Een van de instrumenten voor de bepaling van de kwaliteit en van de aanwezigheid van opgetreden schade vormt het niet-destructief onderzoek (NDO), waarvan vele uitvoeringsvormen zijn ontwikkeld en waaraan binnen de kaders van de wetgeving en de in gebruik zijnde Codes zowel aan de apparatuur als aan de bediening eisen worden gesteld. Zo moeten ook de uitvoerders van NDO in de praktijk gecertificeerd zijn.
In het kader van het provinciale programma Utrechtse Jeugd Centraal (UJC) zijn in Utrecht en Amersfoort in het najaar van 2009 pilots ‘wraparound care’ gestart. In opdracht van de provincie Utrecht ondersteunt het Kenniscentrum Sociale Innovatie, lectoraat Werken in Justitieel Kader van Hogeschool Utrecht, deze pilots door middel van praktijkgericht onderzoek. Naast deze expliciete pilots ‘wraparound care’ vinden meer projecten en initiatieven plaats binnen de Utrechtse jeugdzorg die kenmerken vertonen van het wraparound care-model of die hun werkwijzen verder willen ontwikkelen in die richting. Deze projecten zijn sinds november 2010 betrokken bij het gestarte praktijkgerichte onderzoek. Het onderhavige rapport gaat over het onderzoek naar de pilot ‘wraparound care’ in de stad Utrecht. Het is een weergave van fase 1 van het onderzoek bij de pilot wraparound care in Utrecht. Tezelfdertijd verschijnt de rapportage over fase 1 van de pilot in Amersfoort en een document met lessen die uit beide pilots kun-nen worden getrokken. Deze rapporten worden in het najaar 2011 geïntegreerd in het samenhangend overzicht van alle initiatieven.
De eindrapportage ‘Evaluatie dorpsvisies’ beschrijft een onderzoek dat in opdracht van Doarpswurk is gedaan naar dorpsvisies van dorpen in Fryslân. Getracht is helder te krijgen of, in het kader van de nota Plattelânsbelied 2004-2008 van de provincie Fryslân, alle dorpen eind 2008 beschikken over een actuele dorpsvisie waarin de gewenste ontwikkelingen in fysieke, economische, sociale en culturele zin zijn opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat ca. 25% van de dorpen geen dorpsvisie heeft ontwikkeld. Ook zijn uit het onderzoek factoren voor het wel of niet hebben van een dorpsvisie naar voren gekomen. Vrijwel alle dorpen kennen een belang toe aan het hebben van een dorpsvisie. Opvallend hierbij is dat deze meestal samenhangen met wensen ten aanzien van de fysieke inrichting van het dorp. Het is aan te bevelen de ontwikkeling van een dorpsvisie te stimuleren en ondersteunen, en dan met name een visie die gericht is op ontwikkeling van alle vier gebieden, niet alleen de fysieke
Op Aeres mbo Barneveld worden tijdens de praktijklessen volop dieren gehanteerd door de ruim 2000 mbo-studenten die dierverzorgingsopleidingen volgen. Het practoraat Dierenwelzijn- en gezondheid kreeg een vraag vanuit een dierspecialist om te inventariseren wat het hanteren van dieren tijdens praktijklessen doet met de mentale gezondheid van de studenten en vervolgens hoe de houding, gedachten en gedrag van studenten t.o.v. dierenwelzijn beïnvloed wordt door deze mens-dier interacties. Vermoed wordt dat het hanteren van dieren een positieve invloed heeft op de gemoedstoetstand van de studenten. Toenemende empathie bij de studenten zou kunnen leiden tot een drive om dierenwelzijn beter te waarborgen. Bij praktijkpartners bleek een vergelijkbare vraag te liggen over veranderingen in houding, gedachten en gedrag van studenten t.o.v. dierenwelzijn na het doorlopen van een stage. Dit praktijkonderzoek is een samenwerking tussen Aeres mbo Barneveld, Aeres hbo Dronten, twee dierentuinen (Ouwehands Dierenpark Rhenen en Dierenpark Amersfoort) en een kinderboerderij (kinderboerderij de Brink in Zeist). Samen verkennen wij in hoeverre het omgaan met dieren waarneembare veranderingen in houding, gedachten of gedrag t.o.v. dierenwelzijn teweeg brengt bij studenten. De onderzoeksvraag luidt “Wat is het effect van interactie met dieren op de houding, gedachten en gedrag t.o.v. dierenwelzijn van dierverzorgingsstudenten? Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag worden studenten voor en na hun interacties met dieren geobserveerd en bevraagd. Verwacht wordt dat de student-dier interacties leiden tot veranderingen in houding, gedachten en/of gedrag bij de betrokken. Vervolgonderzoek gericht op welke veranderingen in houding, gedachten en/of gedrag waarneembaar zijn bij klanten en/of bezoekers ligt in het verschiet.