Using path analysis, the present study focuses on the development of a model describing the impact of four judgments of self-perceived academic competence on higher education students' achievement goals, learning approach, and academic performance. Results demonstrate that academic self-efficacy, self-efficacy for self-regulated learning, academic self-concept, and perceived level of understanding are conceptually and empirically distinct self-appraisals of academic competence which have a different impact on student motivation, learning, and academic performance. Furthermore, the current study suggests that students reflecting high scores on the four measures of self-perceived competence, are more persistent, more likely to adopt mastery and/or performance approach goals, less anxious, process the learning material at a deeper level, and achieve better study results. However, this study also warns that high self-perceived competence (e.g., perceived level of understanding), if not accompanied by a mastery goal orientation, can turn into overconfidence resulting in lower persistence levels and poorer study results.
LINK
The present study aimed to develop a football-specific self-report instrument measuring self-regulated learning in the context of daily practice, which can be used to monitor the extent to which players take responsibility for their own learning. Development of the instrument involved six steps: 1. Literature review based on Zimmerman's (2006) theory of self-regulated learning, 2. Item generation, 3. Item validation, 4. Pilot studies, 5. Exploratory factor analysis (EFA), and 6. Confirmatory factor analysis (CFA). The instrument was tested for reliability and validity among 204 elite youth football players aged 13-16 years (Mage = 14.6; s = 0.60; 123 boys, 81 girls). The EFA indicated that a five-factor model fitted the observed data best (reflection, evaluation, planning, speaking up, and coaching). However, the CFA showed that a three-factor structure including 22 items produced a satisfactory model fit (reflection, evaluation, and planning; non-normed fit index [NNFI] = 0.96, comparative fit index [CFI] = 0.95, root mean square error of approximation [RMSEA] = 0.067). While the self-regulation processes of reflection, evaluation, and planning are strongly related and fit well into one model, other self-regulated learning processes seem to be more individually determined. In conclusion, the questionnaire developed in this study is considered a reliable and valid instrument to measure self-regulated learning among elite football players.
DOCUMENT
Self-efficacy is een belangrijk begrip uit de sociaal cognitieve theory van Bandura (1997) en duidt op het geloof dat mensen hebben in hun kunnen om een bepaalde taak in een toekomstige situatie succesvol uit te voeren. Self-efficacy van leraren duidt op het geloof van leraren in hun kunnen om het leren van studenten positief te beïnvloeden. Leraren met een hoge mate van self-efficacy hebben een sterkere positieve invloed op de prestaties, de motivatie en schoolattitude van leerlingen, dan leraren met een lage mate van self-efficacy. Daarom is het van belang dat lerarenopleidingen aandacht besteden aan het ontwikkelen van self-efficacy bij hun studenten. Omdat binnen het competentiegerichte opleiden van leraren assessments een belangrijke plaats innemen, wordt in deze dissertatie onderzocht hoe assessment de self-efficacy van studenten beïnvloedt en hoe vervolgens de lerarencompetenties worden beïnvloed. Allereerst is onderzocht van welke factoren binnen het hoger onderwijs is gebleken dat deze de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Hieruit bleek dat de self-efficacy van studenten wordt verhoogd als zij succeservaringen opdoen en als zij verbaal worden ondersteund door hun omgeving. Van deze bevindingen zijn 2 factoren afgeleid die van kenmerkend zijn voor een competentie assessment en die in deze dissertatie nader worden onderzocht. De eerste factor is de authenticiteit van een assessment, dit duidt op de mate waarin tijdens een assessment zaken worden getoetst die belang zijn voor het beroep van leraar. De tweede factor is de feedback die aan studenten wordt verstrekt tijdens het assessment. Om de invloed van deze factoren op de self-efficacy van studenten te kunnen meten, is er een self-efficacy vragenlijst ontwikkeld, specifiek gericht op 1e jaarstudenten van een lerarenopleiding. Omdat studenten in het 1e jaar werken aan de ontwikkeling van 6 competenties, is het instrument bedoeld om de self-efficacy van studenten met betrekking tot de zes lerarencompetenties (interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch, samenwerking met collega’s en reflectie en ontwikkeling) te diagnosticeren. Uit studie twee bleek dat de vragenlijst voldoende betrouwbaar en valide is om het diagnostisch instrument te gebruiken tijdens de begeleiding van studenten. Tevens kwam uit deze studie enig bewijs voor de stelling dat studenten aan een lerarenopleiding beginnen met een globale ongedifferentieerde self-efficacy, en dat als zij ervaringen opdoen met lesgeven er een verdere differentiatie van hun self-efficacy plaatsvindt. In de derde studie werd de kernvraag van deze dissertatie onderzocht. Hieruit bleek dat naarmate de studenten, de prestatie die zij bij het assessment moeten leveren als authentieker ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy van de 6 competenties beïnvloedt. Verder bleek dat naarmate studenten de kwaliteit van de verstrekte feedback als hoger ervaren, des te sterker dit hun self-efficacy op 4 van deze 6 competenties beïnvloedt. Tenslotte bleek uit deze studie dat de genoemde assessment-factoren de leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties indirect beïnvloeden, dit houdt in dat de assessmentfactoren de self-efficacy van studenten beïnvloeden en dat de self-efficacy van studenten vervolgens van invloed is op leerresultaten van studenten op de lerarencompetenties. In de vierde studie zijn enkele resultaten uit de derde studie diepgaand onder de loep genomen. Door een aantal studenten te interviewen is onderzocht hoe de ervaringen die studenten opdoen tijdens een assessment bijdragen aan hun self-efficacy. Hieruit bleek dat de genoemde assessmentfactoren tijdens zowel de voorbereidingsfase, de interviewfase als de feedbackfase van het portfolio competentie assessment, de self-efficacy van studenten positief beïnvloeden. Voortkomend uit de onderzoeksresultaten, worden op het einde van de dissertatie enkele adviezen voor lerarenopleidingen beschreven.
DOCUMENT
DOEL. De laatste jaren zijn er nieuwe vormen van praktijkleren ontwikkeld binnen verpleegkundige opleidingen. Het doel van deze studie is onderzoeken of stage lopen binnen een krachtige leeromgeving leidt tot een sterkere ontwikkeling van ervaren self-efficacy bij hbo-verpleegkundestudenten dan stage lopen in een reguliere omgeving. METHODE. Een quasi experimenteel design (non-equivalent pretest-posttest control group) is toegepast, waarbij gebruik is gemaakt van de General Self Efficacy scale (GSE). De populatie bestaat uit hbo-v-stagiaires (n = 109 meting 1, n = 92 meting 2). Respondenten zijn onderverdeeld in studenten stage lopend binnen krachtige leeromgevingen en studenten stage lopend binnen reguliere stageomgevingen. Verschilscores op de GSE zijn voor beide groepen getoetst op significantie via t-toetsen. RESULTAAT. Studenten binnen krachtige leeromgevingen vertonen als totale groep en gedifferentieerd naar stage-ervaring op meer items van de GSE significante toename dan studenten binnen reguliere stageomgevingen. CONCLUSIE EN DISCUSSIE. Stage lopen binnen een krachtige leeromgeving lijkt in grotere mate bij te dragen aan de ontwikkeling van ervaren self-efficacy van hbo-verpleegkundestudenten. Het meten van self-efficacy binnen leeromgevingen is een aanvulling op bestaande uitkomstmaten voor het meten van effecten voor studenten. Verder onderzoek naar de relatie tussen de bronnen van self-efficacy en krachtige leeromgevingen binnen verpleegkundige opleidingen wordt aanbevolen.
DOCUMENT
Higher education is making increasing demands on students’ learner-agency and self-directed learning. What exactly are learner agency and self-directed learning? Why are they important? And what does it take? The aim of the five questions and answers on this poster is to support a common language and to be used as conversation starters when you want to discuss learner-agency and self-directed learning.
DOCUMENT
Earlier research argues that educational programmes based on social cognitive theory are successful in improving students’ self-efficacy. Focusing on some formative assessment characteristics, this qualitative research intends to study in-depth how student teachers’ assessment experiences contribute to their self-efficacy. We interviewed 15 second year student teachers enrolled in a competence based teacher educational programme. Thematic content analysis results reveal that the assessment characteristics ‘authenticity’ and ‘feedback’ exert a positive influence on student teachers self-efficacy during all phases of the portfolio competence assessment. The results provide a fine-grained view of several types of self-efficacy information connected with these assessment phases.
DOCUMENT
Currently, various higher education (HE) institutes develop flexible curricula for various reasons, including promoting accessibility of HE, the societal need for more self-regulated professionals who engage in life-long learning, and the desire to increase motivation of students. Increasing flexibility in curricula allows students to choose for example what they learn, when they learn, how they learn, where they learn, and/or with whom. However, HE institutes raise the question of what preferences and needs different stakeholders have with regard to flexibility, so that suitable choices can be made in the design of policies, curricula, and student support programs. In this workshop, we focus on student preferences and share recent insights from research on HE students' preferences regarding flexible education. Moreover, we use participants’ expertise to identify new (research) questions to further explore what students’ needs imply for several domains, namely curriculum-design, student support that is provided by educators/staff, policy, management, and the professional field. Firstly, a conceptual framework on flexible education and student’s preferences will be presented. Secondly, participants reflect in groups on student personas. Then, discussion groups have a Delphi-based discussion to collect new ideas for research. Finally, participants share the outcomes on a ‘willing wall’ and a ‘wailing wall’.
MULTIFILE
Background: In the Netherlands, the distinction between Bachelor degree and diploma nursing educational levels remains unclear. The added value of Bachelor degree nurses and how they develop professionally after graduation are subject to debate. Objectives: The aim of this study is to investigate whether Bachelor degree nurses have higher critical thinking skills than diploma nurses do and whether there is a positive relationship between higher critical thinking skills and self-efficacy beliefs. Outcomes might provide instruments that are helpful in positioning of nursing levels in education and practice. Participants: Questionnaire data were used of a sample of 95 registered mental health staff nurses (62 diploma nurses and 33 Bachelor degree nurses). Methods: First, ANOVAwas performed to testwhether the two groupswere comparablewith respect to elements of work experience. Second, t-tests were conducted to compare the two groups of nurses on self-efficacy, perceived performance and critical thinking outcomes. Third, relationships between the study variables were investigated. Finally, structural equation modelling using AMOS was applied to test the relationships. Results: The hypothesis that Bachelor degree nurses are better critical thinkers than diploma nurseswas supported (pb0.01). Years in function turned out to be positively related to self-efficacy beliefs (pb0.01). No significant relation was found between the level of education and self-efficacy beliefs. Conclusions: The results of this study support career development and facilitate more efficient positioning of nursing levels.
DOCUMENT
Het hbo kampt met gering studiesucces van studenten in termen van studievoortgang, uitval en gepercipieerde competentie. Welke maatregelen kan het hbo nemen? Deze bijdrage, gebaseerd op het proefschrift ‘One size fits all?’, gaat over leerpsychologische factoren en interactionalistische factoren waaruit studiesucces in het eerste jaar hbo kan worden verklaard. Het proefschrift laat zien hoe vele variabelen samenhangen met studiesucces. Met behulp van lineair structurele modellen doet de auteur voorzichtige uitspraken over de effecten die factoren op elkaar en op studiesucces (uitval, studievoortgang en gepercipieerde competentie) hebben. Van de leerpsychologische factoren hadden zelfvertrouwen en motivatie-aspecten (intrinsieke motivatie en procrastinatie) de sterkste samenhang met studiesucces. Vanuit interactionalistisch perspectief was intentie om te blijven de meest cruciale factor. De samenhangen met studiesucces van andere factoren uit beide benaderingen waren gering (diepgaand leren) of fluctueerden sterk per model en per groep (zelfregulatie, self-efficacy; sociale en academische integratie tevredenheid met actief leren en academische kennis en vaardigheden, contacturen, zelfstudie). Vele factoren spelen een rol, die bovendien naar achtergrondkenmerken (geslacht, vooropleiding, etniciteit, discipline) verschillend met elkaar samenhangen. Ook hebben verschillende factoren niet dezelfde, maar eerder tegenstrijdige effecten op concurrerende leeruitkomsten, zoals het behalen van credits en het verwerven van competentie. Het resultaat is niet een kookboek met pasklare recepten voor het oplossen van het rendementsprobleem. Voor de onderwijspraktijk (instellingen, opleidingen, docenten) zijn dat belangrijke inzichten waarmee meer gedaan kan worden. Meer onderzoek blijft gewenst naar de interactie tussen factoren uit verschillende verklaringsmodellen en -theorieën naar de effecten van rendementsmaatregelen.
DOCUMENT
Agency (stuurkracht) betreft de mogelijkheid om doelbewust en reflectief eigen gedrag, gedachten en de omgeving te beïnvloeden (Bandura, 2018). Het is een sleutelcapaciteit voor een leven lang leren (Biesta & Tedder, 2007). In het hoger onderwijs kunnen we studenten hierop voorbereiden door hen te laten oefenen met het reguleren en sturen van hun leren (OECD, 2018). Onderwijsinnovaties spelen hierop in met open en flexibele leeromgevingen, maar niet alle studenten kunnen omgaan met autonomie en hun leren sturen (De Bruin & Verkoeijen, 2022; Van Casteren et al., 2021). Doel van dit onderzoek is om zicht te krijgen op factoren die student agency beïnvloeden om interventies te ontwikkelen die student agency in de leeromgeving stimuleren.
DOCUMENT