In dit artikel wordt ingegaan op de snel veranderende digitale wereld. Want het stof rondom de term 'web 2.0' mag zo langzamerhand dan wel opgetrokken zijn, vragen blijven er genoeg. Welke impact hebben al die elkaar steeds sneller opvolgende ontwikkelingen nu eigenlijk op bibliotheken? In hoeverre dringt web 2.0 al door in de organisatie, in de werkprocessen, de klantbenadering en in de digitale bibliotheek? Vergt het wellicht ook een andere attitude van de bibliotheekmanager? En welke gevolgen heeft web 2.0 voor het functieprofiel van de informatiespecialist? Vragen als deze en nog meer, worden in dit artikel verder uitgediept.
DOCUMENT
Over the past 15 years the Web has transformed the ways in which we search for information and use it. In more recent years, we have seen the emergence of a new array of innovative tools that collectively go under the name of 'Web 2.0', in which the information user is also increasingly an information producer (i.e., prosumer), by sharing or creating content. The success of Web 2.0 tools for personal use is only partially replicated in the professional sphere and, particularly, in the academic environment in relation with research and teaching. To date, very few studies have explored the level of adoption of Web 2.0 among academic researchers in their research and teaching activity. It is not known in what way how and how much Web 2.0 is currently used within research communities, and we are not aware of the drivers and the drawbacks of the use of Web 2.0 tools in academia, where the majority of people is focused either on research or on teaching activities. To analyse these issues, i.e. the combined adoption of Web 2.0 tools in teaching and research, the authors carried out a survey among teaching and researching staff of the University of Breda in The Netherlands. This country was chosen mainly because it is on the cutting edge as far as innovation is concerned. An important driver in choosing the Breda University's academic community was the fact that one of the two authors of this survey works as senior researcher at this university. The purpose of our survey was to explore the level of adoption of Web 2.0 tools among the academic communities. We were interested in investigating how they were using these tools in the creation of scientific knowledge both in their research and teaching activity. We were also interested in analysing differences in the level of adoption of Web 2.0 tools with regard to researchers' position, age, gender, and research field. Finally, in our study we explored the issue of peer reviewing in the Web 2.0 setting. In particular, we investigated whether social peer review is regarded by researchers as a viable alternative to the current closed peer review system (single-blind or double blind). We approached about 60 staff members, but only 12 faculty members completed the survey fully. This means that our results can only be regarded as exploratory, but we still believe that they represent a complementary perspective with respect to previous studies.
LINK
In dit stuk gaan we zien wat Web 2.0 is, de invloed ervan op projectmanagement en meer specifiek op de wijze waarop ICT-projecten volgens de principes van Web 2.0 zouden kunnen worden uitgevoerd. Daarbij kijken we uiteraard ook naar de veranderende rollen van degenen die vaak betrokken worden in dergelijke projecten; natuurlijk de projectmanager zelf, maar ook ontwikkelaars en, typisch Web 2.0, de gebruiker. Tenslotte komen een aantal project management 2.0 applicaties aan bod, maar laten we beginnen met de elementaire zaken.
DOCUMENT
Als invulling voor de City Deal Kennis Maken willen de gemeente Leeuwarden en de onderwijsinstellingen (MBO, HBO en WO) in nauwe samenwerking met bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen hun krachten bundelen voor het oplossen van relevante vraagstukken. De stad heeft gezien de rurale context in Noord-Nederland een brede definitie, onder het motto “De Stad als campus, de regio als proeftuin”. De uitgangspunten zijn: - Er wordt in eerste instantie gewerkt aan thema’s en uitgangspunten vanuit de Kennisagenda Fryslân die vanuit het Hoger Onderwijs Akkoord Fryslân, naar een innovatieve en lerende regio is opgesteld, - De uitdagingen worden aangepakt vanuit een multi-disciplinaire en multi-level (MBO, HBO en WO) aanpak. - De activiteiten vinden zoveel mogelijk plaats in zogenaamde living labs . - Het Innovatie Pact Fryslân, een samenwerkingsverband tussen het Friese hoger onderwijs, het beroepsonderwijs, het bedrijfsleven, de provincie Fryslân en de F4 gemeenten en Hoger Onderwijs Akkoord Fryslân overleg (zie figuur 2) als strategisch platform inzetten. In algemene zin de activiteiten die in dit kader uitgevoerd gaan worden zijn: 1. Het aanstellen van een kwartiermaker/ kennismakelaar die maatschappelijke vraagstukken in kaart brengt en kan koppelen aan de partners. 2. Als pilot, het inrichten van een aantal living labs op basis van een multi-disciplinaire- en multi-level aanpak. Studenten van meerdere kennisinstellingen en verschillende opleidingen zullen hieraan deelnemen om meerdere invalshoeken te krijgen om de maatschappelijke uitdagingen aan te pakken. Als hoogtepunt zal er een groot inspiratie-event georganiseerd worden (“Fryslân breekt uit”). 3. Het opstellen van een gezamenlijke living lab agenda, waarin gewerkt wordt aan de afstemming en uitvoering van de living labs. NHL Stenden Hogeschool zal als penvoerder optreden en met de gemeente Leeuwarden als consortiumpartners aan te merken. Daarnaast zullen de O3 partners (onderwijs/onderzoek/ondernemers) verenigd binnen het IPF een belangrijke rol krijgen voor afstemming, maar ook in de uitvoer.
-Chatbots are being used at an increasing rate, for instance, for simple Q&A conversations, flight reservations, online shopping and news aggregation. However, users expect to be served as effective and reliable as they were with human-based systems and are unforgiving once the system fails to understand them, engage them or show them human empathy. This problem is more prominent when the technology is used in domains such as health care, where empathy and the ability to give emotional support are most essential during interaction with the person. Empathy, however, is a unique human skill, and conversational agents such as chatbots cannot yet express empathy in nuanced ways to account for its complex nature and quality. This project focuses on designing emotionally supportive conversational agents within the mental health domain. We take a user-centered co-creation approach to focus on the mental health problems of sexual assault victims. This group is chosen specifically, because of the high rate of the sexual assault incidents and its lifetime destructive effects on the victim and the fact that although early intervention and treatment is necessary to prevent future mental health problems, these incidents largely go unreported due to the stigma attached to sexual assault. On the other hand, research shows that people feel more comfortable talking to chatbots about intimate topics since they feel no fear of judgment. We think an emotionally supportive and empathic chatbot specifically designed to encourage self-disclosure among sexual assault victims could help those who remain silent in fear of negative evaluation and empower them to process their experience better and take the necessary steps towards treatment early on.
Het DIEET project onderzocht hoe de eerstelijns diëtetiek effectief en toekomstbestendig zou kunnen zijn: meetbaar en stuurbaar. In het project is onderzocht wat de succes- en faalfactoren zijn in het handelen van de diëtist tijdens het eerste consult met een patiënt. Door observaties van 605 consulten bij 237 diëtistenpraktijken in heel Nederland zijn potentiele predictoren in kaart gebracht. Op basis van deze predictoren (zoals bijv. een directieve houding van de dietist tijdens het consult) en het vaststellen van een effectieve behandeling na 9 maanden is een model ontwikkeld. Het model bleek echter minder eenvoudig dan gedacht, en de verklaring daarvoor is eigenlijk wel eenvoudig: diëtetiek is MAATWERK. Zo bleek bijvoorbeeld dat bij oudere mannen de directieve houding van de diëtist wel samen gaat met een effectieve behandeling, bij jonge vrouwen werkt motivational interviewing beter. Dit is voor de diëtetiek (en volgens onze voorzichtige inschatting ook andere beroepsgroepen) volstrekt unieke informatie. Deze resultaten hebben we nog een keer kwalitatief met de Stuurgroep van het RAAK-MKB project DIEET besproken en unaniem besloten dat de impact van dit product (model) voor de praktijk heel groot is. Deze nieuwe inzichten zullen ook verwerkt worden in de nieuwe druk van het boek (landelijk lesmateriaal diëtetiek opleidingen) dat is ontwikkeld (Neelemaat F, Ozturk H, Weijs P. Kritisch Redeneren in de Diëtetiek; bol.com). Het ontwikkelde model bleek door het maatwerk fors ingewikkelder dan vooraf ingeschat. Dit model kan echter in een web-based applicatie worden ingebouwd en de predictoren kunnen worden ingevoerd. Met deze applicatie kan bij elke diëtetiek (paramedische) stage en bij elke diëtist professional een scan worden gedaan op effectief handelen. Bij de studenten zal een relatie worden gelegd met het stagecijfer en bij de professionals met de effectieve behandeling na 9 maanden. Implementatie van de webbased applicatie in de eerstelijns diëtetiek praktijk zal meteen breed worden ingezet. Echter onderdeel van deze aanvraag is een interventie en controle groep, waarbij de interventie groep wel feedback krijgt op basis van de score en de controle groep niet. De snelle feedback (na het consult en niet pas na 9 maanden) is namelijk de sleutel tot succes. Top-up subsidie is nodig om voor het bestaande model een web-based tool te ontwikkelen en ontsluiting naar onderwijs en beroepspraktijk te bevorderen. Om in de toekomst goed gebruik van de tool door professionals, onderzoekers, studenten en docenten mogelijk te maken, is een geïntegreerde web-versie van de tool wenselijk waarin nieuwe updates eenvoudig kunnen worden doorgevoerd. Tot slot kan met Top-up de tool beter ontsloten worden voor de praktijk en voor inzet in het onderwijs door het maken van enkele goede casus beschrijvingen en het presenteren van de tool door middel van bijvoorbeeld workshops. Door Top-Up op deze manier in te zetten krijgt de doorwerking van de resultaten van het RAAK-project een flinke extra impuls.