De kaartenset is een hulpmiddel om out-of-the box ideeën te genereren voor het integraal verduurzamen van bestaande product-verpakkingscombinaties. Het maakt gebruik van de strategie Rethink, een circulaire strategie die hoog op de R-ladder staat. Het is een creativiteitstool om de strategie Rethink te faciliteren tussen (keten) partners.
DOCUMENT
Making food packaging more sustainable is a complex process. Research has shown that specific knowledge is needed to support packaging developers to holistically improve the sustainability of packaging. Within this study we aim to provide insights in the various tradeoffs designers face with the aim to provide insights for future sustainable food packaging (re)design endeavors. The study consists of analyzing and coding 19 reports in which bachelor students worked on assignments ranging from (1) analyzing the supply chain of a food product-packaging combination to (2) redesigning a specific food packaging. We identified 6 tradeoffs: (1) Perceived Sustainability vs. Achieved Sustainability, (2) Food Waste vs. Sustainability, (3) Branding vs. Sustainability, (4) Product Visibility vs. Sustainability, (5) Costs vs. Sustainability, and (6) Use Convenience vs Sustainability. We compared the six tradeoffs with literature. Two tradeoffs can be seen as additional to topics mentioned within literature, namely product visibility and use convenience. In addition, while preventing food waste is mentioned as an important functionality of food packaging, this functionality seems to be underexposed within practice.
MULTIFILE
Honger is nog steeds een wereldwijd probleem, terwijl iedereen genoeg te eten zou hebben als we het beschikbare voedsel goed zouden verdelen en benutten, en het niet zouden verspillen. Maar alleen al in Nederland gooien we ruim 33 kilo voedsel per persoon per jaar weg. Dat moet anders! Door voedsel slimmer te verpakken, kunnen we voedselverspilling én onnodig verpakkingsafval voorkomen. Binnen het project Goed Verpakt hebben we verschillende partijen samengebracht om integraal aan dit onderwerp te werken. Het breed samengestelde consortium bestond uit kennisinstellingen, producenten van aardappels, groente en fruit, producenten van maaltijden en portieverpakkingen, producenten van verpakkingsmaterialen en een brancheorganisatie. Onze centrale onderzoeksvraag was: Hoe kunnen bedrijven in de voedingssector op een meer duurzame manier in de behoefte van de eindgebruiker voorzien, waarbij de gekozen totaaloplossing van de product-verpakkingscombinatie past binnen en circulaire economie en aansluit bij de vereisten van de hele keten? Samen hebben we naar slimme product-verpakkingscombinaties gezocht, waarbij we hebben geanalyseerd welke duurzaamheidsdilemma’s partijen in de keten ervaren en hoe we die kunnen oplossen of wegnemen. Daarbij hebben we ook in beeld gebracht wat de betrokken partijen zelf kunnen doen en wat zij voor elkaar kunnen krijgen door een nauwere samenwerking binnen de keten. Voor slimme product-verpakkingscombinaties is ook de overheid een onmisbare partner. Onduidelijkheid, een gebrek aan daadkracht en te eenzijdige wet- en regelgeving werken averechts en ondermijnen het streven naar meer duurzaamheid binnen de sector. Beleidsmakers onderschatten de expertise die nodig is om dit goed te regelen. Maar verduurzaming is dus vooral een kwestie van nauwer samenwerken. Met partners binnen de branche, met interessante partijen buiten de branche én met de overheid. We formuleren in dit document alvast onze negen gouden regels van integraal duurzaam verpakken. Daarnaast blijven de betrokken kennisinstellingen onderzoek doen naar dit onderwerp. Bijvoorbeeld naar consumentengedrag en – intenties en naar de inzet van de Rethink-methode voor het herontwerpen van product-verpakkingscombinaties. Zo zorgen alle betrokken partners voor een circulaire toekomst waarin voedsel steeds slimmer verpakt wordt en we met een minimum aan afval zo veel mogelijk voedsel beschikbaar maken voor iedereen.
DOCUMENT
Honger is nog steeds een wereldwijd probleem, terwijl iedereen genoegte eten zou hebben als we het beschikbare voedsel goed zoudenverdelen en benutten, en het niet zouden verspillen. Maar alleen al inNederland gooien we ruim 33 kilo voedsel per persoon per jaar weg. Datmoet anders!Door voedsel slimmer te verpakken, kunnen we voedselverspilling énonnodig verpakkingsafval voorkomen. Binnen het project Goed Verpakthebben we verschillende partijen samengebracht om integraal aan ditonderwerp te werken. Het breed samengestelde consortium bestond uitkennisinstellingen, producenten van aardappels, groente en fruit,producenten van maaltijden en portieverpakkingen, producenten vanverpakkingsmaterialen en een brancheorganisatie.Onze centrale onderzoeksvraag was:Hoe kunnen bedrijven in de voedingssector op een meer duurzamemanier in de behoefte van de eindgebruiker voorzien, waarbij degekozen totaaloplossing van de product-verpakkingscombinatie pastbinnen een circulaire economie en aansluit bij de vereisten van de heleketen?Samen hebben we naar slimmere product-verpakkingscombinatiesgezocht, waarbij we hebben geanalyseerd welke duurzaamheidsdilemma’s partijen in de keten ervaren en hoe we die kunnen oplossen of wegnemen. Daarbij hebben we ook in beeld gebracht wat de betrokken partijen zelf kunnen doen en wat zij voor elkaar kunnen krijgen door een nauwere samenwerking binnen de keten.Voor slimmere product-verpakkingscombinaties is ook de overheid eenonmisbare partner. Onduidelijkheid, een gebrek aan daadkracht en teeenzijdige wet- en regelgeving werken averechts en ondermijnen hetstreven naar meer duurzaamheid binnen de sector. Beleidsmakersonderschatten de expertise die nodig is om dit goed te regelen.Meer verduurzaming is dus vooral een kwestie van nauwersamenwerken. Met partners binnen de branche, met interessantepartijen buiten de branche én met de overheid. We formuleren in ditdocument alvast onze negen gouden regels van integraal duurzaamverpakken.Daarnaast blijven de betrokken kennisinstellingen onderzoek doen naardit onderwerp. Bijvoorbeeld naar consumentengedrag en –intenties ennaar de inzet van de Rethink-methode voor het herontwerpen vanproduct-verpakkingscombinaties. Zo zorgen alle betrokken partners voor een circulaire toekomst waarin voedsel steeds slimmer verpakt wordt en we met een minimum aan afval zo veel mogelijk voedsel beschikbaar maken voor iedereen.
MULTIFILE
DOCUMENT
This report summarises the findings of an international study of the ethical challenges faced by social workers during the Covid-19 pandemic, undertaken during 6th-18th May 2020. 607 responses from 54 countries were received via an online survey, additional interviews and local surveys. Six key themes relating to social workers’ ethical challenges and responses were identified: 1. Creating and maintaining trusting, honest and empathic relationships via phone or internet with due regard to privacy and confidentiality, or in person with protective equipment. 2. Prioritising service user needs and demands, which are greater and different due to the pandemic, when resources are stretched or unavailable and full assessments often impossible. 3. Balancing service user rights, needs and risks against personal risk to social workers and others, in order to provide services as well as possible. 4. Deciding whether to follow national and organisational policies, procedures or guidance (existing or new) or to use professional discretion in circumstances where the policies seem inappropriate, confused or lacking. 5. Acknowledging and handling emotions, fatigue and the need for selfcare, when working in unsafe and stressful circumstances. 6. Using the lessons learned from working during the pandemic to rethink social work in the future.
LINK
In veel onderzoeken naar en aanpakken in de energietransitie in Nederland, met name die waar bewonersinitiatieven een rol spelen, wordt vertrouwen als een belangrijke factor beschreven. In dit onderzoek wordt onderzocht welke bronnen van vertrouwen een rol spelen bij (de ontwikkeling) van lokale energie-initiatieven en hoe zich dat verhoudt tot de ontwikkeling van de technologie. Drie casussen (Terheijden (Traais Energie Collectief) en Den Haag, Vruchtenbuurt (Cooperatie Duurzame Vruchtenbuurt en Sterk op Stroom) zijn geanalyseerd op basis van de ANT-fasering: problematazation, interessement, enrollment en mobilization. Het is gebleken dat verschillende bronnen van vertrouwen en aspecten van techniek niet afhankelijk zijn van de fase in de netwerkontwikkeling maar als een constante in de drie geanalyseerde initiatieven zichtbaar zijn, het gaat om: • Mensen als bron van vertrouwen (Persoonlijke eigenschappen, Gedrag, Gedeelde normen en waarden/wereldbeeld) • Organisaties als bron van vertrouwen (Regels, Organisatie-Gedrag) • Het technische aspect learning to rethink: o Co-evolution o Discontinuous change o Multi-actor approach o Degree of organization o Long term view Bij de start van alle drie de initiatieven was er sprake van aansluiting zoeken bij bestaand vertrouwen in de lokale situatie. Dit is de basis van alle netwerkontwikkeling. Het succes van deze drie initiatieven zit juist in het verbinden van de bronnen van vertrouwen in mensen (hun persoonlijke eigenschappen, gedrag en wereldbeeld) en in de organisatie (organisatiegedrag) van het lokale energie-initiatief. Daarnaast is de vraag welke rol technologie speelt in relatie tot vertrouwen in de ontwikkeling van lokale energie initiatieven. Juist omdat het hierbij om de ontwikkeling van de energie initiatieven gaat en omdat hierbij sprake is van netwerkontwikkeling is gekozen voor ANT. Dit biedt de mogelijkheid om technologie als actor mee te nemen in de analyse van de ontwikkeling van het (energie initiatief) netwerk. Belangrijke vragen hierbij zijn; welke mogelijkheden van non human actoren worden toegepast en welke randvoorwaarden horen daarbij, bijvoorbeeld in de vorm van vereiste gedragsverandering van human actoren. Het uitgangspunt in deze studie is de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie. Fossiele energie heeft een grote energie dichtheid en leent zich daarom goed voor actoren in de vorm van bulk technologieën, bijvoorbeeld in centraal opgestelde energiecentrales. Energieopwekking geconcentreerd en op afstand werkt vervreemdend en past niet meer goed in de huidige maatschappij (afnemend vertrouwen). Hernieuwbare energie kan ook in bulk-vorm worden toegepast, bijvoorbeeld in centraal opgestelde concentrated solar power plants op plaatsen met grote zonintensiteit. Hernieuwbare energie wordt echter vooral geassocieerd met decentrale opwekking. De decentrale energie opwekeenheden kunnen in modulaire systemen worden samengevoegd, en daar hangen specifieke voordelen aan voor end-users: de gemakkelijke toegankelijkheid en het beschikbare end-use potential. Dit vereist natuurlijk wel dat in het netwerk een geïntegreerd modulaire systeem wordt ontwikkeld. Dit kan alleen in een collectief, waardoor de human actors gedwongen worden samen te werken. Drie belangrijke processen hierbij zijn: formation of technical identity, configurational work en community building. Deze drie processen spelen een rol in de verschillende fasen van de netwerkontwikkeling. Daarnaast kunnen de genoemde technische learning to rethink aspecten over het geheel van de netwerkontwikkeling worden onderscheiden. In alle drie de bestudeerde casussen gaat het om decentrale modulaire energie systemen waarbij de toegankelijkheid is geborgd, maar waarbij het end-use potential alleen bij SoS centraal staat. Het geheel overziend leidt tot de conclusie dat technologie in collectieve vorm human actors dwingt tot samenwerking en dat daarbij vertrouwen tussen de actoren voorwaardelijk is. In alle drie de bestudeerde casussen wordt dit onderkend; het samenwerkingsproces wordt centraal gesteld en alle actoren worden betrokken (“iedereen doet mee”). Het feit dat het end-use potential bij Terheijden en Warm in de wijk nu niet centraal staat kan op termijn negatief uitpakken voor het vertrouwen, vooral als blijkt dat het achteraf niet gemakkelijk te realiseren is (lock in). In het algemeen kan over techniek nog het volgende worden gezegd. De geschiedenis heeft geleerd hoe human actors effectief om kunnen gaan met de actor techniek. Een belangrijke activiteit daarbij is ordening/structuur aanbrengen, en dit kan in verband worden gezien met organisaties als bron van vertrouwen (regels en organisatie-gedrag). In systeemkundige termen gaat het om; grenzen stellen, afbakenen, denken in materie-, energie- en informatiestromen, onderscheiden van functionaliteiten, input, output, opslag, omzetten, verbinden en regelen/besturen. In alle drie de bestudeerde casussen wordt deze ordening zorgvuldig toegepast, wordt informatie hierover gedeeld met alle actoren en worden alle actoren voldoende betrokken bij de besluitvorming. Dit draagt het bij aan vertrouwen bij alle actoren. Nog één keer terug naar het begrip “ontwikkeling”: De drie bestudeerde casussen hebben een unieke dynamiek en horizon, dit wordt vooral door de aard van de techniek beïnvloed. Sos loopt ver vooruit op de huidige stand van de techniek (en regelgeving) en is vooral een ICT-technische uitdaging, Terheijden en Warm in de wijk lopen in de pas met de techniek, maar moeten met de schop in de grond in een bestaande situatie. De manier waarop de drie organisaties bijbehorende problemen onderkennen en hiermee omgaan is een voorbeeld van organisaties als bronnen van vertrouwen. In de conclusie zijn de drie casussen als praktijkvoorbeelden beschreven. In Terheijden gaat het over de ontwikkeling van een warmtenetwerk voor het gehele dorp. Het wordt gebaseerd op hernieuwbare bronnen in de directe omgeving. Voor de initiatiefnemers en de bewoners is het belangrijk om “het zelf te gaan doen”. In Warm in de wijk gaat het ook over de ontwikkeling van een warmtenet, maar in dit geval in een woonwijk in Den Haag. Leidend hier is het uitgangspunt van een “open warmtenet”. Er moet een scheiding worden aangebracht tussen netwerk en warmtebronnen. Bij SoS gaat het over de toekomst van ons elektriciteit systeem. Er is nog een lange weg te gaan, maar uiteindelijk moet dit resulteren in een “goed werkend democratisch energisysteem”. Deze drie voorbeelden kunnen andere energie initiatieven inspiratie bieden omdat het beschrijvingen zijn van de ontwikkeling gericht op vertrouwen in relatie tot de gekozen technologie.
DOCUMENT
For future generations to meet their needs, and to close the global inequality gap, we need to degrow. That is we need to reduce resource and energy consumption to bring the economy back into balance with the living world in a way that reduces inequality and improves human well-being (Hickel, 2020a,b). This transition has consequences for business, because instead of boosting sales companies need to encourage consumers to make do with less, avoiding build in obsolescence, extending product lives to slow disposal and replacement, focusing on satisfying ‘needs’ rather than ‘wants’ and reducing overall resource consumption through conscious changes in sales and marketing techniques, new revenue models and innovative technology solutions (Bocken & Short, 2016). Overall, we can say that companies have to rethink their business models, therefore I specifically aim to answer the following research question: what could a degrowth business model framework look like? Degrowth business models (DGMs) are supposed to serve the dual aim of (1) obeying planetary boundaries whilst simultaneously (2) contributing to reducing inequality and increasing well-being. That is companies need to develop value propositions that, on the one hand contribute to absolutely reducing resource and energy consumption, and on the other are aimed at production of protected needs (Di Giulio & Defila, 2021). Since degrowth is considered an authentic and legitimate interpretation of sustainable development, SDGs 12-16 can serve as proxies for obeying planetary boundaries, whilst the remaining SDGs (minus SDG8.1 -economic growth) can be regarded as proxies for well-being and reducing inequality.
LINK
Whereas different aspects of teaching and learning in Higher Education are often discussed within an academic community, teaching the EU seems to receive less attention. Especially in recent years we testimony the decreasing interest to EU studies in universities, including some signs of disappearing from educational curricula. Even more sad is the state of teaching the EU in economic faculties and other disciplinary areas. Teaching the EU is not always considered as an important and necessary part of these curricula. At the same time, in the still remaining studies of the EU, mainly situated in studies of politics or international relations, there is a tendency, with a few exemptions, to stick to a rather traditional approach of teaching the EU that does not change for years, no matter what the developments in the world are. In this paper I plea for the change of the existent paradigm in teaching the EU. The new global realities, such as a developing climate crisis and EU green economic transition, war in Europe and changing global security landscape, (still) continuing migration crisis and growing poverty worldwide, radicalization of political systems and intensifying populism, require to change the way the EU subject has been taught in universities. The scholars teaching the EU subject have to rethink the existent answers to the main educational questions, such as what, why, how and who is being taught about the EU. I propose a different approach to teaching the EU that not only redesigns the existent teaching practices of the EU, but also makes the introduction of EU studies in other than political science or international relations curricula, such as economic, business, environmental or many other interdisciplinary studies, possible and indispensable.
DOCUMENT