In Nederland bieden verschillende bronnen informatie over mensen met verward gedrag, bijvoorbeeld bronnen van de politie, GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst meldpunten, en regionaal ambulancevervoer. Op basis van een aantal van deze bronnen is in pilots in de GGD-regio’s Utrecht en West-Brabant geprobeerd om regionaal de groep personen met verward gedrag en de onderliggende problematiek in beeld te brengen.De pilots hebben duidelijk gemaakt dat ‘de’ persoon met verward gedrag niet bestaat. De groep mensen met verward gedrag is heel divers en vaak kunnen meerdere soorten problemen het gedrag veroorzaken. Dit betekent dat ondersteuning en zorg moet aansluiten bij de diversiteit van de problematiek. Verder blijkt dat het aantal registraties hoger is dan het aantal geregistreerde personen. Het aantal personen met verward gedrag wordt dus overschat als alleen naar het aantal registraties wordt gekeken, bijvoorbeeld omdat personen meerdere keren in dezelfde bron geregistreerd staan.In de pilots is ook gekeken wat de informatie voor gebruikers, bijvoorbeeld beleidsmakers, oplevert. Zij blijken soms andere doelen en verwachtingen te hebben van een dergelijke ‘monitor’. Zo wil de ene gebruiker de omvang van de groep verwarde personen in de regio weten, en de andere wat er met de personen gebeurt in de hele keten van zorgverlening. Het is daarom belangrijk gebruikers te betrekken bij de opzet van de monitor. Hetzelfde geldt voor ervaringsdeskundigen, omdat zij vanuit het perspectief van de cliënt kunnen helpen de cijfers en informatie afkomstig van de gegevensbronnen beter te begrijpen. Het blijkt lastig om de informatie (cijfers en beschrijvingen) uit deze bronnen te ontsluiten en te analyseren, onder andere vanwege privacywetgeving. Het is niet mogelijk om de cijfers uit de verschillende bronnen bij elkaar op te tellen of met elkaar te vergelijken. Naast elkaar geven de cijfers een genuanceerde indruk van de situatie in de regio. Een analyse van de teksten levert waardevolle aanvullende informatie over de problematiek achter de registraties en aanvragen.De regionale pilots zijn in opdracht van ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie uitgevoerd door het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu , het Trimbos-instituut, De Praktijk Index, GGD regio Utrecht en GGD West-Brabant. De bedoeling van de pilots is de verdere ontwikkeling van gemeentelijk of regionaal beleid met cijfers en informatie te ondersteunen.
MULTIFILE
Lezing tijdens het Insecten Zoönosesymposium RIVM 3 december 2019
LINK
Er lijkt een duidelijke mate van evidentie te bestaan betreffende de relatie fysieke activiteit, respectievelijk fitheid en gezondheid in de algemene populatie en bij bepaalde pathologieën. Er is evenwel nog behoefte aan verder wetenschappelijk onderzoek naar mogelijke determinanten en onderliggende mechanismen, als ook naar evidentie bij bepaalde, specifieke aandoeningen. Tevens mag duidelijk zijn dat ondanks de bestaande evidentie fysieke activiteit/oefening te weinig toegepast wordt in de gezondheidszorg. Het onderzoek naar de effectiviteit van gezondheidskundige interventies is dan ook uitermate belangrijk. Dit lectoraat hoopt dan ook een bescheiden bijdrage hieraan te kunnen leveren. Hiervoor heeft zij reeds afspraken tot samenwerking met de academische en medische wereld (in Utrecht, Amsterdam, Maastricht en Leuven), met de gezondheidszorg (RIVM Bilthoven en GG&GD Utrecht) en met de beroepen- of bedrijfswereld (Politie regio Utrecht; Enraf Nonius, Delft). De beoogde doelstellingen zullen echter naar alle waarschijnlijkheid beduidend meer tijd in beslag nemen dan de periode van 4 jaar die de Stichting Kennis Ontwikkeling voorzien heeft met betrekking tot het oprichten en financieren van de lectoraten.
n 2022 bewoog slechts 44 procent van de Nederlanders voldoende en in 2019 bewoog nog 49 procent voldoende en dat is een serieus probleem (Bron: RIVM). Daarnaast wordt gamen te erg geassocieerd met lui op een stoel zitten, dit willen we veranderen door meer beweging te creëren in het gamen. Daarom hebben we een prototype ontwikkeld waarbij augmented reality (AR) is geïntegreerd in de sport kickboks. Doordat twee mensen tegenover elkaar staan met een AR-bril op zien ze elkaar door de bril met een virtuele display ertussen. Hierdoor is het mogelijk om tegen elkaar te sparren zonder dat er fysiek contact bij komt kijken. De kickboksers zien bij elke stoot die ze uitdelen een virtueel effect, waardoor het de ervaring geeft alsof ze de persoon die tegenover hen staat echt raken. Deze technologie opent nieuwe deuren voor zowel beginners als gevorderde kickboksers. Voor beginners biedt het een veilige en laagdrempelige omgeving om de basisprincipes van de sport te leren, zonder de angst voor fysieke confrontatie. Voor gevorderden biedt het een geavanceerde manier om hun techniek te verfijnen, aangezien de ingebouwde bewegingssensoren feedback geven over de precisie en kracht van hun slagen. De potentie van dit prototype om de drempel voor sportdeelname te verlagen en tegelijkertijd de kwaliteit van de training te verbeteren, is enorm. Met deze innovatie hopen we niet alleen individuen aan te moedigen om actiever te worden, maar ook een verschuiving teweeg te brengen in hoe we denken over beweging, technologie en de toekomst van sport.
PBL is the initiator of the Work Programme Monitoring and Management Circular Economy 2019-2023, a collaboration between CBS, CML, CPB, RIVM, TNO, UU. Holidays and mobility are part of the consumption domains that PBL researches, and this project aims to calculate the environmental gains per person per year of the various circular behavioural options for both holiday behaviour and daily mobility. For both behaviours, a range of typical (default) trips are defined and for each several circular option explored for CO2 emissions, Global warming potential and land use. The holiday part is supplied by the Centre for Sustainability, Tourism and Transport (CSTT) of the BUas Academy of Tourism (AfT). The mobility part is carried out by the Urban Intelligence professorship of the Academy for Built Environment and Logistics (ABEL).The research question is “what is the environmental impact of various circular (behavioural) options around 1) holidays and 2) passenger mobility?” The consumer perspective is demarcated as follows:For holidays, transportation and accommodation are included, but not food, attractions visited and holiday activitiesFor mobility, it concerns only the circular options of passenger transport and private means of transport (i.e. freight transport, business travel and commuting are excluded). Not only some typical trips will be evaluated, but also the possession of a car and its alternatives.For the calculations, we make use of public databases, our own models and the EAP (Environmental Analysis Program) model developed by the University of Groningen. BUAs projectmembers: Centre for Sustainability, Tourism and Transport (AT), Urban Intelligence (ABEL).
DIRECT measuring for C-Dutch is onderdeel van de samenwerking tussen het lectoraat Tactical Design van ArtEZ University of the Arts en het Nederlands Openluchtmuseum (NOM). In het onderzoek C-DUTCH werken we samen om historische kennis van de Nederlandse materiële en immateriële cultuur als inspiratiebron in te zetten voor ontwerpers die willen bijdragen aan een sociaal, ecologische en economisch duurzame samenleving. Drie ontwerpers hebben in dit kader concepten ontwikkeld om het thema duurzaamheid voor een groot publiek zichtbaar en ervaarbaar te maken. Echter stuitten zij hierbij op de vraag in hoeverre zij hun statements en claims m.b.t. duurzaamheid voldoende objectief kunnen onderbouwen. Een vraag die breder leeft binnen de creatieve sector; het ontbreekt zelfstandige ontwerpers aan toegankelijke, bruikbare en betaalbare tools om de duurzaamheid van hun ontwerpen op een goede manier te meten. Juist omdat het om een zeer complexe samenhang gaat van sociale, ecologische en economische aspecten, die allemaal in een ontwerp samenkomen, zijn bestaande methodes te beperkt. Er is behoefte aan meer integrale meetmethoden. Het RIVM ontwikkelt momenteel binnen het programma ‘Meten van Duurzaamheid’ methodes voor ontwerpers, zoals DIRECT. Uit gesprekken met het RIVM blijkt dat de huidige instrumenten onvoldoende bekend zijn bij de creatieve sector, maar ook nog moeilijk zijn in te zetten omdat ze slecht aansluiten op de dagelijkse ontwerppraktijk. ArtEZ, NOM, RIVM en ontwerpers onderzoeken daarom de vraag: Hoe kunnen we bestaande meetmethodes voor ecologische duurzaamheid verbeteren, doorontwikkelen en/of nieuwe methodes opzetten waarmee zelfstandige creatieve professionals op het gebied van productontwerp en mode/textiel wetenschappelijk onderbouwde statements en claims kunnen maken voor historische, actuele en nieuwe ontwerpen? Het project sluit aan bij het missiegebied ‘Energietransitie & Duurzaamheid’ en het programma Nederland Circulair 2050. Er is een directe relatie met de Key Enabling Methodologies van de creatieve industrie voor ‘Monitoring & Effectmeeting’ en met ‘Visie & Verbeelding’.