In de afgelopen jaren is er een steeds vroegere bijstelling te zien geweest van spelend leren naar een meer gestructureerde schoolse benadering. Eenzijdig de focus leggen op dergelijke vormen van ‘schools’ leren kan echter leiden tot negatieve effecten, omdat sommige jonge kinderen nog niet rijp zijn voor zo’n aanpak. Centraal in het onderzoek waarover hier verslag wordt gedaan, staat dan ook de vraag wat de rol is van de sociaal-emotionele en gedragsmatige ontwikkeling van jonge kinderen in relatie tot hun cognitieve leerprestaties. Met behulp van een in Nederland nog niet eerder toegepast observatie-instrument voor schoolrijpheid zijn sociaal-emotionele en gedragsmatige problemen in kaart gebracht bij kinderen in de groepen twee en drie van het basisonderwijs. Daarbij is gekeken naar de samenhang met hun feitelijke prestaties op gestandaardiseerde taal- en rekentoetsen uit het Cito-volgsysteem. De resultaten geven onderbouwing aan de stelling dat sommige leerlingen nog niet schoolrijp zijn, of anders gezegd: ze zijn nog niet toe aan het schoolse gestructureerde leren. Met name bij jongens kunnen problemen op het sociaal-emotionele of gedragsmatige vlak het leerproces negatief beïnvloeden. Vanuit dit perspectief is een herijking van het begrip schoolrijpheid op zijn plaats en lijkt een kritische reflectie van belang op de gestructureerde schoolse benadering in veel methoden voor de voor- en vroegschoolse educatie, want zeker niet alle doelgroepleerlingen zijn daar aan toe.
DOCUMENT
DOCUMENT
De afgelopen vijftien jaar zijn in Nederland diverse studies verricht naar de uitvoering en effectiviteit van programma’s op het gebied van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De daarmee tot nu toe behaalde resultaten zijn teleurstellend. Ter verklaring voor het uitblijven van effecten is in de onderzoeksliteratuur onder meer herhaaldelijk gewezen op het belang van een goede implementatie en monitoring van het programma, op het relatief open karakter van sommige programma’s waardoor enorm veel variatie in de uitvoering ontstaat, en op het probleem om in alle opzichten goede vergelijkingsgroepen te vormen. Naast deze verklaringen wordt in dit artikel gewezen op een aantal in Nederland nog te weinig onderkende en onderzochte verklarende factoren. Het gaat daarbij om belangrijke variabelen in relatie tot schoolrijpheid (readiness for school), te weten de kwaliteit van leidster/leerkracht-kindinteracties, gedragsmatige aspecten als aanpassings- en gedragsproblemen, en het belang van gezinsstructuur en gezinsopvoeding.
DOCUMENT