BACKGROUND: Secondary prevention of coronary artery disease (CAD) is increasingly provided by nurse-coordinated prevention programs (NCPP). Little is known about nurses' perspectives on these programs.AIM: To investigate nurses' perspectives/experiences in NCPPs in acute coronary syndrome patients.METHODS: Thirteen nurses from NCPPs in 11 medical centers in the RESPONSE trial completed an online survey containing 45 items evaluating 3 outcome categories: (1) conducting NCPP visits; (2) effects of NCPP interventions on risk profiles and (3) process of care.RESULTS: Nurses felt confident in counseling/motivating patients to reduce CAD risk. Interventions targeting LDL, blood pressure and medication adherence were reported as successful, corresponding with significant improvements of these risk factors. Improving weight, smoking and physical activity was reported as less effective. Screening for anxiety/depression was suggested as an improvement.CONCLUSIONS: Nurses acknowledge the importance and effectiveness of NCPPs, and correctly identify which components of the program are the most successful. Our study provides a basis for implementation and quality improvement for NCCPs.
Older adults experience visual problems owing to biological ageing or eye disease. In the Netherlands, the prevalence of visual impairments is the highest in the subgroup of nursing home residents (41.3%). These impairments influence quality of life in terms of limiting daily activities and participation in social activities. Furthermore, 63% of visual problems are defined as ‘avoidable blindness’. For this reason, screening of visual functioning in the nursing home is of major importance. Moreover, visual functioning should also be taken into account to prevent the incidence of falls.
OBJECTIVES: To determine the effectiveness of a proactive primary care program on the daily functioning of older people in primary care. DESIGN: Single-blind, three-arm, cluster-randomized controlled trial with 1-year follow-up. SETTING: Primary care setting, 39 general practices in the Netherlands. PARTICIPANTS: Community-dwelling people aged 60 and older (N = 3,092). INTERVENTIONS: A frailty screening intervention using routine electronic medical record data to identify older people at risk of adverse events followed by usual care from a general practitioner; after the screening intervention, a nurse-led care program consisting of a comprehensive geriatric assessment, evidence-based care planning, care coordination, and follow-up; usual care. MEASUREMENTS: Primary outcome was daily functioning measured using the Katz-15 (6 activities of daily living (ADLs), 8 instrumental activities of daily living (IADLs), one mobility item (range 0–15)); higher scores indicat greater dependence. Secondary outcomes included quality of life, primary care consultations, hospital admissions, emergency department visits, nursing home admissions, and mortality. RESULTS: The participants in both intervention arms had less decline in daily functioning than those in the usual care arm at 12 months (mean Katz-15 score: screening arm, 1.87, 95% confidence interval (CI) = 1.77–1.97; screening and nurse-led care arm, 1.88, 95% CI = 1.80–1.96; control group, 2.03, 95% CI = 1.9 –2.13; P = .03). No differences in quality of life were observed. CONCLUSION: Participants in both intervention groups had less decline than those in the control group at 1-year follow-up. Despite the statistically significant effect, the clinical relevance is uncertain at this point because of the small differences. Greater customizing of the intervention combined with prolonged follow-up may lead to more robust results.
Dit project richt zich op de ontwikkeling van de biotechnologische en chemische procesvoering om op basis van mycelium een alternatief voor leer te produceren. In vergelijking met leer is het voordeel van mycelium dat geen runderen nodig zijn, de productie kan plaatsvinden onder industriële condities en met gebruik van reststromen, de CO2 uitstoot alsook hoeveelheid afval verlaagd wordt, en het gebruik van toxische stoffen zoals chroom wordt vervangen door biobased alternatieven. In het project zullen de procescondities worden bepaald die leiden tot de vorming van optimaal mycelium. Daartoe zullen twee verschillende schimmels worden gekweekt in bioreactoren bij de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), waarbij specifiek de effecten van de procescondities (temperatuur, pH, shear, beluchting) en de samenstelling van het kweekmedium op groei van het mycelium en materiaal eigenschappen zullen worden onderzocht. De meest optimale condities zullen vervolgens worden opgeschaald. Op het op deze wijze verkregen materiaal zal Mylium BV een aantal nabehandelingsstappen uitvoeren om de sterkte, elasticiteit, en duurzaamheid van het product te vergroten. Daartoe worden biobased plasticizers, cross-linkers en/of flexibility agents gebruikt. Het resulterende eindproduct zal middels specifiek fysieke testen vergeleken worden met leer alsook worden voorgelegd aan mogelijke klanten. Indien beide resultaten positief zijn kan het betreffende proces na het project verder worden opgeschaald voor toepassing naar de markt.
Zorg op maat voor patiënten met het post-intensive care syndroom: Dankzij verbeteringen in de zorg overleven steeds meer Intensive Care (IC) patiënten een levensbedreigende ziekte. De keerzijde is dat steeds meer patiënten met langdurige lichamelijke en mentale klachten als gevolg van het Post-Intensive Care Syndroom (PICS) uit het ziekenhuis worden ontslagen. Positieve gezondheid: een nieuw concept met focus op de kracht en eigen regie van mensen: In 2012 introduceerde arts onderzoeker Huber een nieuwe definitie van gezondheid, namelijk “Gezondheid als het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven”. Het concept Positieve gezondheid bevordert persoonsgerichte zorg en sluit goed aan bij wat voor de patiënt belangrijk is. Patiënten na een IC opname willen thuis een eigen regie kunnen voeren: De meeste patiënten met PICS ontvangen na ontslag uit het ziekenhuis fysiotherapie bij een 1e lijns fysiotherapeut. Deze ontvangen niet alle noodzakelijke informatie van het ziekenhuis over het ziekteverloop van de patiënt en zijn onvoldoende bekend met de gevolgen van PICS. Feitelijk heeft het zorgveld te maken met een nieuw ziektebeeld waarvoor nog geen revalidatiebehandeling bestaat. De diversiteit aan klachten worden niet op een juiste manier geïnterpreteerd en/of in een logische volgorde geadresseerd in een behandelplan. Bij PICS komen de dimensies van het concept van Huber naar voren en zal de zorgverlener – primair de fysiotherapeut - in overleg met de patiënt de terreinen moeten identificeren waarop ondersteuning noodzakelijk is. Het doel van dit RAAK project is om in een Community of Practice van professionals, studenten en patiënten een transmuraal fysiotherapieprogramma te ontwikkelen om patiënten die met PICS naar huis worden ontslagen optimaal te ondersteunen. Aan het einde van het project is een fysiotherapieprogramma ontwikkeld voor PICS en geïmplementeerd volgens het concept ‘Positieve gezondheid’. Daarnaast is kennis over de behandeling van patiënten met PICS gedissemineerd binnen de 1e lijns fysiotherapie en het (post)HBO onderwijs.
Samenvatting RAAK project: Door verbetering van de kwaliteit van zorg leven mensen langer en wordt de populatie ouderen groter. Naar schatting krijgt 1 op de 20 ouderen te maken met mishandeling. Het is een maatschappelijk probleem waar nog altijd een groot taboe op rust. In de ambulancezorg en op de spoedeisende hulp (SEH) meldt zich een groot aantal ouderen. Dit maakt verpleegkundigen in de acute zorg tot poortwachters wat betreft het signaleren van ouderenmishandeling. Verpleegkundigen gaven echter aan niet te weten hoe ze ouderenmishandeling kunnen herkennen. Dit terwijl een melding en adequate opvolging daarvan kan voorkomen dat kwetsbare ouderen thuis of in een instelling onnodig (lang) lijden of gezondheidsschade oplopen. Het RAAK-project stelde zich tot doel ambulance- en SEH-verpleegkundigen te ondersteunen bij hun handelingsverlegenheid in het herkennen en melden van ouderenmishandeling met een drietal producten: signaleringsinstrument, protocol en e-learning. Door middel van literatuurstudie en veldraadpleging inventariseerden we beschikbare signaleringsinstrumenten en protocollen. Experts uit het werkveld waren intensief betrokken. De expertgroep had een multidisciplinaire samenstelling, waaronder: gespecialiseerde verpleegkundigen (ambulance, SEH en geriatrie), sociaal werkers, forensisch experts, ambulance- en SEH-artsen en medewerkers Veilig Thuis. Gezamenlijk ontwikkelden we een signaleringsinstrument, protocol en e-learning toegesneden op het herkennen van ouderenmishandeling in de specifieke context van de acute zorgketen. In een pilot in de ambulancezorg en op de SEH-afdeling testten we het screeningsinstrument, protocol en de e-learning op bruikbaarheid. Het project resulteerde in de beoogde drie producten, waarmee verpleegkundigen in de acute zorg hun handelingsbekwaamheid en bewustwording over ouderenmishandeling vergrootten en leerden signaleren en melden. Op basis van de evaluaties verrichtten we enkele aanpassingen aan de producten. Daarnaast schreven we een implementatieplan, eveneens gebaseerd op ervaringen in de pilot. De verspreiding, invoering en toepassing van de opbrengsten uit het project vindt plaats via de consortiumpartners, beroepsverenigingen en de Hbo-opleidingen verpleegkunde (HBOV), sociaal werk (HBOSW) en medisch hulpverlener (BMH). Doel Top-up aanvraag: Het doel van het Top-up project is om voor 1 maart 2019 een kort onderwijsprogramma te ontwikkelen conform de visie van flipped classroom met drie didactische werkvormen inclusief gevarieerde casuïstiek om vroegtijdige signalering van ouderenmishandeling in de acute zorgketen te bevorderen en de eerder ontwikkelde kennis uit het RAAK project op toegankelijke wijze te verspreiden. De oefensituaties voor het onderwijs en professionals uit de praktijk worden ontwikkeld in nauwe samenwerking met studenten, docenten, onderzoekers en professionals, zodat het onderwijsprogramma nauw aansluit bij hun behoeften. Daarnaast beogen we met de gekozen didactische werkvormen in het onderwijsprogramma de student en professional te prikkelen om de kennis uit het RAAK project op uitdagende en praktische wijze tot zich te nemen. Door laagdrempelige, op de praktijk toegesneden producten te maken gebaseerd op kennis uit het praktijkgericht onderzoek verwachten we deze nieuwe kennis beter te verspreiden en te borgen in het onderwijs en praktijk. Daarmee zullen verpleegkundigen en sociaal werkers hoog risico situaties en vermoedens van ouderenmishandeling eerder herkennen en melden, zodat beter passende hulp voor de oudere en naaste gezocht kan worden.