Nederlandse laagveengebieden vormen voor het habitattype overgangs- en trilvenen een zwaartepunt in Noordwest-Europa. In veel van deze gebieden wordt een negatieve trend van verzuring, verdroging en vermesting waargenomen. Hoe deze systemen precies functioneren en welke bijdrage een verhoogde atmosferische stikstofdepositie heeft op de vegetatiesuccessie in kraggenverlandingen, is echter onbekend. In een OBN-onderzoek zijn 110 locaties met overgangs- en trilvenen in 21 Nederlandse laagvenen bemonsterd voor standplaatsfactoren en vegetatiesamenstelling.
DOCUMENT
In this review the knowledge status of and future research options on a green gas supply based on biogas production by co-digestion is explored. Applications and developments of the (bio)gas supply in The Netherlands have been considered, whereafter literature research has been done into the several stages from production of dairy cattle manure and biomass to green gas injection into the gas grid. An overview of a green gas supply chain has not been made before. In this study it is concluded that on installation level (micro-level) much practical knowledge is available and on macro-level knowledge about availability of biomass. But on meso-level (operations level of a green gas supply) very little research has been done until now. Future research should include the modeling of a green gas supply chain on an operations level, i.e. questions must be answered as where to build digesters based on availability of biomass. Such a model should also advise on technology of upgrading depending on scale factors. Future research might also give insight in the usability of mixing (partly upgraded) biogas with natural gas. The preconditions for mixing would depend on composition of the gas, the ratio of gases to be mixed and the requirements on the mixture.
DOCUMENT
Inaugurele rede uitgesproken op 9 mei 2019 door Dr. J.E. (Judith) van de Mortel bij de benoeming tot lector “Gezonde plant op een vitale en duurzame bodem” aan HAS Hogeschool Venlo. De krant werd uitgegeven ter ere van de inaugurele rede. Dit deed ze op een bijzondere manier: alle genodigden gingen met een denkbeeldige tijdmachine vooruit naar het jaar 2030 waar ze Judith ontmoetten. Judith keek vervolgens terug naar het jaar 2019 en stelde dat ze hoopt dat de sector in de tussenliggende jaren bereikt heeft dat alle agrarische bodems in Nederland duurzaam beheerd worden door verschillende aanpakken te combineren. Om dit te illustreren schetste ze een beeld van hoe de agrarische onderneming er in 2030 uitziet. Met het lectoraat wil ze hieraan bijdragen. De krant is dan ook geschreven alsof het 9 mei 2030 is.
MULTIFILE
Organische stof in de bodem draagt bij aan het behoud van een goede bodemkwaliteit. Deze gids helpt om op een eenvoudige manier zelf aan de slag te gaan met organisch stofbeheer in de bodem.
DOCUMENT
Op welke manier draagt biologische landbouw bij aan een betere wereld, en welke uitgangspunten worden hierbij gebruikt? In een serie van dertien thematische factsheets gaan we hier dieper op in. Onderbouwd door wetenschappelijke literatuur geven we aan wat de meerwaarde van biologische landbouw kan zijn voor burgers, boeren en beleidsmakers. Deze keer is het thema mestkwaliteit.
DOCUMENT
Het boek Bodemraad is ontstaan vanuit een vraagstuk uit het agrarische werkveld. Er is een bedrijfsbezoek geweest bij de Gouden Boaiem te Smallebrugge. Het vraagstuk waarvoor een oplossing gezocht moet worden is als volgt: ‘Hoe kan biodiversiteit ingezet worden voor de gezondheid van het vee?’ De bodemraad is een boekje om inspiratie op te doen. Het geeft geen kant en klare oplossingen, maar geeft inspiratie voor veehouders om een nieuwe denkrichting in te slaan. Er worden verschillende problemen besproken, er wordt een samenhang tussen problemen besproken en daarnaast worden bekende en minder bekende oplossingen gegeven. Deze oplossingen kan de veehouder zelf verder uitwerken en toepassen waar nodig.
DOCUMENT
David Goldsborough, senior researcher Marine Policy en senior lecturer Kust- en Zeemanagemen, heeft onlangs zijn onderzoek over de toekomst van de pulsvisserij in de Waddenzee afgerond. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van het EVF1-project 'Uitvoeringsprogramma Brede Visie duurzame visserij in de Waddenzee'. De opkomst van het elektrisch vissen met de pulskor op garnalen laat visserijsector, maatschappelijke organisaties en overheid niet ongemoeid. De meningen over nut en noodzaak van dit vistuig zijn verdeeld. Zowel vanuit ecologische als economische overwegingen biedt de pulskor voordelen. Het gebruik van dit vistuig heeft echter ook onvoorziene economische en ecologische effecten, wat zorgt voor een debat over de toekomst van de pulsvisserij in de garnalenvisserij in Nederland. Het project 'Uitvoeringsprogramma Brede Visie duurzame visserij in de Waddenzee' wil graag een meer op feiten gebaseerd debat kunnen voeren over de toekomst van de pulskor. In dat kader heeft David de feiten over pulsvisserij in de garnalensector in een rapport bij elkaar gebracht.
DOCUMENT
Rede, in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van lector Sustainable Water Systems aan Hogeschool VHL op donderdag 12 februari 2015 door lector dr. ing. Paul J. van Eijk. De missie van het lectoraat Sustainable Water Systems (SWS) is het verkrijgen van kennis en inzicht in de praktijk van de duurzame ontwikkeling van watersystemen. Het watersysteem wordt benaderd een vanuit brongericht, gebiedsgericht en actorgericht perspectief. De (a)quadruple helix doet een beroep op onze samenleving bij de verspreiding van innovaties. Duurzame watertechnologie wordt geïntegreerd in ruimte en maatschappij om zo de ‘innovation gap’ te verkleinen. Het lectoraat SWS levert via onderzoek en onderwijs een bijdrage aan de maatschappelijke opgave van de watertransitie.
DOCUMENT
Met de slogan ‘Nieuwerwets boeren in de biologische sector’ trekt Van Hall Larensteinstudenten naar de opleiding Ad Biologische Melkveehouderij. Hiermee wordt voorzien in een duidelijke vraag vanuit deze sector naar kennis op hbo-niveau. Twee docenten (Gelein Biewenga en Ali-Jetske Hoogland) en een student (Feitze van der Hoek) vertellen wat de opleiding inhoudt.
DOCUMENT
In Nederland en omringende landen zijn in de afgelopen jaren en decennia verschillende projecten gerealiseerd rond decentrale innovatieve concepten voor afvalwaterbehandeling en gebruik van re-genwater. Om gemeenten, waterschappen en andere belanghebbenden een rationele grondslag te bieden voor keuzes m.b.t. de inrichting van de stedelijke waterketen (wel of niet decentraal, wel of niet brongescheiden), is in dit KIEM project de potentie en beperkingen onderzocht van nieuwe en circulaire sanitatieconcepten, zoals brongescheiden sanitatie en lokaal (her)gebruik van regenwater op woonwijk schaal. De vraag is wat we kunnen leren van ervaringen bij gerealiseerde projecten, en welke rationele basis er is om, met name bij nieuwbouwplannen, een trendbreuk teweeg te brengen in de richting decentrale oplossingen voor waterzuivering en waterhergebruik op wijkniveau, als al-ternatief voor de huidige, centrale systemen. Daartoe zijn negen verschillende gerealiseerde pro-jecten, operationeel op praktijkschaal, verkend aan de hand van literatuurstudie, data-analyse, inter-views, enquêtes en scenarioberekeningen. Verschillende prestatie-indicatoren, o.a. met betrekking tot terugwinning van grondstoffen, waterkwaliteit, hergebruik en kosten zijn inzichtelijk gemaakt. Bo-vendien is onderzoek gedaan naar de acceptatie van burgers m.b.t. governance structuren (top-down versus bottom-up) als het gaat om de stedelijke waterketen en diensten m.b.t. waterlevering en wa-terbehandeling.Uit dit verkennende onderzoek is gebleken dat alternatieve systemen (brongescheiden sanitatie met vacuümriolering en lokaal gebruik van regenwater) voor toiletspoeling, evt. tuin en wasmachine tot substantieel minder gebruik van drinkwater leiden. Bovendien wordt met separate inzameling en be-handeling van zwart- en grijswater de terugwinning van nutriënten (N, P, C) gestimuleerd en is er bij decentrale behandeling van grijswater jaarrond aanvoer van schoon water wat met name in droge periodes meerwaarde heeft. Daarentegen leiden systemen op wijkschaal, mede vanwege de relatief kleine schaal, tot relatief hoge financiële kosten, d.w.z. in vergelijking met de kosten voor aanleg en beheer van reguliere systemen. Daarbij wordt benadrukt dat vergelijking van kleine, decentrale sys-temen met de huidige, grootschalige centrale (afval)watersystemen lastig is vanwege de relatief ge-ringe hoeveelheid data die beschikbaar is m.b.t. prestatie-indicatoren van decentrale systemen. We kunnen daarom slechts voorlopige en minder harde uitspraken doen over een aantal prestaties van decentrale concepten, bijv. m.b.t. waterkwaliteit. Bovendien is de beoordeling van prestatie-indicato-ren problematisch vanwege ongelijksoortigheid. De huidige grootschalige systemen zijn goeddeels uit-ontwikkeld (innovatie was gericht op kostenefficiency), terwijl decentrale, nieuwe vormen van sani-tatie nog volop in ontwikkeling zijn, met duurzaamheid als drijfveer.Aandachtspunten en vragen liggen met name op het gebied van governance. In de huidige inrichting en organisatie van de waterketen zijn de verantwoordelijkheden, beleidsontwikkeling en operatie in-stitutioneel geborgd en sectoraal verdeeld (waterbedrijf, gemeente en waterschap). Nieuwe vormen van sanitatie en gebruik van regenwater op wijkschaal brengen de noodzaak tot vergaande samen-werking en nieuwe vraagstukken met zich mee.Om de prestaties van grootschalige, centrale systemen m.b.t. afvalwaterbehandeling en watervoor-ziening beter te kunnen vergelijken met decentrale systemen op wijkschaal wordt aanbevolen om gelijktijdig te innoveren op beide schalen, waarbij de innovatie (ook op grote, centrale schaal) gericht is op klimaatadaptatie en aansluiting bij de circulaire economie. Belangrijk daarbij is langjarige data-verzameling en monitoring, zodat de integrale prestaties van concepten en systemen kunnen worden gevolgd, beoordeeld en verbeterd, in de context van integrale duurzaamheid. Daarnaast wordt aan-bevolen om, indien mogelijk, decentrale (afvalwater)systemen op wijkniveau op te schalen naar een grootte van minimaal 3.000 inwoners, om het (op berekeningen gebaseerde) veronderstelde break-evenpoint (kosten decentraal vergelijkbaar met grootschalige, centrale systemen) in de praktijk te ve-rifiëren. Gerealiseerde projecten, bijv. Reitdiep in Groningen of Waterschoon in Sneek, kunnen wor-den benut voor verdere innovatie gericht op kringloopsluiting en circulaire economie.
DOCUMENT