ACHTERGROND: Familieleden die mantelzorg verlenen aan patiënten met een ernstige psychische aandoening ervaren emotionele belasting en rapporteren een hogere incidentie van psychische klachten vergeleken met de algemene populatie. Zij geven aan dat ze onvoldoende zijn voorbereid op het verlenen van de noodzakelijke praktische en emotionele steun aan deze patiënten. Om in deze behoeften te voorzien is de MAT-training opgezet, een trainingsprogramma interactievaardigheden voor mantelzorgers. Dit onderzoek hanteert een pre-posttestopzet. Op basis hiervan werd het effect van de training op het gevoel van competentie (eigen-effectiviteit) van de mantelzorgers onderzocht en de mate van belasting die zij ervoeren. METHODEN: Aan de training namen 100 personen deel die mantelzorg verleenden aan een familielid. Zij werden geworven binnen drie instellingen voor geestelijke gezondheidszorg. De mate van belasting werd vastgesteld met behulp van de Involvement Evaluation Questionnaire, een vragenlijst die de betrokkenheid meet. De mate van eigen-effectiviteit werd gemeten met behulp van de Self-Efficacy Questionnaire. Aan de hand van de variantieanalyse met herhaalde metingen (RM-ANOVA) werd onderzocht of trainingsdeelname iets veranderde aan de mate waarin deze mantelzorgers belasting en eigen-effectiviteit ervoeren. Aan de hand van de Pearson-correlatie werd gekeken naar het verband tussen eigen-effectiviteit en belasting. RESULTATEN: Uit de resultaten blijkt dat na de training de mate van eigen-effectiviteit na verloop van tijd significant toenam (p<0,001) en dat de mate van belasting significant afnam (p<0,001). Tegen de verwachting in bleek er echter geen verband te bestaan tussen een toename in de mate van eigen-effectiviteit en een afname in de mate van belasting. De mantelzorgers hadden veel waardering voor de training. CONCLUSIE: Familieleden die mantelzorg verlenen aan patiënten met een ernstige psychische aandoening ervoeren een groter gevoel van competentie en een significante afname van de mate van belasting na het volgen van het trainingsprogramma. De training werd erg gewaardeerd en bleek te voorzien in de behoefte van mantelzorgers aan de vereiste vaardigheden in complexe mantelzorgsituaties. Dit artikel is een vertaling van ‘Evaluation of an interaction-skills training for reducing the burden of family caregivers of patients with severe mental illness: a pre-posttest design’, van Yasmin Gharavi et al., BMC Psychiatry 2018;18:84.
DOCUMENT
Gezonde School-adviseurs (GSA) van de GGD ondersteunen scholen bij het implementeren van de Gezonde School-aanpak. Omdat iedere school uniek is, is een contextgerichte manier van ondersteunen noodzakelijk. Om GSA’s bewust te maken van en aan te moedigen om te werken met zo’n contextgerichte aanpak is een training ontwikkeld. Wij beschrijven hoe deze training door middel van cocreatie tot stand is gekomen en reflecteren op dit proces. Het ontwikkelproces bestond uit drie fasen: 1) inventarisatie van taken en behoeften van GSA, 2) ontwikkeling van de training, en 3) een pilottest van de training. Alle fasen hebben plaatsgevonden in cocreatie tussen onderzoekers, GSA’s uit de praktijk en het landelijke programmateam Gezonde School. Evaluatie van de twee gehouden pilots laat zien dat de ontwikkelde training goed wordt ontvangen (algemeen rapportcijfer: respectievelijk 7,4 en 8,4). Een reflectie op het ontwikkelingsproces laat zien hoe groot het belang is van cocreatie gedurende het gehele proces. Hierdoor kon continu rekening worden gehouden met de dagelijkse praktijk van de GSA’s en hun wensen en behoeften. Ook kon er zo voor gezorgd worden dat de training goed aansluit bij het huidige landelijke deskundigheidsbevorderingsaanbod voor GSA’s en de Gezonde School-aanpak in het algemeen.
DOCUMENT
Studies uit binnen- en buitenland hebben laten zien dat de staf in de voor- en vroegschoolse periode relatief sterk is in emotionele ondersteuning van jonge kinderen maar duidelijk zwakker bij didactische ondersteuning. In een gecontroleerde experimentele studie onderzochten we de effecten van training voor pedagogisch medewerkers gericht op het verbeteren van de proceskwaliteit, in drie condities: een intensieve vve-variant, video interactiebegeleiding en een combinatie hiervan. De vve-training verbeterde de vaardigheden van de staf bij de didactische ondersteuning. De video- interactiebegeleiding bleek effectief in het verbeteren van de begeleiding tussen kinderen. Een micro-analyse van de interacties tussen de staf en de kinderen liet differentiële effecten zien van beide trainingen. De positieve resultaten uit deze studie onderstrepen het belang van gestructureerde en intensieve trainingen voor het versterken van de educatieve vaardigheden van pedagogisch medewerkers, met aandacht voor intensieve coaching op de werkvloer en video-feedback.
DOCUMENT