De dynamiek van de schuldsituaties van cliënten bij reclassering blijkt hoog en groot te zijn. Te vaak blijven zij ‘gevangen’ zitten in een onoplosbare schuldsituatie, wat een negatief effect heeft op hun re-integratie. Zij krijgen hun schulden niet zelfstandig onder controle en stabilisatie is nodig. De motie Kooiman spoorde de betrokken ministeries, gemeenten en de reclassering aan om de knelpunten in hun onderlinge samenwerking op te lossen. Daartoe startten de drie reclasseringsorganisaties en acht aanbieders van schuldenhulpverlening het project Verbeterde samenwerking tussen schuldhulpverlening en reclassering in Amsterdam. Onderzoeksvraag: Welke praktijken ontwikkelen zich in de samenwerking tussen de acht organisaties voor Maatschappelijke dienstverlening die schuldhulpverlening aanbieden en de drie reclasseringsorganisaties in Amsterdam? En in hoeverre kunnen deze praktijken de toegang tot schuldhulp voor de betrokken cliënten ondersteunen?
Schulden en incasso zijn bij uitstek hbo-onderwerpen. Aan de Faculteit Maatschappij en Recht leiden we studenten onder meer op tot schuldhulpverlener, deurwaarder, incassomedewerker of sociaal raadslid. Ook bewindvoerders Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) of beschermingsbewindvoerders hebben vaak een hbo-opleiding gevolgd. Deze professionals komen terecht in een beroepspraktijk die volop in beweging is en die voor een aantal grote uitdagingen staat. In deze context voorziet het lectoraat Rechten, de beroepspraktijk in een onderzoekslijn schulden en incasso. De onderzoekslijn heeft als doel om bij te dragen aan een effectieve, efficiënte en professionele uitvoeringspraktijk in de velden van de schuldhulpverlening en de incasso. Vanuit het besef dat het lectoraat zijn bestaansrecht in belangrijke mate ontleent aan het onderwijs voeren wij projecten uit die een directe bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het curriculum. De beroepspraktijk vormt de tweede belangrijke verankering van het lectoraat. Door in opdracht van partijen uit de betrokken velden te werken aan de vragen waarmee zij in de dagelijkse praktijk worstelen, brengen we de beroepspraktijk de hogeschool binnen en helpen we de praktijk verder. Waar mogelijk bieden we de beroepspraktijk daarbij ook reflectie op de keuzen die gemaakt worden en/of op belangrijke actuele ontwikkelingen. Het (inhoudelijk) verbinden van de velden van schuldhulpverlening en incasso is daarbij een derde doel dat wij nastreven. In de voorliggende rede schets ik de achtergronden van de onderzoekslijn, de opgave waar de velden van schuldhulpverlening en incasso voor staan en de wijze waarop we vanuit deze onderzoekslijn invulling willen geven aan het hierboven geformuleerde doel.
Voordat een visualisatie tot stand komt, is daar een complex proces aan vooraf gegaan. Doel en doelgroepen worden vastgesteld (‘hoe bereiken we welk effect bij wie?’) terwijl daarnaast de relatie tussen de data en de uiteindelijke visualisatie gedefinieerd moet worden (‘hoe laten we wat zien?’). De productie en de receptie van een visualisatie zijn twee te onderscheiden processen. Bij het maakproces spelen vakkennis, design, technische mogelijkheden, brongegevens, doelgroep, mediakeuze en doelstelling een belangrijke rol. Bij receptie gaat het erom of en hoe de doelgroep de boodschap ontvangt: wordt die waargenomen en begrepen? En wat zijn de gevolgen bij de gebruiker? Hoewel receptie in de tijd volgt op het productieproces, spelen verwachtingen over receptie een belangrijke rol bij het maken van informatievisualisaties. De kennis over publieksreacties op visuele boodschappen is echter op verschillende manieren vastgelegd. Bij designers en anderen die betrokken zijn bij het maakproces van informatievisualisaties is er sprake van een verzameling van working theories (McQuail, 2010, pp. 13-14) die vooral op ervaring is gebaseerd. Bij empirisch onderzoek daarentegen worden responses op visuele cues daadwerkelijk gemeten. Zie Deel II van dit onderzoek. Doelstelling van dit onderzoek is deze twee vormen van kennis met elkaar te vergelijken. De vraag is welke veronderstellingen en verwachtingen er bij de beroepspraktijk bestaan en in hoeverre deze gestaafd, aangevuld of weersproken worden door empirisch, wetenschappelijk gefundeerd, onderzoek.