprekende medeopvoeders zijn van kinderen. Denk aan informele medeopvoerders zoals buurtgenoten en formele professionals zoals leraren en medewerkers van de kinderopvang. Onderliggend idee is dat opvoeden niet overgelaten wordt aan ouders en als het mis gaat aan pedagogische specialisten, maar dat we 'allemaal opvoeders' zijn. Dat is ook de naam van het overheidsprogramma dat Marije onderzocht heeft op het begrip Pedagogical Civil Society. Omdat Civil Society betekent dat burgers onderling hun zaken regelen, is de geschiktere naam pedagogische basis gekozen. Dat betekent dat andere ouders en professionals rondom kinderen mee opvoeden als onderdeel van hun professie en dat de gemeente hen daarin stimuleert en ondersteunt. Marije en Dorien pleiten ervoor dat de pedagogische relatie en pedagogisch handelen normaal is in school en samenleving en dat we met elkaar spreken en reflecteren over hoe breed ons normaal is, zodat pedagogiek niet alleen aan specialisten wordt overgelaten.
LINK
Op Landgoed Sparrenhof in Tilburg wordt met diverse partners uit het brede jeugdveld gewerkt aan pedagogische vrijplaatsen. Jongeren groeien op in een samenleving waar prestatiedruk en kansenongelijkheid hoogtij viert. Als tegenbeweging worden pedagogische vrijplaatsen ontworpen om te ONT-moeten en ONT-wikkkelen. Niet een curriculum of beleidsdoel is het uitgangspunt, maar de dromen, wensen en brede talenten van kinderen en jongeren. In dit Fundament worden de uitgangspunten beschreven op basis waarvan er op Sparrenhof wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een pedagogische vrijplaats, aan de rand van de stad en toch midden in de natuur.
Om tegemoet te komen aan de eisen die gesteld worden aan werknemers in de huidig snel veranderende samenleving heeft de NHL Stenden Hogeschool gekozen voor een nieuw onderwijsconcept, namelijk Design Based Education (DBE). DBE is gebaseerd op het gedachtegoed van Design Thinking en stimuleert iteratieve en creatieve denkprocessen. DBE is een student-georiënteerde leeromgeving, gebaseerd op praktijk-, dialoog-, en vraaggestuurde onderwijsprincipes en op zelfsturend, constructief, contextueel en samenwerkend leren. Studenten construeren gezamenlijk kennis en ontwikkelen een prototype voor een praktijkvraagstuk. Student-georiënteerde leeromgevingen vragen andere begeleidingsstrategieën van docenten dan zij gewend zijn. Van docenten wordt verwacht dat zij studenten activeren gezamenlijk kennis te construeren en dat zij nauw samenwerken met werkveldprofessionals. Eerder onderzoek toont aan dat docenten, zelfs in een student-georiënteerde leeromgeving, geneigd zijn terug te vallen op conventionele strategieën. De overstap naar een ander onderwijsconcept gaat dus blijkbaar niet vanzelf. Collectief leren stimuleert docenten de dialoog aan te gaan met andere docenten en werkveldprofessionals met als doel gezamenlijk te experimenteren en collectief te handelen. De centrale vraag van het postdoc-onderzoek is het ontwerpen en ontwikkelen van (karakteristieken van) interventies die collectief leren van docenten en werkveldprofessionals stimuleren. Het doel van het postdoconderzoek is om de overstap naar DBE zo probleemloos mogelijk te laten verlopen door docenten te ondersteunen DBE leeromgevingen te ontwikkelen in samenwerking met werkveldprofessionals en DBE te integreren in hun docentactiviteiten. De onderzoeksmethode is Educational Design Research en bestaat uit vier fasen: preliminair onderzoek, ontwikkelen van prototypes, evaluatie en bijdrage aan de praktijk. Het onderzoek is verbonden aan het lectoraat Sustainable Educational Concepts in Higher Education en wordt hiërarchisch en inhoudelijk aangestuurd door de lector. Docenten, experts, werkveldprofessionals en studenten worden betrokken bij het onderzoek. Dit onderzoek kan zowel binnen als buiten de hogeschool een bijdrage leveren omdat steeds meer hogescholen kiezen voor een ander onderwijsconcept.
In de huidige onderwijsdiscussie staat persoonsvorming prominent op de agenda. Ten aanzien van beroepsopleidingen voor het leraarschap is er een toenemende en brede erkenning voor het belang van de persoonsvorming van de leraar (in opleiding), de professionele identiteit van de leraar en de bronnen (primaire bronteksten) die bij dat vormingsproces van belang zijn. De relatie tussen de gebruikte bronnen, de persoonsvorming/professionele vorming en de professionele praktijk is complex en daarover is nog veel onduidelijk. Echter, die relatie is cruciaal vanuit het standpunt dat een beroepsopleiding een positieve en waarneembare invloed beoogt uit te oefenen op de aanstaande beroepsbeoefenaren en daarmee op de professionele praktijk in de school. Als onderdeel van het curriculum van een christelijke lerarenopleiding voor het basisonderwijs worden primaire (levensbeschouwelijke en pedagogische) bronteksten ingezet bij het proces van persoonsvorming en vorming van de professionele identiteit. Het onderzoeksproject De invloed van primaire bronteksten op de persoonsvorming en het professionele handelen van de leraar (in opleiding) beoogt aan het licht te brengen welke invloed primaire bronteksten hebben op de persoonsvorming van studenten/aankomende leraren en op beroepsuitoefening in de lespraktijk in het basisonderwijs tijdens hun LIO-stage. Hoe primaire bronteksten functioneren in de praktijk van het onderwijscurriculum op de pabo-opleiding, hoe deze teksten doorwerken bij de persoonsvorming van studenten, welke invloed deze teksten hebben op de vorming van de professionele identiteit van aankomende leraren basisonderwijs en hoe dat hun handelen als beroepsbeoefenaar beïnvloedt, is tot op heden niet onderzocht. Dit empirische onderzoek wil in deze leemte voorzien.
Professionals in het jongerenwerk en straathoekwerk willen graag bijdragen aan een positieve seksuele en relationele vorming van jongeren (10-24 jaar), op een manier die diversiteitsensitief is en aansluit bij hun (online) leefwereld. Laagdrempelige ondersteuning gericht op een positief zelfbeeld, relaties en ervaringen heeft namelijk een preventieve werking en is belangrijk om zware problematiek te voorkomen. Nog niet alle jeugdprofessionals blijken echter goed in staat om structureel aandacht te besteden aan seksuele en relationele vorming. Professionals ervaren schaamte rondom dit thema, hun persoonlijke normen- en waardenkader kan botsen met de opdracht om seks/relaties open bespreekbaar te maken, of beschikbare interventies sluiten onvoldoende aan bij de (online) leefwereld van hun doelgroep. Hiernaast blijken materialen en methodieken vaak gericht op risico’s en risicogroepen, terwijl een positieve benadering van seksuele en relationele vorming het welzijn en de gezondheid van alle jongeren bevordert. Binnen dit onderzoek slaan praktijkpartners in het jongeren- en straathoekwerk uit Amsterdam, Zaandam en Haarlem de handen ineen om samen met landelijke kennispartners en twee lectoraten strategieën te verkennen om op een positieve, bekrachtigende manier met jongeren te werken aan hun seksuele en relationele vorming. Door middel van ontwerpgericht onderzoek genereren we eest inzicht in hoe op dit moment aandacht wordt besteed aan seksuele vorming in het jongeren- en straathoekwerk, welke ondersteuningsbehoeften jongeren die gebruikmaken van deze voorzieningen hebben en welke behoefte aan deskundigheidsbevordering professionals hebben. Daarnaast inventariseren we ‘good practices’ en ontwikkelen we samen met praktijkprofessionals passende handvatten of instrumenten die hen zullen helpen om seks/relaties op een positieve, alledaagse manier te behandelen met jongeren. We beogen een principieel werkzaam instrumentarium te ontwikkelen waarmee de beroepspraktijk van het jongeren- en straathoekwerk breed kan worden versterkt. Met dit onderzoeksproject wordt een stap gezet naar het normaliseren van de aandacht voor seksualiteit en relaties in de preventieve, pedagogische ondersteuning van jongeren.