In Nederland zijn sinds 2000 verschillende publicaties verschenen waar de effecten van voor- en vroegschoolse educatie (vve) zijn onderzocht. Deze overzichtsstudie vat met behulp van een ‘multi-level’ meta-analyse 21 (deel)studies samen waarin ruim 50.000 kinderen zijn onderzocht in de periode 2000-2015 met in totaal 165 uitkomstmaten, verdeeld over het taaldomein (k = 46), het rekendomein (k = 26), algemene intelligentie (k = 18) en het sociaal-emotionele domein (k = 75). Het geaggregeerde effect van vve is niet-statistisch significant en is vrijwel nul (d = 0.026, standaardfout = 0.029); ook de uitkomsten voor de afzonderlijke domeinen wijken niet significant af van nul. De studie-uitkomsten zijn kleiner in vve-publicaties van recentere datum. De teleurstellende opbrengsten laten zien dat vve, ten opzichte van de reguliere groepen in de voor- en vroegschoolse periode, geen toegevoegde waarde heeft voor de ontwikkeling van het jonge kind in de Nederlandse context
De afgelopen vijftien jaar zijn in Nederland diverse studies verricht naar de uitvoering en effectiviteit van programma’s op het gebied van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De daarmee tot nu toe behaalde resultaten zijn teleurstellend. Ter verklaring voor het uitblijven van effecten is in de onderzoeksliteratuur onder meer herhaaldelijk gewezen op het belang van een goede implementatie en monitoring van het programma, op het relatief open karakter van sommige programma’s waardoor enorm veel variatie in de uitvoering ontstaat, en op het probleem om in alle opzichten goede vergelijkingsgroepen te vormen. Naast deze verklaringen wordt in dit artikel gewezen op een aantal in Nederland nog te weinig onderkende en onderzochte verklarende factoren. Het gaat daarbij om belangrijke variabelen in relatie tot schoolrijpheid (readiness for school), te weten de kwaliteit van leidster/leerkracht-kindinteracties, gedragsmatige aspecten als aanpassings- en gedragsproblemen, en het belang van gezinsstructuur en gezinsopvoeding.