Het is common knowledge dat feitelijke onveiligheid en onveiligheidsbeleving niet zonder meer hetzelfde zijn. In de beleving van onveiligheid spelen allerlei factoren een rol die verder gaan dan de concrete problemen van criminaliteit, overlast en antisociaal gedrag. Dat maakt het een lastig te duiden fenomeen, voor de wetenschap, maar ook voor de politiek. En dat terwijl onveiligheidsbeleving een grote rol speelt in het maatschappelijk debat. Politici zijn doodsbenauwd onvoldoende gehoor te geven aan de roep om veiligheid. Ook in overheidsbeleid is men meer gaan koersen op de maatschappelijke onveiligheidsbeleving (Van den Herrewegen 2011). Het valt echter te betwijfelen of men deze gemakkelijk kan beïnvloeden (Terpstra en van der Vijver 2005). De culturele dimensies van onveiligheid, zoals”angsten, wantrouwen, emoties, behoefte aan vertrouwen en bescherming” (Terpstra 2009, p. 123) verander je niet zo snel. Onveiligheidsbeleving lijkt met andere woorden een referentiepunt zonder vaste coördinaten, en dat maakt het koersen erop tot een hachelijke zaak. In het wetenschappelijk onderzoek zijn tal van factoren in kaart gebracht die een rol spelen in de beleving van onveiligheid, zoals eerdere slachtofferervaringen, omgevingsfactoren en persoonlijkheidstrekken (bijvoorbeeld Hale 1996). Er is echter kritiek op deze voornamelijk kwantitatieve onderzoekstraditie omdat zich deze “hult in conceptuele onduidelijkheid en uitblinkt in ad-hoc operationaliseringen” (Pleysier 2010, p. 33). Het multi-dimensionale karakter van onveiligheidsbeleving maakt operationalisatie tot een complexe aangelegenheid. Ondanks de grote wetenschappelijke aandacht,“surprisingly little can be said conclusively about the fear of crime”(Ditton en Farrall 2000, p. xxi). Men zou vooral repeterend in plaats van cumulatief te werk zijn gegaan, waardoor veel lacunes in de wetenschap zijn achtergebleven (Pleysier 2010).
Doel van het onderzoek was een idee te krijgen van de factoren die mede bepalend kunnen zijn voor het beweeggedrag van mensen met overgewicht, die verder gezond zijn. Er zijn verschillende redenen die mensen kunnen hebben om te beginnen met sporten of om dat juist niet te doen. Stimulerend kan bijvoorbeeld zijn dat iemand sporten van nature fijn vindt, of omdat iemand sporten belangrijk vindt voor de gezondheid. Er zijn ook factoren die de motivatie juist in de weg staan. Bij overgewicht zou dat bijvoorbeeld schaamte kunnen zijn, of bang zijn om een blessure op te lopen. Het kan ook zijn dat iemand sowieso er weinig heil in ziet iets te doen met het feit dat hij (of zij) overgewicht heeft, omdat hij een pessimistische kijk heeft op de mogelijkheden. Deze en nog diverse andere mogelijke factoren werden meegenomen in het onderzoek.
Waar eenzaamheid onder ouderen en de bestrijding ervan al langere tijd een bekend en erkend maatschappelijk vraagstuk is, geldt dit voor eenzaamheid onder studenten niet. Pas recentelijk ontstaat er (wetenschappelijke) interesse voor dit onderwerp. Studenten die eenzaamheid ervaren lopen het risico op een verminderd welbevinden, minder goed participeren in het onderwijs (met mogelijk vertraging en/of uitval als gevolg) en hebben een vergrote kans op andere mentale problemen, zoals stemmings- of angststoornissen en lichamelijke klachten (zoals een hoge bloeddruk en diabetes). Samen met studenten en relevante partijen, zoals het studentendecanaat van de Hanzehogeschool, wordt een interventie ontwikkeld, uitgevoerd en geëvalueerd die studenten helpt eenzaamheid te bespreken en te verminderen.
Virtual Reality Exposure Therapie (VRET) is een innovatie die ervoor kan zorgen dat behandelingen van angststoornissen efficiënter en effectiever worden. Het verschil met de huidige exposure therapie is dat cliënten door middel van virtual reality worden blootgesteld aan angstige situaties, in plaats van in werkelijkheid. Hierdoor kan de exposure worden gedoseerd en geregisseerd in aanwezigheid van de therapeut. Moovd, een bedrijf dat toegevoegde waarde creëert met virtuele technologieën, wil met deze subsidieaanvraag een VR-toepassing creëren voor de behandeling van PTSS. Inclusief wetenschappelijk bewijs en onderzoek naar de commerciële haalbaarheid. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Psychotrauma Expertise Centrum PSYTREC.
Uitdagingen GGZ De uitdagingen in de GGZ zijn groot. Er zijn wachtlijsten en de uitval onder professionals als gevolg van stress en burn-out neemt toe. Daarnaast geven studenten aan dat zij onvoldoende zijn voorbereid op de praktijk, waardoor het werkveld extra wordt belast. Praktijkvraag Verpleegkundigen en dramatherapeuten (vanaf hier ‘zorgverleners’) werkzaam bij GGZ-instellingen STEVIG, VIGO en KARAKTER willen iets doen aan de werkdruk en tegelijkertijd optimale zorg voor hun cliënten blijven garanderen. Vanuit het principe van passende zorg zetten zij in op het meer rondom cliënten organiseren van zorg en slim gebruik van digitale oplossingen. Zij behandelen regelmatig cliënten met problemen rondom emotieregulatie met emotieregulatietherapie (ERT). Via ERT leren cliënten emoties zoals boosheid en agressie beter aanvoelen en onder controle houden. De zorgverleners geven aan dat ze hun cliënten vaker en zelfstandiger willen laten oefenen met ERT. Volgens hen kan een innovatieve toepassing – als verlengstuk van de behandeling met de zorgverlener – cliënten meer regie geven, het behandeleffect vergroten, de behandelduur verkorten en hun werkdruk verlagen. Innovatie Wij stellen een unieke VR-toepassing voor met realtime feedback, waarmee zorgverleners hun cliënten in staat kunnen stellen om vaker en zelfstandiger te oefenen met ERT. De effectiviteit van VR bij pijnregulatie, angststoornissen en depressie is aangetoond, maar vaak gaat het hierbij om oefenen in het bijzijn van een therapeut. Het bijzondere aan dit project is dat wij verkennen in hoeverre cliënten kunnen oefenen zónder directe aanwezigheid van hun zorgverlener. Bij dit project volgen we de principes van de CeHRES roadmap, een richtlijn voor eHealth ontwikkeling, implementatie en evaluatie. Zorgverleners leveren input, welke onze MKB-partner The Simulation Crew gebruikt om de VR-toepassing te bouwen. Vervolgens inventariseren we via een haalbaarheidsstudie in hoeverre deze gebruikt kan worden om cliënten daadwerkelijk zelfstandig te laten oefenen.