The age estimation of biological traces is one of the holy grails in forensic investigations. We developed a method for the age estimation of semen stains using fluorescence spectroscopy in conjunction with a stoichiometric ageing model. The model describes the degradation and generation rate of proteins and fluorescent oxidation products (FOX) over time. The previously used fluorimeter is a large benchtop device and requires system optimization for forensic applications. In situ applications have the advantage that measurements can be performed directly at the crime scene, without additional sampling or storage steps. Therefore, a portable fiber-based fluorimeter was developed, consisting of two optimized light-emitting diodes (LEDs) and two spectrometers to allow the fluorescence protein and FOX measurements. The handheld fiber can be used without touching the traces, avoiding the destruction or contamination of the trace. In this study, we have measured the ageing kinetics of semen stains over time using both our portable fluorimeter and a laboratory benchtop fluorimeter and compared their accuracies for the age estimation of semen stains. Successful age estimation was possible up to 11 days, with a mean absolute error of 1.0 days and 0.9 days for the portable and the benchtop fluorimeters, respectively. These results demonstrate the potential of using the portable fluorimeter for in situ applications.
DOCUMENT
Semen traces are considered important pieces of evidence in forensic investigations, especially those involving sexsual offenses. Recently, our research group developed a fluorescence-based technique to accurately determine the age of semen traces. However, the specific compounds resonsible for the fluoresescent behaviour of ageing semens remain unknown. As such, in this exploratory study, the aim is to identify the components associated with the fluorescent behavior of ageing semen traces. In this investigation semen stains and various biofluorophores commonly found in body fluids were left to aged for 0, 2, 4, 7, 14 and 21 days. Subsequently, thin-layer chromatography (TLC) and ultra-performance liquid chromatography (UPLC) mass spectrometry were performed to identify the biofluorophores present in semen. Several contributors to the autofluorescence could be identified in semen stain, these include tryptophan, kynurenine, kynurenic acid, and norharman. The study sheds light on the.
DOCUMENT
Knowledge of the time of deposition is pivotal in forensic investigations. Recent studies show that changes in intrinsic fluorescence over time can be used to estimate the age of body fluids. These changes have been attributed to oxidative modifications caused by protein–lipid interactions. This pilot study aims to explore the impact of these modifications on body fluid fluorescence, enhancing the protein–lipid model system for age estimation. Lipid and protein oxidation markers, including protein carbonyls, dityrosine, advanced glycation end-products (AGEs), malondialdehyde (MDA), and 4-hydroxynonenal (HNE), were studied in aging semen, urine, and saliva over 21 days. Surface plasmon resonance imaging (SPRi), enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA), and fluorescence spectroscopy were applied. Successful detection of AGE, dityrosine, MDA, and HNE occurred in semen and saliva via SPRi, while only dityrosine was detected in urine. Protein carbonyls were measured in all body fluids, but only in saliva was a significant increase observed over time. Additionally, protein fluorescence loss and fluorescent oxidation product formation were assessed, showing significant decreases in semen and saliva, but not in urine. Although optimization is needed for accurate quantification, this study reveals detectable markers for protein and lipid oxidation in aging body fluids, warranting further investigation.
MULTIFILE
Reclassering Leger des Heils (LdH) in Eindhoven en Openbaar Ministerie (OM) arrondissement Oost Brabant starten een tweejarig experiment waarin de mogelijkheden voor effectieve(re) vormen van toezicht worden onderzocht. Hiertoe wordt o.a. minder nadruk gelegd op vastgelegde kaders (bijzondere voorwaarden) en meer ruimte gegeven aan de professional om maatwerk te leveren.
Reclassering Leger des Heils (LdH) in Eindhoven en Openbaar Ministerie (OM) arrondissement Oost Brabant starten een tweejarig experiment waarin de mogelijkheden voor effectieve(re) vormen van toezicht worden onderzocht. Hiertoe wordt o.a. minder nadruk gelegd op vastgelegde kaders (bijzondere voorwaarden) en meer ruimte gegeven aan de professional om maatwerk te leveren.Doel Het onderzoek beoogt in kaart te brengen wat de ervaringen zijn van de reclasseringswerkers, het openbaar ministerie, zorgpartners en andere betrokkenen, welke eventuele belemmeringen zich daarbij in de praktijk voordoen en in hoeverre deze werkwijze bijdraagt aan de effectiviteit van het toezicht. Resultaten Door het experiment te volgen willen we inzichtelijk maken of en op welke manier het experiment bijdraagt aan de effectiviteit van reclasseringstoezichten voor reclassenten met meervoudige problematiek en op basis hiervan aanbevelingen doen. Looptijd 01 september 2022 - 31 december 2024 Aanpak Observeren van projectbijeenkomsten van het LdH Interviews op twee momenten met reclasseringswerkers en zorgpartners Interviews met officieren van justitie en rechters Gestructureerde evaluatie met reclassenten Data-onderzoek naar het aantal en aard geadviseerde en opgelegde voorwaarden en aantal en aard aanwijzingen aan reclassenten Literatuuronderzoek
Per jaar worden ruim 80.000 mensen in Nederland opgenomen op een Intensive Care (IC) afdeling. Dit zorgt voor veel angst, stress en machteloosheid bij patiënten en hun naasten. Ongeveer de helft van de patiënten heeft na een IC-opname langdurige en zelfs blijvende klachten op lichamelijk, cognitief, psychisch en maatschappelijk vlak, het Post-Intensive-Care-Syndroom (PICS). Ook familie/naasten ervaren vaak negatieve gevolgen als angst en stress, PICS-Familie. Door familie tijdens de IC-opname te laten participeren kan deze angst en machteloosheid verminderen en hen voorbereiden op een rol als mantelzorger. Momenteel wordt familieparticipatie op de IC zeer gevarieerd toegepast, mede afhankelijk van de individuele verpleegkundige, naaste of omstandigheden van patiënt of afdeling. Om familieparticipatie te stimuleren is in een eerder project een werkwijze/keuzemenu ontwikkeld dat professionals helpt naasten uit te nodigen te participeren. Deze is toepasbaar gebleken voor zowel professionals, naasten als patiënten. Er is echter niets bekend over de effectiviteit en veiligheid van familieparticipatie op de IC. Deze onduidelijkheid en gebrek aan evidence over effectiviteit maakt IC-professionals handelingsverlegen en terughoudend het keuzemenu te gebruiken. Zij hebben gevraagd hen te ondersteunen zodat ze bewezen effectieve handvatten krijgen om familieparticipatie in de basiszorg op de IC in te zetten. Volgens een stepped wedge design wordt op 6 IC’s in Nederland na training het keuzemenu geïmplementeerd. Effectmaten zijn tevredenheid bij familie, patiënten en professionals, veiligheid, patiëntuitkomsten, impact en benodigde tijd. Dit project levert een evidence based werkwijze voor professionals, die getest is op toepasbaarheid, effectiviteit en veiligheid. Daarmee kan familie in een spannende omgeving op de IC participeren in de zorg en wordt de handelingsverlegenheid van IC-professionals om familie daartoe uit te nodigen opgeheven. In dit project werken HAN samen met 6 IC’s in Nederland, de beroepsvereniging voor IC verpleegkundigen, patiëntenorganisatie IC Connect/FCIC en 2 kennispartners. Alle partners verspreiden ontwikkelde kennis en producten via hun netwerk.