Er is vandaag de dag veel aandacht voor grootschalige veehouderij in Nederland. Er zijn ook veel vragen waar men het exacte antwoord niet van weet, wanneer gesproken wordt over bijvoorbeeld de veterinaire risico’s bij zo’n dergelijk groot bedrijf. Daar is dit onderzoeksverslag dan ook op gebaseerd. De hoofdvraag is dan ook: “Wat zijn de veterinaire gevolgen van inplaatsing van grootschalige melkveehouderij in de Veenkoloniën?” Deze vraag is lichtelijk veranderd tezamen met de opdrachtgever en daardoor is de vraag als volgt: “Wat is het verschil in veterinaire risico’s tussen één bedrijf met 1000 koeien en 10 bedrijven met elk 100 koeien?” Om deze vraag te beantwoorden wordt er in dit onderzoeksverslag gezocht naar het antwoord op vragen omtrent dierziekten, erfverkeer en preventie. Daarbij wordt ook nog rekening gehouden met het wel of niet weiden van de koeien op de 100-koeienbedrijven.
MULTIFILE
Deze focusgroep studie geeft inzicht in de redenen en motieven van vrouwen om vroegtijdig te stoppen met het geven van borstvoeding of om vroegtijdig kunstvoeding te gaan geven. De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op een kwalitatief onderzoek met 10 focusgroepen met in totaal 69 vrouwen die op het moment van het onderzoek borstvoeding gaven aan hun kind maar die vroegtijdig kunstvoeding gingen geven naast de borstvoeding (voordat de baby 6 maanden oud was), en vrouwen die borstvoeding hebben gegeven maar die op het moment van het onderzoek, voordat de baby 6 maanden oud was,daarmee waren gestopt. Het doel van het onderzoek is niet geweest om kwantitatieve gegevens op te leveren; daartoe is kwantitatief vervolgonderzoek nodig.
MULTIFILE
Vroegtijdige scheiding van melkkoe en kalf roept in de samenleving in toenemende mate vragen op over de effecten daarvan op dierenwelzijn. In de visie van de Duurzame Zuivelketen (DZK) valt de zorg voor kalveren binnen de scope van zuivelkwaliteitssystemen. Ter onderbouwing van haar beleidsvisie aangaande vroegtijdig scheiden van koe en kalf heeft de DZK in 2015 onderzoek laten doen. Dit onderzoek is uitgevoerd door het lectoraat Welzijn van Dieren van Van Hall Larenstein. Het behelst literatuur- en survey-onderzoek waarmee de stand van zaken – wetenschappelijke kennis en gangbare praktijk – rond de kwestie in kaart is gebracht. Tenslotte is door praktijkdeskundigen, onderzoekers en melkveehouders gereflecteerd op de voorlopige resultaten.
MULTIFILE
De toename en verspreiding van fake nieuws is een thema dat internationaal veel aandacht krijgt. Online informatiemanipulatie zou de verkiezingen in maar liefst 18 landen negatief beïnvloed hebben. In welke mate laten we ons beïnvloeden door desinformatie en welke strategieën helpen om weerbaarder te worden? Binnen academische kringen heerst er verdeeldheid over het effect van gemanipuleerde informatie op het gedrag. Wel heerst er consensus over het feit dat het bevorderen van digitale geletterdheid cruciaal is om de weerbaarheid tegen desinformatie te verhogen. In Nederland hebben journalistiek-educatieve organisaties DROG en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid afgelopen jaren een innovatief educatief aanbod voor diverse doelgroepen ontwikkeld gericht op het bevorderen van die digitale weerbaarheid. Zo is o.a. een game ontwikkeld, waarbij jongeren bewust fake nieuws maken om zo de werkingsmechanismen ervan te doorgronden. De game leunt op de inoculatie theorie (McGuire, 1961a, 1961b), die ervan uitgaat dat de toediening van het (nepnieuws)virus resulteert in meer antistoffen, en dus hogere weerbaarheid. Recent onderzoek door Roozenbeek en Van der Linden (2019) geeft bewijslast voor deze theorie en wijst op de positieve effecten van gamificatie. Gesteund door inzichten uit de gedragswetenschappen willen we in dit project nader onderzoeken welke interventies effectief zijn voor het verhogen van de digitale weerbaarheid tegen desinformatie bij jongeren tussen de 15 en 18 jaar. Deze doelgroep opgegroeid in het digitale tijdperk zou namelijk steeds meer moeite hebben om echt van nep te onderscheiden (Wineburg, S., McGrew, S., Breakstone, Joel and Ortega, T, 2016). Op basis van real life casestudies van DROG en het Instituut voor Beeld en Geluid zullen we een drietal interventie-strategieën testen bij de doelgroep jongeren (leeftijd 15 jaar tot 18) om zo meer gefundeerde inzichten te genereren over de effectiviteit van het aanbod en inzichten te genereren over het mogelijk verbeteren en aanscherpen daarvan.
Hooikoorts is een van de meest voorkomende allergieën. Hooikoorts wordt veroorzaakt door een allergische reactie op stuifmeel (pollen) van bloeiende grassen en bomen. Het vermijden van blootstelling aan pollen en het tijdig inzetten van medicijnen die de symptomen bestrijden zijn de beste manieren om klachten te voorkomen. Hierbij is informatie over de plaatselijke actuele aanwezigheid en de verwachting van de pollen niveaus onmisbaar. De hoofdvraag van dit project is: Leidt lokaal en persoonlijk innovatief meten van pollen tot betere diagnostiek en informatievoorziening aan hooikoortspatiënten; en geeft dit hen de mogelijkheid om een betere regie te hebben over hun klachten? Het eerste deel van het project richt zich op een nieuwe methode voor het meten van pollen. De huidige methodes zijn gebaseerd op herkenning met behulp van microscopie. Dit is zeer specialistisch en arbeidsintensief werk. Next Generation DNA Sequencing (NGS) maakt het mogelijk om de verschillende soorten pollen snel te kunnen identificeren. Deze techniek zal verder worden ontwikkeld om de in Nederland voorkomende soorten pollen zowel kwalitatief als kwantitatief te kunnen analyseren. Het tweede deel van het project richt zich op het bestuderen van de mogelijkheid om op meer plaatsen pollen te meten. Hiervoor zal een handheld pollen sampler worden doorontwikkeld en gevalideerd. Het derde deel in dit project richt zich op toepassingsmogelijkheden van de ontwikkelde methode en het betrekken van de eindgebruiker. Er wordt onder andere nagegaan welke variatie er is in de aanwezigheid pollen op verschillende tijdstippen en locaties. Ook zullen hooikoortspatiënten op de locatie waar hun klachten optreden pollen verzamelen om de relatie tussen deze klachten en de blootstelling te onderzoeken. Door de organisatie van co-creatie workshops met patiënten zullen we nagaan hoe we de informatie voor de eindgebruiker het beste kunnen vormgeven en aanleveren.