Excellentieprogramma’s staan sinds de start van het Sirius Programma hoog op de nationale onderwijsagenda. Intrinsiek gemotiveerde honoursstudenten prefereren docenten die hun motivatie voeden door autonomie-ondersteuning, gecombineerd met het bieden van structuur en verbondenheid. Deze studie richt zich op de samenhang tussen hoe een docent bepaalde aspecten in zijn/haar sociale werkomgeving ervaart en welke invloed dat heeft op zijn/haar doceerstrategie, in het bijzonder de strategie die autonomie ondersteunt. Daarnaast is ook nagegaan of de soort instelling (met of zonder Sirius subsidie) van invloed is op de autonomie-ondersteunende doceerstijl. De onderzochte hypothese luidt: het bieden van een autonomie-ondersteunende doceerstijl aan studenten in extracurriculaire excellentieprogramma’s hangt positief samen met docenten die zelf vrijheid ervaren vanuit hun sociale werkomgeving, die zelf intrinsiek gemotiveerd zijn, en die zelf een growth mindset hebben. Honoursdocenten (N = 47) van zes hogescholen hebben een digitale vragenlijst ingevuld. Correlatieberekeningen laten zien dat een fixed mindset gepaard gaat met het bieden van meer structuur, en dat het ervaren van druk vanuit de sociale werkomgeving gepaard gaat met het bieden van minder autonomie en minder structuur. De balans tussen autonomie en structuur en ervaren werkomgevingsdruk blijft een belangrijk thema voor toekomstig beleid en scholing rondom excellentieprogramma’s.
DOCUMENT
Honours studenten hebben behoefte aan een autonomie-ondersteunende doceerstijl (Núñez, Fernández, León, & Grijalvo, 2014). In het huidige onderzoek onder docenten (N = 54) van zes hogescholen is van persoonlijke (intrinsieke motivatie, overtuiging met betrekking tot ontwikkelbaarheid van intelligentie en ervaren druk) en organisatorische kenmerken (type instelling) nagegaan of zij samenhangen met het bieden van een autonomie-ondersteunende doceerstijl in extracurriculaire excellentieprogramma’s. Docenten scoren hoog op de autonomie-ondersteunende doceerstijl. Correlationele analyse laat zien dat docenten die meer overtuigd zijn dat intelligentie niet ontwikkelbaar is (mindset theorie van Dweck), meer structuur bieden. Docenten die meer druk ervaren bieden minder autonomie én minder structuur. Organisatorische kenmerken van hogescholen lijken niet direct van invloed te zijn op autonomie-ondersteuning. Onderwijs Research Dagen. Leiden. (2015, June).
DOCUMENT
Studenten verschillen in hun leervoorkeuren. Wanneer studenten meer intrinsiekgemotiveerd zijn, neemt hun welbevinden en betrokkenheid toe. Het lesgeven aan hoog gemotiveerde honours studenten stelt andere eisen aan honours docenten. Docenten geven aan te worstelen met het vinden van de juiste balans tussen het bieden van vrijheid en structuur. In deze bijdrage presenteren we de resultaten van de interviews met docenten. De onderzoeksvraag die we in deze bijdrage beantwoorden is: wat zijn de behoeften met betrekking tot vrijheid en structuur van honours en reguliere studenten om te kunnen floreren in hun studie en hoe sluiten docenten daar door hun begeleiding op aan?
DOCUMENT
In 2016 is in het Tijdschrift voor Hoger Onderwijs het artikel ‘De autonomie-ondersteunende doceerstijl in excellentieprogramma’s: de invloed van mindset, motivatie en druk vanuit de sociale werkomgeving’ verschenen. Deze blog geeft een samenvatting van dit artikel en een aantal toepassingsmogelijkheden voor docenten en opleidingscoördinatoren in de praktijk
LINK
Presentatie VELON conferentie voor lerarenopleiders 2016, 4 en 5 februari 2016.Docenten werken graag met intrinsiek gemotiveerde studenten. Vanuit de literatuur weten we dat studenten, die intrinsiek gemotiveerd zijn, een sterke behoefte hebben aan een docent die hen ondersteunt in hun autonomie, gecombineerd met het bieden van structuur en verbondenheid. Deze studie richt zich op excellentieprogramma’s. Studenten in deze leeromgeving zijn veelal intrinsiek gemotiveerd. Om een autonomie-ondersteunende doceerstijl in te kunnen zetten, is het van belang dat de docent zelf gemotiveerd is en vrijheid ervaart. Deze studie richt zich op de samenhang tussen hoe een docent bepaalde aspecten in zijn werkomgeving ervaart en welke invloed dat heeft op zijn doceerstrategie – en dan in het bijzonder de strategie die autonomie ondersteunt.
DOCUMENT
In het hoger onderwijs wordt het pedagogisch klimaat veronachtzaamd. Het concept wordt niet mee in beschouwing genomen bij onderwijsinnovatie en onderwijsonderzoek. Dit artikel definieert het concept voor het hbo en werkt het uit op basis van de Zelf-Determinatie Theorie van Ryan en Deci (2000). Zowel voor volwassen werknemers als voor jonge leerlingen geldt dat zij binnen een klimaat dat tegemoet komt aan hun psychologische basisbehoeften aan relatie, competentie en autonomie, beter presteren en een hogere mate van welbevinden ervaren. Belangrijke factor daarin is de stimulans van hun autonome motivatie. Verkennend onderzoek onder studenten en docenten van de Academie voor Sociale Professies wijst op toegevoegde waarde van het in beschouwing nemen van een pedagogisch klimaat bij het overwegen van maatregelen om studiesucces te verbeteren. Een heldere kijk op het pedagogisch klimaat kan het ondersteunen van de motivatie van studenten en zodoende het verbeteren van hun leren theoretisch en empirisch verankeren. ABSTRACT In Dutch Higher Education, no attention is being paid to the Pedagogical Climate in schools. The concept is omitted in educational research as well as in innovative practices. This article defines the concept for use in Higher Education, making use of Ryan and Deci's Self Determination Theory (2000). The performance and well-being of adult employees as well as schoolchildren improve when their basic needs of relation, competence and autonomy are satisfied. A Pedagogical Climate that does so facilitates autonomous motivation. Explorative research done among teachers and students of the Academy of Social Work indicates surplus value of taking into account the Pedagogical Climate when considering various policies aimed to improve study success. Having a clear theoretical and empirical view of the Pedagogical Climate can firmly root initiatives to support students' motivation and help their learning.
DOCUMENT
Vanuit de behoefte om theorie en praktijk meer te integreren de tweedegraads lerarenopleiding van Hogeschool Utrecht (HU) het Samen Opleiden vorm gaan geven door in samenwerking met enkele schoolbesturen leernetwerken op te zetten. Leernetwerken bestaan uit een heterogene groep studenten van verschillende opleidingsrichtingen, waarin schoolopleider en instituutsopleider gestructureerd samenwerken vanuit een gemeenschappelijke visie op opleiden. Met dit evaluatieonderzoek is onderzocht wat de meerwaarde is van het Samen Opleiden in leernetwerken, specifiek op het gevoel van welbevinden en de gepercipieerde competentieontwikkeling van studenten. Hiervoor hebben groepsgesprekken plaatsgevonden met de grondleggers, opleiders en studenten. Om inzicht te krijgen in de beoogde (door grondleggers en opleiders) en ervaren (door studenten) opbrengsten is de CIMO-logica (context, interventie, mechanisme en uitkomst) gebruikt. De heterogeniteit van de leernetwerken en vijf pijlers (koppeling theorie praktijk, positieve ontwikkelingsgerichte begeleiding, zelfsturing vanuit leervragen en intervisie, samenwerking tussen studenten en opleiders en inbreng van innovatief onderzoekend vermogen) vormen de context van de leernetwerken. Door leernetwerken heterogeen samen te stellen (verschillende opleidingen, richtingen en leerjaren) wordt voor verbreding gezorgd, wat door studenten enerzijds als verbreding wordt herkend, maar anderszijds ook als herhaling wordt ervaren. De rol van school- en instituutsopleiders zoals beoogd is om als gelijkwaardige partners te opereren in de begeleiding van het leernetwerk aan de hand van de vijf pijlers. Voor welbevinden komt zowel bij beoogd als ervaren het gevoel van verbondenheid het sterkst naar voren in een omgeving waarin studenten zich gezien en gehoord voelen. Voor competentieontwikkeling komt naar voren dat de leernetwerken zijn opgezet om studenten te helpen hun theoretische kennis in de praktijk te brengen en hen te begeleiden in hun professionele groei binnen het onderwijs. In dit rapport worden, tot slot, enkele kanttekeningen en aanbevelingen over werken vanuit concerns, het omgaan met heterogeniteit en de brede inbedding in schoolontwikkeling gegeven.
DOCUMENT
Kwartiermakers werken aan maatschappelijke betrokkenheid. Zij spannen zich in om mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking in beeld te brengen, hun verlangens te achterhalen, te verwoorden en te behartigen, niet eenmalig maar steeds opnieuw. Kwartiermakers werken aan het toegankelijk maken en zo nodig aanpassen van maatschappelijke instellingen ten behoeve van mensen die niet zomaar passen. Kwartiermakers werken aan de hand van de vraag van een individuele cliënt, maar het werken aan ruimte voor anders-zijn is ook als collectieve strategie op te vatten - ter humanisering van de samenleving.
DOCUMENT