Wat is de rol van prijs in duurzaam consumentengedrag? ‘Omdat het te duur is’ is een veelgehoord argument wanneer mensen wordt gevraagd waarom ze geen duurzame producten kopen. Maar is dat werkelijk zo, of is dit een makkelijk alibi van mensen om niet hun gedrag te hoeven veranderen? We zijn over het algemeen niet bepaald armlastig in de westerse wereld, dus is het werkelijk een gebrek aan geld, of is er een andere oorzaak van dit gedrag? Om daar een uitspraak over te kunnen doen, hebben we de literatuur onderzocht op de relatie tussen prijs en duurzaamheid. Overall conclusie: een bepaalde groep mensen geeft in onderzoeken aan best bereid te zijn om meer te betalen voor duurzamere oplossingen, tot wel 29%. Maar sociale wenselijkheid speelt daarbij waarschijnlijk een grote rol. Want gezien het nog geringe marktaandeel van duurzame producten is de realiteit weerbarstiger. De meerderheid van de mensen is kennelijk nog niet zodanig overtuigd van de meerwaarde dat ze er ook extra geld voor over hebben. Dit document is opgedeeld in twee secties: 1. sectie 1 beschrijft een analytische beschouwing van de literatuur. Dit onderzoek schetst de ontwikkeling van de artikelen die tot dusverre gepubliceerd zijn over bereidheid van consumenten om een meerprijs te betalen voor duurzame producten; 2. sectie 2 beschrijft een inhoudelijke beschouwing van een selectie van de literatuur: specifiek artikelen die (experimenteel) onderzoek beschrijven naar de willingness to pay voor duurzame producten en diensten.
Wat zijn de mogelijkheden voor de decentrale verwerking van organische reststromen? Levert het lokaal verwerken van materialen als gft, snoeiafval, horeca-afval en gewasresten in brede zin meer op dan afvoer naar grootschalige verwerkers? Die vraag staat centraal in het project RE-ORGANISE, geleid door de Hogeschool van Amsterdam in samenwerking met verschillende kennispartners en ondernemers. Twee Amsterdamse stadslandbouwlocaties fungeren hierbij als onderzoekscases: Tuinen van West (grenzend aan de wijken Geuzenveld en Osdorp) en NoordOogst (in Amsterdam Noord). Er is gekozen voor stadslandbouwlocaties omdat hier organische reststromen vrijkomen, en er tegelijk behoefte is aan de producten die uit deze reststromen gemaakt kunnen worden.In juli 2017 zijn drie deelproducten opgeleverd van het eerste jaar van onderzoek. Deze casusbeschrijving van Noordoogst is er daar een van; verder is er een casusbeschrijving van de Tuinen van West beschikbaar, en een rapport over de ontwikkeling van technologische concepten voor het hergebruik van organische reststromen. In de casusbeschrijvingen wordt de aanwezigheid en het gebruik van organische reststromen beschreven voor de betreffende locatie. Basis hiervoor vormen ruim 38 interviews met ondernemers en belanghebbenden in beide gebieden, en twee workshops waarin werd nagedacht over het verbeteren van het gebruik van deze reststromen.
Een ideaal varkenshouderijsysteem is tegelijk zeer milieu- en zeer diervriendelijk en levert een goed bedrijfsresultaat voor de ondernemers. ZON varkens is een nieuw varkenshouderijconcept dat deze integrale duurzaamheid wil realiseren: in het landschap inpasbare, kleine stallen; drie dierenwelzijnssterren van de Dierenbescherming en een combinatie van technieken om emissies van ammoniak en broeikasgassen te minimaliseren, via innovaties in de voerstroom en het mestmanagement. Waar het basisconcept inmiddels ontwikkeld is, zijn er op verschillende aspecten nog keuzes en aanpassingen mogelijk om de balans tussen de milieuscore, dierenwelzijn en bedrijfsresultaat te optimaliseren. Twee bij het concept betrokken bedrijven en een agro-kenniscoöperatie uit dezelfde regio (Achterhoek) hebben Aeres Hogeschool Dronten benaderd om gezamenlijk een studie te doen naar de huidige milieuscore, de mogelijke verbeterpunten en de beste balans. De methode Levenscyclusanalyse vormt de basis van de studie. Omdat er gebruik gemaakt zal worden van LCA-modellen zoals Feedprint van Wageningen University & Research (WUR) is WUR ook betrokken als externe kennispartij. De onderzoeksvragen zijn: 1: Hoeveel beter scoort het ZON Varkens-concept op emissies van broeikasgassen en ammoniak, vergeleken met het gemiddelde gangbare en biologische houderijsysteem? (Dit betreft het doorrekenen van het basisconcept.) 2: Welke aanpassingen in voeder- en mestmanagement, mestbewerking/verwerking en mestafzet geven de optimale balans tussen milieuresultaat, dierenwelzijn en bedrijfsresultaat? (Dit betreft het doorrekenen van varianten (scenario’s)). Deze hoofdvraag kent een aantal deelvragen, waarbij eerst de mogelijke aanpassingen worden geïnventariseerd, daarna scenario’s worden gebouwd en doorgerekend, waarna ten slotte samen met de betrokken bedrijven en op basis van hun waarden en gewenste marktpositie de optimale balans wordt bepaald. Het gebruik van de LCA-methode voor het maken van duurzaamheidsafwegingen in een nieuw houderijconcept is relevant in het kader van kringlooplandbouw, het stikstof- en klimaatbeleid en kan in de toekomst breder worden ingezet.
Op Aeres mbo Barneveld worden tijdens de praktijklessen volop dieren gehanteerd door de ruim 2000 mbo-studenten die dierverzorgingsopleidingen volgen. Het practoraat Dierenwelzijn- en gezondheid kreeg een vraag vanuit een dierspecialist om te inventariseren wat het hanteren van dieren tijdens praktijklessen doet met de mentale gezondheid van de studenten en vervolgens hoe de houding, gedachten en gedrag van studenten t.o.v. dierenwelzijn beïnvloed wordt door deze mens-dier interacties. Vermoed wordt dat het hanteren van dieren een positieve invloed heeft op de gemoedstoetstand van de studenten. Toenemende empathie bij de studenten zou kunnen leiden tot een drive om dierenwelzijn beter te waarborgen. Bij praktijkpartners bleek een vergelijkbare vraag te liggen over veranderingen in houding, gedachten en gedrag van studenten t.o.v. dierenwelzijn na het doorlopen van een stage. Dit praktijkonderzoek is een samenwerking tussen Aeres mbo Barneveld, Aeres hbo Dronten, twee dierentuinen (Ouwehands Dierenpark Rhenen en Dierenpark Amersfoort) en een kinderboerderij (kinderboerderij de Brink in Zeist). Samen verkennen wij in hoeverre het omgaan met dieren waarneembare veranderingen in houding, gedachten of gedrag t.o.v. dierenwelzijn teweeg brengt bij studenten. De onderzoeksvraag luidt “Wat is het effect van interactie met dieren op de houding, gedachten en gedrag t.o.v. dierenwelzijn van dierverzorgingsstudenten? Om antwoord te geven op de onderzoeksvraag worden studenten voor en na hun interacties met dieren geobserveerd en bevraagd. Verwacht wordt dat de student-dier interacties leiden tot veranderingen in houding, gedachten en/of gedrag bij de betrokken. Vervolgonderzoek gericht op welke veranderingen in houding, gedachten en/of gedrag waarneembaar zijn bij klanten en/of bezoekers ligt in het verschiet.
Bij de verwerking van aardappelen en andere agrarische producten komen grote hoeveelheden schillen vrij, die nu nog slechts een laagwaardige bestemming krijgen. In deze schillen is onder andere een fractie eiwitten aanwezig. De vleesvervangers-industrie is geïnteresseerd in dergelijke eiwitten uit plantaardige reststromen als functionele grondstof voor vegetarische producten. Om het gebruik van eiwit uit agrarische reststromen mogelijk te maken is onderzoek nodig naar technische en de economische aspecten rond het extraheren van het eiwit. Aardappelverwerker Schaap Holland, adviesbureau Food for Impact, technisch bedrijf Bodec (scheidings- en verwerkingstechnieken) en vleesvervanger-producent Vegafit (onderdeel van Bodeldijk Food Group) willen zich in een samenwerkingsverband richten op de verwaarding van eiwitten uit reststromen. In dit project wordt een nieuw samenwerkingsverband gerealiseerd dat in de keten de productie van reststromen tot en met de afzet van vleesvervangende producten omvat. Hierdoor wordt de maatschappelijk gewenste eiwittransitie een stap dichterbij gebracht. De looptijd van het project is van januari 2020 t/m juni 2020. Vanuit Aeres Hogeschool worden HBO studenten en docent-onderzoekers bij het project betrokken. Het project geeft antwoord op de haalbaarheid van het extraheren en gebruiken van eiwitten uit agrarische reststromen in vleesvervangende producten.