Doel van het onderzoek was een idee te krijgen van de factoren die mede bepalend kunnen zijn voor het beweeggedrag van mensen met overgewicht, die verder gezond zijn. Er zijn verschillende redenen die mensen kunnen hebben om te beginnen met sporten of om dat juist niet te doen. Stimulerend kan bijvoorbeeld zijn dat iemand sporten van nature fijn vindt, of omdat iemand sporten belangrijk vindt voor de gezondheid. Er zijn ook factoren die de motivatie juist in de weg staan. Bij overgewicht zou dat bijvoorbeeld schaamte kunnen zijn, of bang zijn om een blessure op te lopen. Het kan ook zijn dat iemand sowieso er weinig heil in ziet iets te doen met het feit dat hij (of zij) overgewicht heeft, omdat hij een pessimistische kijk heeft op de mogelijkheden. Deze en nog diverse andere mogelijke factoren werden meegenomen in het onderzoek.
DOCUMENT
In wheelchair rugby (WR) athletes with tetraplegia, wheelchair performance may be impaired due to (partial) loss of innervation of upper extremity and trunk muscles, and low blood pressure (BP). The objective was to assess the effects of electrical stimulation (ES)-induced co-contraction of trunk muscles on trunk stability, arm force/power, BP, and WR performance.
DOCUMENT
Zwaar illegaal vuurwerk veroorzaakte bij de afgelopen jaarwisseling meer letsel dan andere soorten vuurwerk. Dat blijkt uit een donutdiagram van Kenniscentrum Letselschade. Helaas vertekent het 3D-effect de data. De cijfers werden ook door de NOS gebruikt in een andere donutgrafiek. In beide grafieken kunnen aanpassingen in kleurgebruik en volgorde de informatie nog duidelijker overbrengen.
LINK
In 2011 ging Stichting Welzijn Amersfoort1 (SWA) van start met NaHNu, een project dat zich specifiek richt op mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NaH). Dit idee kwam tot stand vanuit een gezamenlijk initiatief van Stichting Boogh2, Paraplu Utrecht3 en Stichting Welzijn Amersfoort (SWA). Zij constateerden een gebrek aan aansluiting in de wijk voor met name mensen die een licht opgelopen letsel hebben. Een groeiend aantal mensen komt niet meer in aanmerking voor een indicatie voor dagbesteding en/of vervoer en zij zoeken tevergeefs naar mogelijkheden om te participeren. Daarnaast blijken bestaande voorzieningen sterk categoraal georganiseerd waardoor deelnemers zich soms niet kunnen identificeren met cliënten die – naast ander letsel- ook ernstige lichamelijke beperkingen hebben. Dit leidde tot de start van NaHNu binnen het welzijnswerk, waar gebruik wordt gemaakt van de methode WeP (Wijk en Psychiatrie). Deze methode is aanvankelijk ontwikkeld voor mensen met psychiatrische en/of psychische problemen en heeft als doel de maatschappelijke aansluiting en participatie van burgers te bevorderen door onder meer integratie in de wijk. NaNHu richt zich specifiek op waar iemand nu, op dit moment, behoefte aan heeft (uit: ‘Beschrijving NaHNu, SWA’). In drie wijken van Amersfoort vinden activiteiten plaats voor deze doelgroep. Deze activiteiten zijn gericht op ontmoeting, contact en gezelschap. In 2011 is Stichting Boogh nauw betrokken geweest bij de uitvoering van de activiteiten door activiteitenbegeleiders in te zetten. In 2012 zijn zij vooral betrokken bij NaHNu bij de toeleiding van mensen met NaH naar NaHNu en in het meedenken over NaHNu op de achtergrond. In het kader van de Wmo werkplaats Utrecht, vindt onderzoek plaats naar de methode WeP in de periode juni 2010 – november 2012. Hieronder valt ook het deelproject NaHNu, waarbij specifiek gezocht wordt naar overeenkomsten en verschillen in de gewenste aanpak in de vertaalslag naar de nieuwe doelgroep. Deze rapportage is tot stand gekomen dankzij de medewerking van medewerkers van SWA en Stichting Boogh en de gastvrije ontvangst van de studentonderzoekers door de deelnemers zelf.
DOCUMENT
Dit lectoraat wil zich inzetten om NAH meer bekendheid te geven, algemeen maatschappelijk, in het beroepsonderwijs, maar ook in de zorg (ook onder professionals is NAH relatief onbekend en worden omvang en gevolgen van NAH onderschat). Het wil investeren in het beter begrijpen en beïnvloeden van participeren en het wil de gevolgen van NAH voor jongeren in kaart brengen, evenals de gevolgen voor het gezin. Op zoek naar factoren die bepalend zijn voor herstel, hoe komt het dat (bij een vergelijkbaar letsel) jongere A het redelijk doet en loopt B vast? Dit lectoraat wil participatieproblemen van jongeren met NAH gaan onderzoeken, dit is in Nederland niet eerder gedaan, en hierbij aansluiten bij recent onderzoek bij volwassenen, waaruit voorlopig blijkt dat vaardigheden als probleemoplossend vermogen en aanpakgedrag (coping) en gezins - en omgevingsfactoren participatiekansen sterk bepalen.
DOCUMENT
Wanneer iemand een hersenletsel krijgt heeft dit ook voor de naastbetrokkenen (partner, kinderen) grote gevolgen. Zij zijn direct na deze gebeurtenis intensief betrokken bij de behandeling. Aanvankelijk is er de spanning of medisch herstel mogelijk is en in welke mate. Bij hersenletsel gaat het in eerste instantie om overleven en vervolgens om medisch herstel (Koppe & Visser-Meily, 2010). Medisch herstel houdt in dat de fysieke symptomen verminderen of verdwijnen en dat iemand weer zo goed mogelijk kan functioneren. Het gaat bijvoorbeeld om weer kunnen praten, lopen of werken. Vaak ook zijn er veranderingen in de persoonlijkheid, in de sociale en emotionele beleving. Deze veranderingen komen tegelijkertijd voor waardoor het gedrag soms moeilijk te begrijpen is. Herstelondersteuning is de zorg die gegeven wordt om de gevolgen van het letsel te beperken. Naasten en het bredere sociale netwerk (familie, vrienden, buren en/of collega’s) willen graag een bijdrage leveren aan dat herstelproces. Hoe zijn mensen met hersenletsel en de complexe gevolgen te begrijpen? Welke mogelijkheden zijn er om de naasten en het bredere sociale netwerk blijvend bij het herstel te betrekken? En hoe kan een steunend netwerk gevormd worden? In dit hoofdstuk zal kennis uit de vorige hoofdstukken toegespitst worden op steunende netwerken rond mensen met een hersenletsel. Hierbij wordt aangesloten bij het praktijkgericht onderzoek van de Wmo-werkplaats Utrecht
DOCUMENT
Factoren die mensen met overgewicht belemmeren om met een fysiek trainingsprogramma te beginnen Achtergrond: Bij overgewicht heeft lichaamsbeweging (bijvoorbeeld sportbeoefening) gunstige effecten op het behoud van gewicht(svermindering) en op verschillende aan overgewicht gerelateerde aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Ook is er een gunstige invloed gevonden op de psychische gezondheid. Desondanks is de drempel om meer te gaan bewegen voor mensen met overgewicht vaak hoog. Met behulp van het gezondheidsattitude model (Health Belief Model) kan daarvoor een mogelijke verklaring worden gevonden. Dit model (zie figuur) stelt dat het overgaan tot gezondheidsgedrag, hier in het bijzonder lichaamsbeweging, wordt bepaald door: 1) de dreiging (threat) die uitgaat van de aandoening (overgewicht), 2) de waargenomen gezondheidsvoordelen (benefits) als gevolg van het uitvoeren van het nieuwe gedrag (meer lichaamsbeweging, sporten) 3) de barrières (barriers) die ondervonden worden bij gedragsverandering en 4) factoren die motiveren tot het nieuwe gedrag (cues). Doel van het onderzoek: Meer inzicht te krijgen in de psychische factoren die mensen met overgewicht motiveren of belemmeren om te gaan deelnemen aan een sportprogramma. Methode: Deelnemers waren volwassenen met een BMI van meer dan 25 kg/m2, een leeftijd tussen 18 en 65 jaar en zonder aan overgewicht gerelateerde of andere (ernstige) aandoeningen waarvoor medische behandeling noodzakelijk was. Met vragenlijsten werd de door de deelnemers ervaren ernst van het overgewicht probleem (Pictorial Representation if Illness and Self Measure, PRISM-R2), de aan overgewicht gerelateerde kwaliteit van leven (Impact of Weight on Quality of Life, IWQOL-lite) en met beweging (Physical Exercise Belief Questionnaire, PEBQ) en overgewicht (Obesity Cognition Questionnaire, OCQ) samenhangende cognities gemeten. Resultaten: De respondenten uit een sportgroep (n=58) en de groep van niet-sporters (n=58) hadden een vergelijkbare BMI, leeftijd en opleidingsniveau. Ook het gemiddelde aantal pogingen om gewicht te verliezen en de leeftijd waarop het overgewicht ontstaan was, was voor de groepen hetzelfde. Er waren echter meer vrouwen in de sportgroep en de vaders van de sporters (maar niet de moeders) hadden minder vaak overgewicht. Sporters schatten de ernst van het overgewichtprobleem groter in dan niet sporters. Wat betreft barrières om te gaan sporten was er geen verschil in schaamte en de inschatting van de eigen sportiviteit. Wel had de sportgroep minder vrees voor letsel en zag vaker gezondheidsvoordelen van sporten. Verder schreven deelnemers uit de sportgroep overgewicht minder vaak toe aan lichamelijke of erfelijke oorzaken en was men optimistischer over de prognose van het overgewicht. Er waren nauwelijks verschillen in lichamelijke klachten en kwaliteit van leven tussen beide groepen. Conclusie: Passend in het gezondheidsattitude model, 1) ervaren sporters meer dreiging (ze ervaren hun overgewicht als een groter gezondheidsprobleem), 2) zien sporters meer gezondheidsvoordelen van lichaamsbeweging, 3) ervaren zij minder barrières (angst voor letsel, pessimistische cognities over de prognose en de overtuiging dat overgewicht vooral door lichamelijke factoren bepaald wordt), maar 4) vormen fysieke klachten geen belangrijke motiverende factor voor mensen die nog geen grote gezondheidsproblemen ervaren. Zowel bij individuele contacten als in voorlichtingscampagnes waarbij mensen met overgewicht worden gestimuleerd om meer te gaan bewegen, is het belangrijk deze factoren te herkennen, bespreekbaar te maken en te behandelen zodat de instroom in sportgroepen wordt bevorderd.
DOCUMENT
Hoofdstuk in Stilstaan om vooruit te komen. Deel 3: Perspectief burger in de rol van naaste en/of mantelzorger. Licht letsel met grote gevolgen Het is tien jaar geleden dat Chester (46) een hersenletsel kreeg als gevolg van een auto-ongeluk veroorzaakt door een dronken jongeling. Hoewel het letsel in medische zin ‘licht’ wordt genoemd zijn de gevolgen enorm groot. Chester kan zijn dagen niet goed invullen, hij kan taken niet afmaken en hij krijgt flinke woede-uitbarstingen als iets niet lukt naar zijn zin. Dat gebeurt meerdere malen per dag. Chester heeft problemen met het switchen tussen situaties. Hij wil bijvoorbeeld ’s morgens niet opstaan of, hij wil als hij eenmaal bij de televisie zit daar niet meer vandaan komen.
DOCUMENT
Sporters ervaren overgewicht als een groter gezondheidsprobleem, zien meer gezondheidsvoordelen van sporten en minder barrières (angst voor letsel, pessimistische cognities over de prognose en somatische oorzaak). Fysieke klachten zijn geen belangrijke motiverende factor bij mensen die nog geen gezondheidsprobleem ervaren.
DOCUMENT
Voor u ligt het derde boekje dat wij uitgeven naar aanleiding van de lezingenreeks ‘Kracht van Sport’. Het betreft de vijfde maal dat wij de reeks organiseren. De reeks startte in 2012 met het onderwerp; ‘Olympische Spelen in Nederland: Droom of Nachtmerrie?’, in 2013 gevolgd door ‘Kracht van Sport’ (boekje), in 2014 ‘Kracht van Sport: over de grens’, in 2015 ‘Kracht van Sport: de verbinding’ (boekje), en afgelopen voorjaar (2016) ‘Kracht van Aangepaste Sport’. Tijdens deze lezingenreeks komen verschillende doelgroepen binnen de aangepaste sport naar voren, deze onderwerpen zijn vastgesteld samen met vertegenwoordigers uit de revalidatie, geneeskunde en sport. De onderwerpen die aan bod komen zijn sporten met: niet-aangeboren hersenletsel, een gedragsstoornis, een lichamelijke beperking, een verstandelijke beperking, een visuele beperking en een auditieve beperking.
DOCUMENT