Nederland, Zweden en Vlaanderen kregen sinds 2015 te maken met grote instroom van nieuwkomers. Hoe jonge nieuwkomers worden opgevangen in het voortgezet onderwijs (vo) verschilt sterk. Zo kiezen Zweden en Vlaanderen voor een snelle(re) integratie van nieuwkomersleerlingen in reguliere groepen. In dit artikel vergelijken Berntsen en Hajer de opvangmodellen in genoemde twee landen met het in Nederland gangbare model.
LINK
Case report. Dossiernummer 405-17-720 In deze studie onderzochten we de opzet en inhoud van professionalisering van leraren in basis- en voortgezet onderwijs aan nieuwkomers-kinderen in Zweden en Vlaanderen. Dit deden we tegen de achtergrond van zorgen in Nederland rond de kwaliteit van onderwijs aan deze doelgroep. Opleiding en van leraren maakt deel uit van deze bredere problematiek. De centrale onderzoeksvraag was: Hoe wordt in Zweden en Vlaanderen vorm en inhoud gegeven aan de professionalisering van leraren die onderwijs verzorgen aan nieuwkomers, en welke aanknopingspunten biedt dit voor Nederland? Om niet alleen de opzet van professionalisering op hoofdlijnen, maar ook de inhoud aandacht te kunnen geven, werden drie inhoudelijke professionaliseringsthema’s nader onder de loep genomen waarop vanuit de discussies rond 'Ruimte voor nieuwe talenten' (Schrijfgroep LPTN, 2017) een duidelijke scholingsbehoefte in het veld bestond: (1) de intake van nieuwkomers; (2) de verhouding tussen onderwijs in de tweede taal en de positie van moedertalen; (3) de methodiek van tweede-taalonderwijs. Het onderzoek werd uitgevoerd via een combinatie van deskresearch, interviews met sleutelpersonen uit beleid, professionalisering en wetenschap, en praktijkbezoeken. Het analysekader, tussentijdse bevindingen en eindresultaten zijn op drie momenten voorgelegd aan Nederlandse referenten die een rol spelen bij beleid, professionalisering, praktijk en wetenschap, om de betekenis voor Nederland gezamenlijk met betrokkenen te kunnen duiden.
DOCUMENT
Bijdragen aan gelijke kansen van alle leerlingen, ongeacht herkomst, welke onderwijsprofessional wil dat niet? Maar de daad bij het woord voegen vergt nogal wat. Het Nederlandse onderwijs is er ook nog onvoldoende op ingericht. Hoe lukt het leraren om een aantal inclusieve didactische strategieën in hun praktijk te beproeven? Rond deze vraag heeft het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs de laatste drie jaar samen met het lectoraat Didactiek van het Bèta- en Technologieonderwijs een vernieuwend, internationaal project uitgevoerd, het ‘Inclusive Science Education’ project (gefinancierd door NRO en Nordforsk). In deze lunchlezing nemen we jullie mee in de zoektocht. De uitkomsten zijn zowel wetenschappelijk als praktisch relevant voor opleidingen en professionalisering en voor de ambities die de HU heeft in de regionale ondersteuning. Inclusieve lespraktijk We schetsen hoe we het ontwerponderzoek met 21 basisschoolleraren in Noorwegen, Zweden en Nederland hebben uitgevoerd en hoe we steeds school- en vaktaalontwikkeling in vakonderwijs hebben ingebouwd. De leraren zijn gedurende het project gevolgd met verschillende onderzoeksinstrumenten, zoals vragenlijsten en video-opnames in de lespraktijk, en dit materiaal hebben we geanalyseerd met een multidisciplinair team van onderzoekers en opleiders. Wat hebben de leraren geleerd en hoe hebben zij inclusieve strategieën leren gebruiken in hun lespraktijk? Met concrete voorbeelden geven we een inkijkje hoe Nederlandse, Noorse en Zweedse leraren vanuit dezelfde input hun eigen onderwijs maakten. We hebben unieke beelden van leerlingen die heel natuurlijk hun Turks en Nederlands inzetten bij het leren rond het thema plantengroei. Het doorbreken van de eentalige praktijk is een heet hangijzer in het Nederlandse onderwijs, maar het voorbeeld laat zien hoe functioneel een meertalige werkwijze kan zijn. Ten slotte vatten we samen wat de analyses ons tot nu toe hebben geleerd. De komende jaren blijft ons lectoraat verder zoeken naar het gebruiken van taalverschillen en differentiëren om alle leerlingen actief tot leren te brengen.
MULTIFILE
Hoe kun je de impact van een ontwerpende aanpak op maatschappelijke opgaven versterken? Hoe kan een Programma Ontwerpende Aanpak daaraan bijdragen en wat is daarvoor nodig? Vanuit de ambitie van staatssecretaris Gunay Uslu om de inzet van ontwerp te versterken, is een pilot opgezet onder het penvoerderschap van CLICKNL om tot een meerjarig programmavoorstel te komen. Een team van ontwerpers en onderzoekers ging begin 2023 aan de slag met deze ontwerpopgave. Onze rol als onderzoekers is daarbij ook om te kijken naar wat er al is en scherper te krijgen wat we eigenlijk bedoelen als we het hebben over een ontwerpende aanpak in het kader van maatschappelijke opgaven. Maatschappelijke vraagstukken zijn complex en vaak gekoppeld aan grotere missies en transities op het gebied van o.a. klimaat, energie, landbouw en wonen. Het belang en de impact van deze transities reiken verder dan Nederland. Het zijn multinationale of zelfs mondiale vraagstukken. Wij nemen daarom een kijkje over de grens en gaan op zoek naar andere perspectieven op een ontwerpende aanpak. Hoe doen ze dat eigenlijk in andere landen? En wat kunnen we daarvan leren? Een eerste verkenning binnen ons netwerk leverde verrassende reacties op. In andere landen wordt vaak jaloers naar Nederland gekeken als het erom gaat hoe een ontwerpende aanpak en vooral ontwerpend onderzoek wordt gewaardeerd en gestimuleerd. Op onze beurt refereren wij in Nederland graag naar publicaties van de Design Council in Engeland en zijn we onder de indruk van het werk van het Danish Design Center. Is het gras dan echt altijd groener aan de overkant? Moeten we ons niet juist concentreren op hoe we elkaar aanvullen als het gaat om het samen aanpakken van maatschappelijke opgaven? We gingen in gesprek met een twaalftal onderzoekers, ontwerpers en andere changemakers die werkzaam zijn in Denemarken, Zweden, Engeland (UK) en voor de Europese Unie (EU). En we vroegen naar hun perspectieven op de waarde en rol van een ontwerpende aanpak ten aanzien van maatschappelijke opgaven. In dit stuk brengen we de gesprekken en reflecties samen om een beeld te schetsen van hoe het eraan toegaat in de landen die in onze ogen vooroplopen als het gaat om de toepassing van zo’n ontwerpende aanpak. Ter inspiratie.
MULTIFILE
Schulden kunnen voor werkzoekenden een belemmering vormen om aan werk te komen. Dit blijkt uit onderzoek van UWV. Om voor dit probleem een passende aanpak te ontwikkelen heeft UWV onderzoek gedaan naar hoe andere Europese landen omgaan met de samenhang tussen financiële problematiek en arbeidstoeleiding. Een quickscanheeft tot de volgende inzichten geleid: -In lang niet alle EU-landen hebben uitvoeringsinstellingen op het gebied van werk en inkomen een goed beeld van de schuldenproblematiek bij uitkeringsgerechtigden. Slechts 4 van de 20 ondervraagde landen kunnen de omvang van het probleem becijferen. -Over samenloop van schuldhulpverlening en uitkeringen is meer bekend. In 7 van de 13 ondervraagde landen is bekend hoe vaak deze vorm van samenloop voorkomt. -De meeste publieke uitvoerders op het gebied van werkgelegenheid en uitkeringen (PES) erkennen schulden als een belemmering voor re-integratie naar werk, behalve Noorwegen, Zweden, Cyprus en Litouwen. Maar een integrale aanpak van re-integratie en schuldhulpverlening maakt in lang niet alle landen deel uit van het armoedebeleid. -Op Europees niveau is vrijwel niets bekend over de effecten van de verschillende strategieën die de verschillende landen gebruiken. Er moet veel meer aandacht komen voor onderzoek naar de effectiviteit van de verschillende strategieën. -De aanpak van UWV, gericht op informeren, signaleren en verwijzen van mensen met financiële problemen, is in lijn met wat er elders in Europa gebeurt. Op het gebied van preventie scoort UWV hoog in Europa. -Enkele landen kennen een meer integrale aanpak van schulden en re-integratie naar werk. Die vereist een intensieve samenwerking tussen de verschillende organisaties die betrokken zijn bij schulden en re-integratie naar werk. -Het belang van werk wordt bij de schuldhulpverlening in verschillende landen ook ingezien. In deze landen kan werk zoeken een voorwaarde voor toelating tot schuldsanering of kwijtschelding van de schulden zijn.
DOCUMENT
Dit rapport is gebaseerd op uitgevoerd onderzoek in Scandinavië en Groot Brittannië naar het keuze proces van woningeigenaren bij het vernieuwen van hun verwarmingssysteem. De onderzoeken gaan in op het besluitvormingsproces dat wordt doorlopen om tot een keuze voor een verwarmingssysteem te komen. Deze kennis wordt gebruikt om een marketingcampagne ontwikkelen. De marketingcampagne is vervolgens geanalyseerd. Dit onderzoek vergelijkt de resultaten van de diverse onderzoeken en doet aanbevelingen voor Nederlandse warmtebedrijven voor de focus van hun marketingcampagne.
DOCUMENT
Donderdag 5 februari 2015 vond de eindconferentie plaats van het project ITRACT: Improving Transport and Accessibility through new Communication Technologies, als onderdeel van het Europese Interreg North Sea Region Programme. 16 partners uit Noorwegen, Zweden, Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland hebben de afgelopen 3 jaar samengewerkt aan de vraag hoe een beter vervoersaanbod gerealiseerd kan worden in perifere, dus dunbevolkte gebieden. De 16 partners bestonden uit vervoersorganisaties, vervoersautoriteiten, lokale en regionale overheden, bedrijven en kennisinstellingen. De projectleiding lag bij de Hanzehogeschool Groningen.
DOCUMENT
In het project Inclusief Natuur- en techniekonderwijs (gefinancierd door Nordforsk/NRO, looptijd van 2018 tot 2021) beproeven leerkrachten in Noorwegen, Zweden en Nederland in de bovenbouw van het basisonderwijs dezelfde, op inclusie gerichte N&T-materialen in drie modules: rond de thema’s ‘geluid’, ‘technologie (onderhoud)’ en ‘ecologie (plantengroei en kringlopen)’. De deelnemende leerkrachten krijgen professionalisering om vertrouwd te raken met de N&T-inhouden en -lesmaterialen, en om kennis op te doen over taalondersteunende strategieën die het N&T-onderwijs inclusiever kunnen maken.
LINK
Op 10 juli 2018 vond op Boerderij De Diek’n te Zeerijp in opdracht van Kenniscentrum Biobased Economy (KCBBE) van de Hanzehogeschool Groningen een schetsatelier plaats. Het atelier, dat onder leiding stond van landschapsarchitect Wim Boetze, was een pilot, beoogd om uitvoering te geven aan het Europese Interreg programma North Sea Periscope1. Hierin maken zes Noordzeelanden (Denemarken, Duitsland, Nederland, Noorwegen, Verenigd Koninkrijk en Zweden) een start voor een permanent innovatieplatform voor nieuwe duurzame ondernemersontwikkelingen (business opportunities) binnen de Noordzeeregio’s. Dit verslag is het product wat hieruit voort kwam.
DOCUMENT